Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van de heeren J.C. Siebenlist en Dirk Selling.

1226. V. Siebenlist, wilt gij uw naam, voornamen, ouderdom, beroep en woonplaats opgeven?

A. Getuige Siebenlist: Johan Casper Siebenlist, oud 37 jaren, van beroep beeldhouwer, wonende op de Lindengracht 107, te Amsterdam.

1227. V. Selling, mag ik hetzefde aan u vragen?

A. Getuige Selling: Dirk Selling, oud 60 jaren, van beroep meubelmaker, Lindengracht 186, te Amsterdam.

1228. V. De heeren zijn beiden bestuurders van de meubelmakers-vereeniging ‘Amstels Eendracht’ te Amsterdam, en, naar ik meen, is Siebenlist secretaris dier vereeniging.

A. Ja.

1229. V. De president is hier niet bij; maar gij hebt onder elkander gesproken en de stukken, die ge van ons gekregen hebt, in uwe afdeeling behandeld, waarop die afdeeling, na zich veel moeite gegeven te hebben om de zaak te onderzoeken, u en Selling aangewezen heeft om hierheen te gaan en bloot te leggen wat ge begrijpt dat gezegd moet worden. Is het niet zoo?

A. Getuige Siebenlist: Ja.

1230. V. Getuige Siebenlist, vertel mij eens. Gij hebt, nadat gij de stukken van ons gekregen hadt, begrepen dat de zaak goed moest worden onderzocht. Wat hebt gij toen gedaan?

A. Getuige Siebenlist: In de eerste plaats is eene bestuursvergadering belegd en besproken wat de beste wijze was om de Commissie in de hand te werken. De vergadering heeft Selling en mij benoemd om eenige werkplaatsen te bezoeken, indien het mogelijk was er in door te dringen, want dat is niet gemakkelijk. Het resultaat onzer onderzoekingen hebben wij in ons rapport opgenomen, maar wij hebben niet overal bijgezet wat er ontbrak, want het is alsof men in valschemunters werkplaatsen moet doordringen, zoo zorgvuldig houden de meubelmakers alles geheim. Soms komt men niet verder dan de woonkamer. Wij hebben getracht zooveel mogelijk zonder list achter de waarheid te kunnen komen en alleen gesproken van de werkplaatsen waarin wij hebben kunnen doordringen.

1231. V. Vertel eens, Siebenlist, welke zijn uwe bevindingen geweest? Kom eens in bijzonderheden.

A. Over het algemeen zijn de werkplaatsen zeer slecht. In de groote fabrieken is ruimte genoeg om te werken, maar daar leveren de machineriën gevaar op. Aan de reiniging wordt niets gedaan; daarvoor is veelal geen tijd. Dit geldt ook voor mijne werkplaats; niettegenstaande mijn vak veel stof geeft, wordt niets of weinig gedaan om die te reinigen. Dan zijn ook vele werkplaatsen klein, bedompt, zonder licht en lucht. Ook zijn in vele werkplaatsen de hijschtoestellen in slechten toestand.

1232. V. Siebenlist, gij zijt zelf patroon; is bij u zelf wel alles goed in orde?

A. Neen.

1233. V. Het is eerlijk van u dat gij

[pagina 102]
[p. 102]

dit zegt. Maar waarom begint gij niet in uwe werkplaats om alles in orde te hebben?

A. Vooreerst, de verdiensten laten het niet toe om er flink mee te beginnen, en ten andere heb ik slechts een gedeelte van eene woning in huur, en dat kan ik toch moeilijk verbouwen om de werkplaats ruimer te maken.

1234. V. Wij spraken nu over het rein houden der werkplaatsen; is de uwe in dit opzicht geheel in orde?

A. Neen.

1235. V. Men zegt dat gij in uwe werkplaats kippen houdt, maar dat houdt dan toch den boel niet rein?

A. Dat is waar, maar dat is zoo erg niet.

1236. V. Moogt gij dan over anderen klagen?

A. Ik heb in het algemeen geklaagd.

1237. V. Hoe zoudt gij den toestand wenschen?

A. Het best acht ik eene coöperatieve werkplaats van Staats- of gemeentewege, waar men met goed licht en voldoende ruimte kan werken; eene groote fabriek bij voorbeeld, waarvan een gedeelte kan gehuurd worden; daardoor zou aan den slechten toestand een einde komen.

Mijne werkplaats is wel niet in orde, maar zij is de slechtste niet; daar zijn er nog wel tienmaal slechter.

1238. V. Wij hebben nu dat denkbeeld gehoord en behoeven daarover niet verder te redeneeren; maar hoe verklaart gij de tegenwerking en den onwil van uw eigen vakgenooten om u toe te laten?

A. Dat zou ik moeilijk kunnen verklaren. Ik denk dat zij onwillig zijn om anderen door hunne woning in de werkplaats toe te laten. Waar wij 's morgens om half tien kwamen, brandde het licht nog in de voorkamer. De hoofdoorzaak is: de slechte inrichting en het patentenstelsel, waardoor iedereen zoo gemakkelijk mogelijk een patent kan krijgen.

1239. V. Gij zoudt willen, dat niet de eerste de beste een patent kon krijgen, zelfs wanneer het niet zeker is of hij dat betalen zal?

A. Juist. Maar dat kan niet geweigerd worden, omdat wij geen gilden-wezen meer hebben. Er zijn er ook velen, die zelfs geen patent nemen, maar voor zich zelven op eene kamer werken.

1240. V. Wordt er in uw vak veel gebruik gemaakt van jongens?

A. In het beeldhouwvak bijzonder veel, veel meer dan in het meubelmakersvak. In ons vak kan men niet bestaan zonder een of twee jongens te gebruiken om te schuren. Waar een patroon bij voorbeeld acht dagen aan werkt, zal een jongen een maand werken, maar bij vergelijking van de verdiensten, is men wel zedelijk verplicht een jongen te gebruiken.

1241. V. Met het oog op het geld bedoelt gij?

A. Ja.

1242. V. En gebruikt men in uw vak jongens van 12 tot 16 jaar?

A. Jongens van 12 jaar heb ik er niet veel bij gezien. Ik althans heb ze nooit gehad. Meestentijds zijn hetjongens van 14 tot 17 jaar.

1243. V. Moeten die jongens lang werken?

A. Dat verschilt nog al, maar in den regel niet meer dan 72 uren in de volle week.

1244. V. Er wordt door hen dus niet laat 's avonds of 's nachts gewerkt?

A. Bij de meesten niet.

1245. V. Dus voor jongens is uw vak niet het slechtste vak?

A. Neen.

1246. V. Getuige Selling zijt gij het eens met hetgeen Siebenlist heeft mede gedeeld?

A. Getuige Selling: Ja volkomen.

1247. V. Gij zijt in het meubelmakersvak werkzaam?

A. Ja.

1248. V. Hebt gij nog iets te voegen bij hetgeen door Siebenlist is gezegd?

A. Ja, ik wenschte even terug te komen op de vraag die u straks deedt aan mijn vriend Siebenlist, namelijk dat aan ons veeltijds geweigerd is werkplaatsen te bezoeken: dit ligt naar mijn inzien hierin, dat reeds het gerucht ons was vooruitgegaan dat door het Meubelmakersbond een onderzoek naar de werkplaatsen zou worden ingesteld, en dat dengenen, die wij noemen de thuiswerkers, die op een zoldertje of in een woonvertrekje of in een kelder - soms

[pagina 103]
[p. 103]

wel in natte kelders - een werkplaatsje opgeslagen hebben, de vrees bekropen had, dat wij daarin zouden doordringen, om er hen daarna wellicht uit te verdrijven.

1249. V. Gij spreekt daar van natte kelders, Stond daar bepaald water in, of waren zij alleen maar vochtig?

A. Neen, water stond er niet.

1250. V. Hoeveel van die werkplaatsen hebt gij wel bezocht. Zeker wel een honderdtal?

A. Ja, maar er zijn er nog veel meer.

1251. V. Werkt op die plaatsen, waar gij geweest zijt, de man in den regel daar alleen, of met een jongen?

A. Niet allen.

1252. V. En zijn er daaronder die met knechts werken?

A. Ja, soms met 6 of 8 man.

1253. V. In die slechte vertrekken?

A. Ja, vertrekken die er erger uitzien dan stallen, want een stal kan droog zijn en licht, maar dat zijn die hokken niet. Om maar eens te gewagen van mijn naaste buren op de Lindegracht. De eene maakt uitsluitend tafels, in den zomerdag soms met 5 knechts. Dan is er gebrek aan ruimte en moet men een gat in het dak maken waar de werkbank wordt doorgestoken, om zich zoo op het zinken plat te behelpen. Bij den tegenwoordig slechten toestand werken er minder menschen, maar alles moet toch op dien bekrompen zolder gedaan worden, wat met het oog op het stoken niet zonder gevaar is.

Een andere buur moet het beste deel van zijn woning, een opkamer, voor werkplaats gebruiken en daardoor slapen, huizen en leven in een nattig vunzig vertrek.

Men kan het den beiden bejaarden menschen aanzien, dat zij hun leven lang in zulk een nat gat hebben doorgebracht, terwijl het beste gedeelte van hunne woning ingericht is voor het werk.

1254. V. Zij werken dus zelf daar ook in?

A. Ja.

1255. V. Dit kan dus niet worden opgevat als eene exploitatie door een baas van zijn knechts. Hij zit dus zelf niet goed, terwijl zijn knechts werken in een slecht vertrek?

A. Neen, de nood dringt hen, daarom zou ik zoo gaarne zien, dat de mogelijkheid kon gevonden worden om aan de werklieden de gelegenheid te geven om tegen eene kleine tegemoetkoming een ruime, gezonde werkplaats te bekomen. Ik geloof, dat de zedelijke welvaart en de gezondheid van de werklieden en het genoegen van het gezin daardoor zeer bevorderd zouden worden.

1256. V. Uw wensch zou dus zijn, dat er algemeene werkplaatsen waren, waar een ieder eene beperkte ruimte zou kunnen vinden om zijn arbeid te verrichten?

A. Ja.

1257. V. Getuige Siebenlist, is er nog iets, dat gij zoudt willen voegen bij hetgeen gij geschreven en gezegd hebt?

Getuige Siebenlist: Wij hebben onlangs vernomen, dat in Amsterdam de Quellinusschool is opgericht, die flinke werklieden vormt. Nu hebben wij vernomen dat die school wordt gesubsidieerd door Staat, provincie en gemeente. Wat ons echter niet aangenaam heeft gestemd is, dat zij tevens optreedt als concurrent tegenover de patroons. Wij meenen dat de beste bedoelingen die bij de Regeering hebben voorgezeten, toen deze school werd opgericht, weder in het water vallen door deze concurrentie. Wij wenschen die concurrentie niet, evenzeer als wij altijd hebben gevochten tegen het werk in de gevangenissen. Wij meenden dat die school zeer goede, degelijke en flinke werklieden kon vormen ook als zij werkte voor een prijs die rekening houdt met de gewone concurreerende prijzen. De patroon zit nu voor alle lasten en zorgen, terwijl de Quellinusschool nu eerst patent heeft aangevraagd, na ik weet niet hoelang zelfs zonder dat te hebben gewerkt. Dat zijn zaken die ons niet aangenaam zijn.

1258. V, Nu, gij hebt uwe bezwaren ingebracht.

Getuige Selling wenscht gij nog iets te zeggen?

A. Ja, Mijnheer, ik zou iets willen zeggen over de handelwijze van het Koninklijk Nederlandsch Handelsmuseum. Daar is, nadat de heeren patroons geweigerd hadden aan de tweede tentoonstelling deel te nemen, eene organisatie in het leven geroepen om daar

[pagina 104]
[p. 104]

eene uitdragerij op te richten van buitenlandsche fabrikaten.

Nu meenen wij dat het Handelsmuseum, eene uitdragerij oprichtende van buitenlandsch fabrikaat en daarvoor den geëerbiedigden naam des Konings en Hoogstdeszelfs wapen gebruikende, zeer in het nadeel werkt van het Nederlandsche meubelmakersvak.

Getuige Siebenlist: Wij zouden ook nog gaarne zien dat er rekening gehouden werd met den in- en uitvoer. Ik heb een Duitsch toltarief ontvangen, waaruit blijkt dat daar de berekening per kilo plaats heeft. Ware het nu mogelijk om de berekening bij invoer te regelen naar die bij den uitvoer en per kilo, dan zou er waarschijnlijk een groote verbetering plaats hebben.

In de tweede plaats wensch ik te wijzen op den smokkelhandel in meubels. Van verschillende personen heb ik daarvan voorbeelden vernomen. Zoo verzendt men pianino's, die men tegen lagen prijs aangeeft en waarvan na benadering door de kommiezen blijkt, dat het mechaniek ontbreekt.

Een ander stuurt bij voorbeeld 3, 4, 6 piano's tegelijk. Volgens het oordeel der ambtenaren zijn zij te laag aangegeven en worden zij dus benaderd. Maar een paar dagen daarna zendt dezelfde fabrikant weder een 12 piano's tegelijk, en nu durven de ambtenaren niet weder aanhalen en voor de risico staan. De piano's voor wellicht een derde van de waarde aangegeven, gaan dan toch door. Ik deel dit als gerucht mede, officieel kan ik het niet zeggen.

1259. V. U wilt dus, strengere toepassing van de wet om beter de inlandsche nijverheid te kunnen beschermen?

A. Ja.

1260. V. Zoudt gij bezwaar maken om namen te noemen, om een paar werkplaatsen op te geven die naar uw oordeel het slechtst zijn ingericht?

A. Volstrekt niet. Men heeft dan de werkplaats van den heer Kolder. Tuinstraat 104; van Meijer, Lindegracht 140; van Schoenmaker, Baangracht bij de Westerstraat; Van Putten, Wagenstraat, hoek 's Gravensteeg.

1261. V. Dus dat zijn almede de ergste. Kunt U ook nagaan wat de quaestie is met de werkplaats in de Haarlemmerhouttuinen?

A. Getuige Siebenlist: Dit was de werkplaats waar wij niet konden toegelaten worden. Zoo oppervlakkig echter gezien, bestond daar niet de minste ventilatie; geen enkel raampje, niets dan hier en daar een glazen dakpan.

1262. De heer Heldt: Getuige Siebenlist heeft verklaard, dat in de meeste werkplaatsen waar de patroons zelf medewerken vier à zes werklieden zijn. Is het nu te veel gezegd, wanneer men beweert dat de hulp waarvan die patroons zich bedienen meer jongens zijn dan werklieden?

A. Getuige Siebenlist: Ik zal u zeggen hoe dat komt. De kleine patroons krijgen meer jongens omdat dezen op de fabrieken geen vak leeren, en daar meestal niets anders dan krullenjongens worden.

1263. V. En die jongens werken gelijken tijd als de werklieden?

A. In den regel wel even lang.

1264. V. En welke is die werktijd?

A. Men begint om 6 en eindigt om 8 of 9 in den zomer.

1265. V. En is er van tijd tot tijd overwerk?

A. Dat komt zooveel niet voor; maar bij Wegenaar op de Lindegracht 184 wordt geregeld tweemaal 's weeks, Donderdags en Vrijdags, gewerkt.

1266. V. Wordt aan de jongens gelegenheid gegeven om des avonds de teekeninrichtingen enz. te bezoeken, of zijn er gevallen dat de patroons het verlof daartoe weigeren?

A. Dit wordt in den regel geweigerd, omdat de teekenscholen te vroeg beginnen. In den winter begint de dag laat en dus moet de werkman zien zooveel mogelijk te verdienen. Als de teekenschool een uur later begon zou eene groote grief van de patroons vervallen zijn. En ook voor de jongelieden is het lastig. Als zij om 7 uur op de teekenschool moeten komen, terwijl zij anders tot 9 uur doorwerken, gaan verscheidene uren per week verloren.

Daaraan zouden de teekenscholen te gemoet kunnen komen door de lessen te doen beginnen in plaats te 7 te 8 uren.

1267. V. Meent gij dus dat het gemis

[pagina 105]
[p. 105]

der gelegenheid om de teekenscholen te bezoeken niet te wijten is aan den langen werktijd maar aan het vroeg aanvangen der lessen?

A. Ja.

1268. De Voorzitter: Wat maakt die Wegenaar op de Lindegracht, die twee nachten in de week werkt?

A. Getuige Selling. Vierkante schuiftafels.

1269. V. Gebeurt dat nachtwerken altijd?

A. In den regel in den zomer. Maar in den afgeloopen nacht heeft hij ook gewerkt.

1270. V. Die man verdient dus goed geld?

A. Dit zou ik niet durven zeggen.

1271. V. Werkt die man dan zoo goedkoop?

A. Vele werklieden zijn op dit oogenblik broodeloos. De nood dwingt due om alles aan te vatten. Velen gaan in een kelder, op een zolder of in hunne eigene woning voor zich zelven werken met of zonder patent. Heeft hij op die wijze wat gereed gemaakt dan tracht hij zijn werk te verkoopen. Zulk eene tafel kost in den regel f 15 of f 16, maar die worden dan verkocht voor f 13. f 12, of f 11 en zelfs nog minder. Nu kan de man tegen dien prijs voor den patroon blijven werken.

1272. V. Siebenlist, gij zijt secretaris der Vereeniging van meubelmakers; wat geschiedt ten aanzien van de oude werklieden die niet meer arbeiden kunnen?

A. Wij hebben een pensioenfonds, maar het pensioen bedraagt hoogstens f 2 in de week. Het lot der oude werklieden is in den regel dat van een afgesleten paard; de patroon ziet er af te komen, en dan is het besjeshuis de toevlucht.

1273. V. Is dat fonds door eigen contributiën bijeengebracht?

A. Ja.

1274. V. Hoe lang bestaat het?

A. 10 jaar; ik ben met de administratie belast. Het fonds heeft thans eene bezitting van f 3000 Nationale Werkelijke Schuld, terwijl ieder lid wekelijks daaraan 3 cts. contribueert.

1275. V. Werd dat fonds door de leden bijeengebracht?

A. Ja.

1276. De heer Heldt: Ik doe opmerken dat het fonds onvoldoende is om alle leden te ondersteunen; dat er jaarlijks slechts een zeker bedrag aan ondersteuning kan worden verstrekt, zoodat de oudsten eerst eene beurt krijgen en de anderen moeten wachten tot die oudsten sterven.

1277. De Voorzitter: Behalve die ondersteuning uit dat fonds, voor zoover dit strekt, gebeurt het nog al dikwijls dat de patroon zulk een ouden man ziet weg te krijgen?

A. Ik zal u daarvan een voorbeeld aanhalen. Onlangs is een man overleden, die 40 jaar bij een patroon was geweest en ƒ 12 's weeks verdiende. Toen hij daar 25, 30 en 35 jaar geweest was, werd er feest gevierd en daarvan in de couranten verslag gegeven. Van zijn patroon kreeg hij een pensioen van ƒ 10 's weeks, mits bij zijn overlijden het kapitaal weder aan de familie kwam. Hij was een flink, degelijk werkman, maar in de laatste jaren werden zijne wekelijksche verdiensten van ƒ 12 tot ƒ 8 herleid. Nu was de man wel niet van alles ontbloot, maar het heeft hem toch erg getroffen, zoodat zijn dood daaraan toe te schrijven is.

1278. Wij danken u beiden voor de gedane mededeelingen.

J.C. Siebenlist.

D. Selling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam