Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer J. van den Puttelaar, inspecteur van politie te Amsterdam, Tollenstraat 81. (Verkort.)

403. De Voorzitter: Welke is uw naam, voornaam en woonplaats?

A. Johannes van den Puttelaar, inspecteur van politie bij het hoofdbureau te Amsterdam .....

409. V. Wat kunt gij mij vertellen van de steenhouwerij van Schols? Ziet het er daar zoo ongelukkig uit?

A. Niet ongelukkiger dan in de meeste steenhouwerijen die over het algemeen

[pagina 34]
[p. 34]

open werkplaatsen hebben, die onmiddellijk aan de buitenlucht grenzen, hetgeen natuurlijk in dit seizoen niet prettig voor de werklieden is.

410. V. Zijn dus alle steenhouwerijen op die wijze ingericht, zoodat de werklieden van Schols geen bijzondere reden tot klagen hebben?

A. Er is mij geen bijzondere reden opgevallen.

411. V. Moeten de steenhouwers dus allen steeds in weer en wind werken? Geef eens eene beschrijving.

A. Niet geheel en al. De werkplaats grenst enkel aan de buitenlucht. Zij vormt, naar ik meen, een vierkant dat dus gedeeltelijk langs het veld loopt.

412. V. Dus de ééne lange zijde van de schuur is open?

A. Juist; die ééne zijde is geheel open.

413. V. En dus, wat de temperatuur betreft, zitten die menschen in de buitenlucht?

A. Ja.

414. V. En dat gebouw is met pannen gedekt, die niet heel dicht zijn?

A. Dat is mij niet in het oog gevallen.

415. V. Maar als het nu regent of sneeuwt?

A. Dan zal het misschien wel wat doorlaten.

416. V. En hoe lang is de werktijd?

A. Gewoonlijk 10 tot 12 uren per dag. Des zomers wordt er gewerkt van 5½ uur 's morgens tot 7½ uur 's avonds.

417. V. Werken zij aldus aan één stuk?

A. Uitgezonderd 1¾ uur rusttijd.

418. V. Eten zij op het werk?

A. Enkelen, die in de nabijheid wonen, zullen wel naar huis gaan om te eten; maar die veraf wonen, moeten dat op het werk doen.

419. V. Moeten de menschen, bij vriezend weêr, dus al de uren in de koude werken?

A. Ja, in dezen tijd van het jaar van 's morgens 8 uur tot het donker wordt.

420. V. Wilde Schols niet hebben dat gij met de werklieden spraakt?

A. Hij stond dit niet toe, want dit zou aanleiding geven tot opmerkingen en besprekingen met de werklieden.

421. V. Hebt gij daar soms zekeren Brusselaar gevonden?

A. Die is mij opgegeven.

422. V. Door wien?

A. Door den patroon zelf.

423. V. De patroon schijnt dus vertrouwen te stellen in dien Brusselaar?

A. Het schijnt zoo. Ook is mij opgegeven D. Polet.

424. V. Welken indruk ontvingt gij bij uw bezoek in die werkplaats?

A. Dat de werklieden het in den winter zeer hard hebben. Maar de meeste steenhouwerijen zijn open; enkele werkplaatsen, waar de fijnere steen, het marmer bijv. bewerkt wordt, zijn gesloten. Maar de bewerking van den ruwen steen schijnt in de open luchtte moeten plaats hebben, omdat anders de werklieden te veel last hebben van het stof.

Als grief werd mij gezegd dat in het algemeen in de steenhouwerijen jongens beneden de 18 jaren worden gebezigd, voor het vervoer van zware vrachten. Persoonlijk heb ik dit niet gezien; een meesterknecht van de steenhouwerij aan het Oentgenspad heeft het mij verzekerd, met de mededeeling dat het geschiedt om een knecht uit te winnen, daar waar het financieele op den voorgrond staat; allicht wordt daardoor een sjouwerman uitgewonnen. Die jongens moeten zwaar geladen wagens voortduwen of trekken.

425. V. Worden zij niet gebruikt voor het lichten van steenen?

A. Voor zoover ik weet, neen.

426. De heer Van der Sleyden: De getuige heeft gesproken van den invloed van het weder op de werklieden in de steenhouwerijen; hij acht dien invloed nadeelig, zoodat de menschen lijden aan rheumatiek en andere zulke kwalen; maar is het stof van de steenen niet veel meer de oorzaak van hun minder gezonden toestand? Ik meen dat juist door het stof het steenhouwen minder goed voor de werklieden is, en dat zij hierdoor invalide worden?

A. Mij is daaromtrent niets bekend. Wel kwam het mij voor dat zij van den invloed van het weder, ten gevolge van het werken in de open lucht, konden te lijden hebben. Ik heb dan ook gevraagd of men hun des winters niet in besloten plaatsen kon laten werken. Doch men antwoordde dat zulks niet

[pagina 35]
[p. 35]

kon om het stof. Hadden zij behoorlijk verwarmde werkplaatsen, dan zouden zij wellicht minder te lijden hebben van rheumatisme.

426. De Voorzitter: Onder de door u geïnspecteerde fabrieken, behoort ook de Koninklijke fabriek van stoom- en andere werktuigen. Hoe zijn uwe bevindingen daar geweest?

A. De meeste werkplaatsen zijn zeer groote lokalen, en naar ik meen zijn er maar twee lokalen op de bovenverdieping gelegen: de modelmakerij en de draaierij. De werkplaatsen zijn nogal groot, en de machinerieën zijn nogal tamelijk ver van elkander geplaatst. De werkplaatsen op de bovenverdieping zijn twee gebouwen, en hebben door een brug met elkander gemeenschap; er zijn bovendien twee trappen, van ruim twee M. breedte, die wel wat afgesleten, maar voldoende zijn, die naar de modelmakerij voeren.

428. V. Gij vertelt dit kennelijk met het oog op brandgevaar. Maar zijn u ook eenige zaken opgevallen, die in die fabriek schadelijk op de gezondheid der werklieden konden werken. Zijt gij bijv. op de modelmakerij geweest? Hoe zag het er daar uit?

A. Dat lokaal is 250 M. hoog tegen de balken, die nogal kolossaal zijn gemeten.

429. V. Is het groot?

A. Ja, het heeft naar schatting eene breedte van 6 M. en eene lengte van 30 M. ongeveer. De werklieden zijn aan verschillende banken gezeten. Er zijn er, die daar 30 en 40 jaar werkzaam zijn; o.a. werkt de baas Koffieberg, mij persoonlijk bekend, er reeds bijna 50 jaren.

430. V. Uwe meening berust dus op een feit, dat, afgescheiden van dit onderzoek, door u uit eigen ondervinding opgemerkt is? Is die Koffieberg iemand dien gij af en toe spreekt?

A. Neen, ik ken hem alleen uit mijne jeugd. Wij beiden woonden toen op de Eilanden.

431. V. Hebt gij er nooit iets van gehoord dat die werklieden op de modelmakerij het niet lang uithielden?

A. Neen, bij den heer Van der Made heb ik geïnformeerd of ook hem iets van dat gerucht ter oore was gekomen. Hij zeide mij dat in den tijd van zijn beheer zich slechts twee sterfgevallen hadden voorgedaan, dat een man van 70 jaren wegens totale lichaamsverzwakking ontslagen was, en dat men in het algemeen gedurende 40 of 50 jaren arbeidde.

Die Koffieberg is een man, die er tamelijk gezond en welgedaan uitziet.

432. V. En is die daar de chef?

A. Ja. Hij is daar als jongen gekomen en heeft achtereenvolgens alle rangen doorloopen.

433. V. Gij gelooft dus niet aan het zeggen, dat op die modelmakerij de menschen niet ouder zouden worden dan 40 of 45 jaren?

A. Neen.

434. V. Zijt gij ook bij Rinkel geweest?

A. Ja. Dat is eene metaalgieterij.

435. V. Die was niet zeer welwillend om u toe te laten?

A. Dat ging aanvankelijk schoorvoetend.

436. V. Het was daar niet mooi, wel?

A. Neen. De firma bestaat uit vier broeders. Op mijne vraag om de fabriek eens te mogen zien kreeg ik ten antwoord, dat dit niet noodig was. Indien burgemeester en wethouders wat weten wilden moesten zij zich maar schriftelijk tot de firma wenden; als deze wat weten wilde, moest zij dat ook doen. Toen ik er echter op wees dat ik van een en ander rapport moest maken en dat eene weigering om de fabriek te zien toch een vreemd figuur zou maken tegenover de houding van andere fabrikanten, die mij allen welwillend ontvangen hadden, gaf hij ten slotte toe dat ik de fabriek mocht zien op een tijd, dat de vier firmanten aanwezig waren. Tot het beantwoorden der vragen achtte hij alléén zich niet gerechtigd. Zij zouden dan wel eens beraadslagen over de wijze waarop zij de vragen zouden beantwoorden.

437. V. Hoe zagen de lokalen er uit?

A. Niet netjes. Het is wel eene gieterij, maar ik heb andere gieterijen gezien waar het niet zoo vuil was.

438. V. Het zijn een soort van kelderachtige gewelven, niet waar?

A. Ja.

439. V. Werken er veel menschen?

A. Ik ben niet bekend met het getal zijner werklieden.

[pagina 36]
[p. 36]

440. V. Wat is in het algemeen de indruk van hetgeen gij in de laatste weken gezien hebt? Werd er te veel van de menschen gevergd, werd er te zwaar en te lang gewerkt?

A. Wanneer de werklieden te lang moeten werken, is het hoofdzakelijk hun eigen schuld. De werkdagen worden tegenwoordig zoo min mogelijk gesteld. Wanneer er drukte is, wordt er natuurlijk gevraagd om te mogen overwerken.

441. V. De werklieden doen dit dus op eigen verlangen?

A. Ja, maar de patroons laten zoo min mogelijk overwerken, omdat dan het werk den volgenden dag veel minder goed is.

442. V. Het overwerken wreekt zich dus op het werk van den volgenden dag?

A. Ja, de patroons laten liever niet overwerken, omdat het product minder goed wordt den volgenden dag.

In de fabriek van Belder heb ik gemerkt, dat er een ketel stond voor kopergieten. Die ketel stond in de smederij; dit is zeer ongezond, dit is mij gebleken, hoewel er niet gesmolten werd, toen ik er mij bevond.

443. V. Zijt gij in de lettergieterij van Tetterode geweest?

A. Ik heb er een loodaschbranderij gevonden, maar die was niet meer in werking.

444. V. Hebt gij de lettergieterij niet gezien?

A. Die heb ik niet gezien.

445. V. Hebt gij verder ook den indruk gekregen, dat veel aankomende jongens en meisjes en jonge vrouwen worden gebezigd?

A. Neen, die fabrieken heb ik niet in hoofdzaak bezocht.

446. V. Die vielen niet in uw werkkring?

A. Neen, alleen de stoomwerktuigenfabriek en enkele andere.

447. V. Maar, niet veel?

A. Neen, de sterkte-staten heb ik reeds ingezonden, onder anderen van de Koninklijke Fabriek.

448. V. Maar bij de andere door u bezochte fabrieken en werkplaatsen hebt gij dat niet aangetroffen?

A. Neen, wel bij enkele kleine patroons, meubelmakerijen, enz. Daar heb ik toestanden aangetroffen die verbetering behoefden.

449. V. De meubelmakerijen op den Zeedijk behoorden niet onder uw ressort?

A. Neen, maar ik heb onder anderen op de Lindengracht eene werkplaats bezocht waar het allerakeligst riekte.

450. V. Maar dat was een eigen zaak, niet waar?

A. Ja, maar ik zag ook die van Siebenlist.

451. V. Daarover wenschte ik u eens te spreken. Die patroon werkt voor eigen rekening?

A. Ja, met 3 of 4 knechts.

452. V. Daar is het naar uw oordeel niet te best?

A. Neen, het is een laag zoldertje. De beide trappen die toegang geven zijn allerellendigst, bijna niet begaanbaar. De ventilatie laat veel te wenschen over; 's zomers wordt die verkregen door het uitnemen van een paar pannen.

453. De heer Heldt: Houdt de man daar nog niet vee ook?

A. Ja, kippen, duiven en dergelijke.

454. De Voorzitter: Hebt gij bij uwe inspectie kunnen bemerken dat er veel misbruik van sterken drank gemaakt wordt?

A. Neen, dat heb ik niet bemerkt. Slechts in een geval heb ik daarvan iets gehoord. Toen ik de spiegelfabriek van Vorstenberg bezocht was het toevallig Maandag en de eigenaar verzekerde mij dat vele werklieden hun toestand zeer konden verbeteren door minder sterken drank te gebruiken. Van hem vernam ik dat er werklieden zijn die ƒ 18 à ƒ 20 per week verdienen, waarvan ƒ 6 à ƒ 8 naar de kroeg gaan. Het misbruik schijnt voornamelijk onder de spiegelmakers te heerschen.

455. V. Gij zeidet dat de dag waarop gij die fabriek bezocht een Maandag was, Hoeveel werklieden waren er toen tegenwoordig en hoeveel ontbraken er?

A. Zijne geheele sterkte bedraagt veertig boven de 18 en tien daar beneden. Daaraan ontbraken zeker een tiental des Maandags. Naar mij werd verzekerd, moet dit ook het geval zijn op andere spiegelfabrieken. Een groot gedeelte der werklieden maakt misbruik van sterken drank. Door een der patroons werd mij een strafmiddel mede-

[pagina 37]
[p. 37]

gedeeld, dat hij daartegen toepast. Hij zorgt steeds een voldoend getal werklieden voorhanden te hebben, om niet den indruk te geven dat hij om werkvolk verlegen is. De werkman die zich schuldig maakt aan misbruik van sterken drank straft hij dan met twee of drie weken naar huis te sturen.

456. De heer Heldt: Mag ik vragen van welke tweede fabriek hier sprake is?

A. Het is de lijstenfabriek op de Teertuinen, van denheer Barwegen en Co.

457. De Voorzitter: Vertel mij eens in verband juist met uw laatste gezegde of gij ook gelooft dat er jenever op de fabriek zelf toegelaten wordt?

A. Ik geloof dat die zooveel mogelijk geweerd wordt.

458. V. Is u ook iets bekend van het zeer vroeg geopend worden der kroegen, in verband met het vroeg beginnen van het werk in Amsterdam?

A. Dat is bij de politieverordening geregeld.

459. V. Daarbij is de vrijheid gegeven om op zeker uur te openen; maar ik wenschte te weten of daarvan ook gebruik gemaakt wordt?

A. Dat is mij niet bekend.

460. V. Hoe is het u gegaan in de fabrieken? Beviel het onderzoek aan de patroons?

A. De meesten hadden er geen bezwaar tegen. Een enkele zeide dat hij het liever niet had, zooals in de rijtuigmakerij van Gebroeders Spijker en in de steenhouwerij van Schols. Maar over het algemeen werd het welwillend toegestaan. Eerst werd door de patroons opgave gedaan en dan vroeg ik of het mij vergund was in de werkplaats te komen tot nader onderzoek.

461. V. Ging dat buiten den patroon om?

A. Neen; eens maar is het gebeurd dat de patroon door ziekte mij niet kon vergezellen, en toen heb ik daar een man aangetroffen die mij wees op de kopersmelterij. In de timmerfabriek van Staal en Haalmeijer vroeg ik den patroon om inlichtingen, en deze zeide toen: om de onpartijdigheid, ga zelf zien in de werkplaats. Over het geheel waren de patroons nogal welwillend.

462. V. Was het werkvolk genegen om hier te komen of niet?

A. De meesten begrepen het niet. Zij hadden er wel iets over in de couranten gelezen, maar bij de meesten stond de geldelijke quaestie op den voorgrond.

464. V. Welke geldelijke quaestie?

A. Of zij vergoeding zouden krijgen voor hunne moeite.

463. V. Hebt gij ook iets bemerkt van eene vrees bij de werklieden dat wanneer zij gingen getuigen de patroon hen zou ontslaan?

A. Neen, zij verklaarden zich bereid als getuigen te verschijnen, mits de patroon het wilde vergunnen.

465. V. Wordt te Amsterdam op de naleving der wet op den kinderarbeid een speciaal toezicht uitgeoefend? Zijn bepaalde personen van de politie met het houden van dat toezicht belast?

A. Dit is mij niet bekend.

466. V. Ik bedank u voor de moeite die gij in den laatsten tijd voor het werk van onze Commissie gehad hebt en voor uwe opkomst heden.

 

J. v.d. Puttelaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam