Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 308]
[p. 308]

129 ‘Och moeder,’ seyde si, ‘moeder!

Verhalend lied. Een jonge vrouw slaat het advies van haar moeder in de wind, gaat met haar geliefde mee en raakt in verwachting.

titel lantsknecht: (rondzwervende) kerel
1,3 Een man maakt mij voortdurend het hof
1,4 Hij loopt mij voortdurend achterna
3,2 Naar zo'n raad heb ik geen oren!
3,4 goet: bezit
4,4 gedroech: heb gedragen
5,4 Waar hij vond dat het mooi was
6,1 te loone: als beloning
7-8 (In deze twee strofen is de jonge vrouw of haar geliefde aan het woord)
8,3 breyden: breien
8,4 huyvelijn: kapje
9,3 vrome: dappere
9,4 gheluwe: blonde
10,3 noten muscaten: muskaatnoten
10,4 nagelkijn: kruidnagels
11,1 fiolen: viooltjes
11,3 Dat zou wel geheim gebleven zijn
11,4 Als het kleine kindje er niet geweest zou zijn
12,2 cofferkijn: kistje
13,4 in den wijn: in de kroeg

Het is een oud verhaal dat altijd actueel blijft: een jonge vrouw die tot over haar oren verliefd is, luistert niet naar haar moeder en raakt in verwachting. Zulke gesprekken tussen moeder en dochter komen vaker voor in de West-Europese lyriek en ook in het Antwerps Liedboek (61 en 213) ontbreken zij niet. De moeder is dan de vertegenwoordigster van het ouderlijk gezag en zij is bovendien degene die uit eigen ervaring weet wat de dochter nog te wachten staat. De moeder probeert de seksuele verlangens van de dochter te temperen, maar dat is tevergeefs.

Het verhaal is in dit lied opgebouwd met zwerfstrofen als bouwstenen. Vooral de overeenkomsten met beschrijvingen in al 22 vallen op: de bijslaap (strofe 5, vgl. 22:6 (maar ook vele andere liederen)), het kind (strofe 6, vgl. 22:10), de bevestiging van stereotiepe bezigheden voor een jongen of

[pagina 309]
[p. 309]

een meisje (strofen 7-8, vgl. 22:11-12) en een dichtende ruyter of lansknecht in de afsluitende strofe van beide liederen. Ook strofe 10 is een zwerfstrofe, en geeft een omschrijving van het zoete (noten muscaten) en het bittere (nagelkijn) van de liefde (elders twee bomen, zie al 72:5 en 97:8-9). Overigens is het opmerkelijk dat in strofe 10 en 11 de bomen aan het hoofd van de geliefde staan en het hart in een koffertje aan de voeten. Mogelijk wordt hierdoor gesuggereerd dat de geliefde gestorven en begraven is (waarbij dan overigens niet duidelijk is of het om de man of de vrouw gaat).

De zwerfstrofen en vaste formules geven het verhaal een eigen dynamiek, waarbij thematiek en sfeer belangrijker zijn dan een strakke verhaallijn. De zwerfstrofen zijn van groot belang in het creatieve proces: een zanger of dichter kan bestaand materiaal gebruiken als de stapstenen van een verhaal en brengt daarbij ook altijd eigen variaties aan. Het uiteindelijke lied heeft in de afwisseling van bekende elementen en nieuwe wendingen toch een uniek profiel.

 

Met de beginregel ‘Och moeder,’ seyde si, ‘moeder! lijken we midden in een verhaal te zijn beland. Inderdaad zijn er versies waarin het gesprek tussen moeder en dochter door andere strofen wordt voorafgegaan. In Nederlandse bronnen wordt verteld dat het meisje zich door een schipper naar Keulen liet varen, waarschijnlijk tegen betaling in natura. Dat is het geval in het Handschrift van Antonis van Butevest (Leiden, na 1594). Ook in deze versie volgen op de vier gespreksstrofen allerlei zwerfstrofen, waaronder een aantal uit al 129. In een klucht uit 1648 zingt volksvrouw Modde van Gompen een tweestrofige versie van het lied, dat begint met Het voer een schipper Laveere. De schipper vrijt met een meisje in de Croon in Keulen, waarna het begin van het gesprekje tussen moeder en dochter uit al 129 volgt.

Het is goed denkbaar dat het hier niet zozeer om de oorspronkelijke verhaallijn gaat, maar dat de ‘overstap’ van het schippersverhaal naar het gesprek tussen moeder en dochter een associatieve is, net zoals de overgangen naar de latere zwerfstrofen. Dat vermoeden wordt versterkt door talrijke buitenlandse versies die een andere aanloop naar het moeder-dochtergesprek hebben. De meeste versies zijn pas vanaf de negentiende eeuw in Duitsland opgetekend en ook in de Nederlanden zijn tot in de twintigste eeuw sporen van het oude lied te vinden. In Duitsland is het meisje meestal een maaister die het hof wordt gemaakt door een ruiter, of die haar minnaar voor een ooievaar aanziet. De aanhef van die liederen is soms al uit de zestiende eeuw bekend, uit muzikale notaties zoals Ich sach mir einen blauen storchen (handschrift uit Bazel, circa 1544).

Het verband met de Antwerpse liedtekst is echter te indirect om deze met

[pagina 310]
[p. 310]

enige zekerheid op de Duitse melodieën te kunnen zingen. Uit de Nederlanden is geen specifieke melodie overgeleverd. Wel zou men het lied kunnen zingen op melodieën die met de zwerfstrofen in verband worden gebracht, zoals die van al 72 (Het viel een coelen douwe) en 97 (In oostlant wil ic varen), liederen die beide de gebruikelijke strofen van vier regels hebben. Voor de laatste pleit een verrassend argument. De enige twee contrafacten waarin Och moeder als wijsaanduiding wordt aangehaald, van de hand van de Brugse rederijker Eduard de Dene, hebben geen vier- maar negenregelige strofen, net zoals de meeste contrafacten en de ons bekende melodie van In oostlant. Al met al is dit de meest zekere melodische associatie die gelegd kan worden. Hier is de versie gebruikt uit Fruytiers' Ecclesiasticus (1565, nr. 33).

Literatuur: Van Duyse 1903-1908, dl. 1, p. 790-791; Erk en Böhme 1893-1894, dl. 1, p. 251-260; Kunst 1937, p. 125; Coigneau 1980-1983, dl. 2, p. 291-292; Deutsche Volkslieder 1982, dl. 7, p. 126-155; Rasmussen 1997, p. 163-188; Repertorium 2001, t5850, m0574; Joldersma en Van der Poel 2005.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken