Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar
Afbeelding van Het Antwerps liedboek. Deel 2. CommentaarToon afbeelding van titelpagina van Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.01 MB)

Scans (39.50 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (1.57 MB)

tekstbestand






Editeurs

Dirk Geirnaert

Louis Peter Grijp

Hermina Joldersma

J.B. Oosterman

Dieuwke E. van der Poel



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Antwerps liedboek. Deel 2. Commentaar

(2004)–Anoniem Antwerps liedboek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

191 Hoort toe, ghi slootmakers al tesamen

Ambachtelijk coïtuslied over een onvakkundige slotenmaker en zijn vakbroeders.

1,1 slootmakers: slotenmakers
1,2 ontdoen: openmaken
1,4 Als u in plaats daarvan twee schoenen zou maken
2,1 quam mi clagen: kwam bij mij haar nood klagen
2,4 Want ze had er tot op dat moment geen sleutel voor kunnen vinden
2,5 een luttel fel: wat onbesuisd
3,1 ruyter: kerel (dezelfde persoon als de ikfiguur uit 2,1)
3,2 noch naer hueren rel: precies wat zij gezegd had
3,3 Beneder mote: Onderaan mijn heuveltje
3,4 Daar moet je mijn zwelling weghalen
4,2 maken veij: smeren
4,3 Ik (nl. de slotenmaker) goot er vet in, een hele emmer
4,4 Ik, met mijn dwaze kop!
4,5 arger spel: vermoeiender spel
5,2 al heel bedarf: geheel en al versleet
5,3 daernaer: daarna
5,4 van vijlen starf: hield op met vijlen
5,5 (De uitgeputte kerel is aan het woord)
  sulc gequel: zo'n grote moeite
6,2 varinc: weldra
6,4 uut hueren ghoe: (de betekenis is niet duidelijk)
6,5 arger vel: ellendiger wijf
7,3 spitters ende brakers: spitters en ploegers
7,4 met heeten bloe: met vurige passie
8,3 een goe blancke: een goede zilveren munt (van geringe waarde)

[pagina 431]
[p. 431]

De combinatie van slot en sleutel is geknipt voor een schunnige uitleg (zie ook al 144), en in dit liedje is dat dan ook de centrale grap. Net als in enkele andere liederen (al 178, 179, 189 en 193) wordt de spot gedreven met een bepaald ambacht door de termen en benamingen van bezigheden die bij dat ambacht horen, dubbelzinnig te gebruiken (hier, naast slotken, slotel, vijl en vijlen, nog smout gieten (4,3)) en door de vakman in kwestie af te schilderen als iemand die niet opgewassen is tegen een seksueel onverzadigbare vrouw. Met de slotenmakers wordt nog extra de draak gestoken door hen goed in te wrijven dat er genoeg anderen zijn, die wel presteren, namelijk de spitters en de ploegers die het slotjesvijlen wel een fijn spelletje vinden (strofe 7). De vrouwelijke onuitputtelijkheid wordt komisch geaccentueerd in de steeds herhaalde refreinregel Vijlt mijn slotken, tgaet so wel, een regel die door het gezelschap vrolijk meegezongen kan worden. Ook de eerste en laatste strofen laten zien dat dit echt een voordrachtslied is: het gezelschap wordt opgeroepen om te luisteren en mee te zingen, en de zanger stelt het voor alsof alle toehoorders slotenmakers zijn, die zich maar moeten schamen voor een collega van hen, die het er niet goed van afbracht toen een jonge vrouw een beroep op hem deed. Het lied eindigt met een komische uitdaging aan de toehoorders: ‘als een van jullie denkt dat hij dat slotje wel kan openen, dan krijgt hij van mij wel een cent voor een paar schoenen en dan moet hij maar roepen: “er is geen beter spelletje, dan vijl-mijn-slotje, dat gaat zo lekker!”’. De eerste en de laatste strofe stellen het kopen of maken van een schoen voor als een alternatief voor seks. Iets soortgelijks komt voor in al 193:4, waar een gefrustreerde vrouw haar falende arts toevoegt dat hij maar eerst zijn schoenen moet gaan lappen. Misschien zijn deze opmerkingen over schoenen bedoeld als een omschrijving van of toespeling op impotentie. Het lied over de slotenmaker lijkt vooral de spot te drijven met mannen die altijd stoer roepen dat ze er zin in hebben, maar die er uiteindelijk niets van terechtbrengen.

 

Het slotenmakerslied is in geen enkele andere bron overgeleverd. De strofevorm is in later tijden algemeen, maar in de zestiende eeuw merkwaardig genoeg hoogst zeldzaam. Een liefdesliedje in het Darfelder liederenhandschrift (Ffreys unde ffreylych wyll yck mych halden, Nederrijngebied, 1546-1565) en een geestelijk contrafact daarop hebben deze vorm ook (beide met een refrein in de laatste regels), maar de melodie van deze liederen is niet bekend.

Literatuur: Brednich 1973a; Brednich 1976, p. 99-100 en 226-227; Coigneau 1980-1983, dl. 2, p. 269-291; Herchert 1996, p. 128-129; Repertorium 2001, t3201.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken