Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam
Afbeelding van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: AmsterdamToon afbeelding van titelpagina van De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.31 MB)

XML (1.47 MB)

tekstbestand






Editeur

Jacques Giele



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De arbeidsenquête van 1887. Deel 1: Amsterdam

(1981)–Anoniem Arbeidsenquête van 1887, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Verhoor van den heer H.J. Koster.

2792. De Voorzitter: Wees zoo goed mij uwen naam, voornamen, beroep en woonplaats op te geven.

A. Herman Johan Koster, chef in de Koninklijke fabriek van waskaarsen, Houtstraat 10, te Amsterdam.

2793. V. Gij zijt chef, maar toch niet van de geheele fabriek?

A. Pardon, van de afdeelingen, pittenimpregnatie, gieterij, wrijfkamer, kokerplakkerij, zagerij, inpakkerij en kistenmakerij.

2794. V. Over de afdeeling kistenmakerij zullen wij waarschijnlijk niet behoeven te spreken, omdat daaraan wel niets bijzonders zal zijn. Afgescheiden van deze afdeeling heeft u uitsluitend het toezicht over vrouwen, nietwaar.

A. Ja, Mijnheer de Voorzitter!

2795. V. Dat zijn voor een goed deel aankomende meisjes. Werken deze evenveel als de volwassenen?

A. Neen, Mijnheer de Voorzitter, wat de hoeveelheid van het werk betreft. Wanneer zij op den leeftijd van 12 tot 14 jaren op de fabriek komen, beginnen zij eerst na een half jaar voor goed mede te werken. Dan is er nog dit verschil, dat zij bij de kokerplakkerij langzamer leeren dan bij de andere afdeelingen.

2796. V. Gaat dit langzamer dan het gieten?

A. Jawel, Mijnheer de Voorzitter! Zij beginnen gewoonlijk met 5 cents per

[pagina 227]
[p. 227]

uur, en komen dan op 6, 7, 8, loopende tot 13 cents per uur.

2797. V. Nu spreekt gij van de kokerplakkerij?

A. En van de gieterij.

2798. V. Maar de gieterij wordt niet per uur betaald?

A. De plakkerij ook niet.

2799. V. Hoe komt het dan dat gij spreekt tot van 13 cent?

A. Dat is de berekening naar het werk bij het stuk.

2800. V. Hoe laat komen devrouwen en meisjes in de plakkerij en de gieterij?

A. In den winter te 8 en in den zomer te 7 uur.

2801. V. Zoo de meisjes als de volwassen vrouwen?

A. Ja.

2802. V. En hoe lang blijven die?

A. Tot 5. 6, 7 of 8 uur.

2803. V. Dat is in de kokerplakkerij?

A. Ja; in de andere vakken wordt het wel van 7 tot 11 uur.

2804. V. In de gieterij ook?

A. Ja.

2805. V. In de plakkerij loopt het dus het snelst af?

A. Ja.

2806. V. Wordt er wel eens 's nachts gewerkt?

A. In de gieterij wel.

2807. V. Niet in de plakkerij?

A. Neen.

2808. V. En in de wrijverij?

A. 's Nachts nooit.

2809. V. Als er 's nachts gewerkt wordt, wil dat zeggen den geheelen nacht door?

A. Van 12 tot 1 uur hebben zij schafttijd; maar dan blijven zij doorwerken tot den volgenden morgen 6 uur en blijven dien dag te huis. Vroeger bleven zij doorwerken, 36 uur achtereen, maar dat doen zij sedert langen tijd niet meer.

2810. V. Maar het 's nachts overwerken komt nog telkens voor?

A. Niet heel dikwijls, omdat het slap is.

2811. V. Komt het gewoonlijk in drukke tijden voor?

A. Neen, bij regelmatige drukte wordt met eene dag- en eene nachtploeg gewerkt Vooral als wij verlegen zijn om modellen. Wij hebben 120 machines die uit verschillende modellen bestaan. Bij de kaarsen bepalen de klanten de machines. De kaarsen worden verkocht per 100 kilo volgens modelopgaaf. De noodige machines moeten dan dag en nacht blijven staan. En dan komt het veel voor dat tot den volgenden morgen 6 uur wordt gewerkt.

2812. V. Werken dan allen in de gieterij door?

A. Neen, alleen voor de noodige modellen, voor 4, 8 soms 20 machines.

2813. V. Doen de menschen dat gaarne?

A. Gewoonlijk wordt er om gevraagd, omdat zij dan meer verdienen, 1 cent meer per kaartje.

2814. V. Als zij des nachts werken, maar den volgenden dag tehuis blijven, komen toch de arbeidsuren op hetzelfde neer, dus daardoor zouden zij niet meer verdienen. Hoe worden zij betaald?

A. Zij krijgen drie cents voor de machine en vier cents bij nacht.

2816. V. Hoe is het met de boeten?

A. Boeten worden weinig geheven. In een half jaar soms nog geen rijksdaalder over het geheele personeel; ik ben geen vriend van boeten.

2817. V. Dat komt niet uit met hetgeen die arbeidsters ons daar straks verteld hebben. Zij beweerden o a. ook dat er nog voor St. Nicolaas 36 uren aan één stuk gewerkt is.

A. Dat herinner ik mij niet.

2818. V. Bedenk wel wat gij zegt: zij hebben met hun beiden verklaard, dat er 36 uren achtereen gewerkt was; zij beschreven welk werk er gedaan was, loopende, dragende en gietende, hetgeen 36 uren aan één stuk geduurd had.

A. Alleen van Vrijdag op Zaterdag is het mogelijk dat zij, den nacht doorwerkende, dat tijdsverloop gearbeid hebben, maar dan werd die Zaterdag voor een vollen dag berekend.

2819 V. Dat is in het geval dat zij niet vóór 6 uren zijn weggegaan?

A. Neen, maar des Zaterdags kunnen zij, als zij verkiezen, blijven tot 12 uur 's middags.

2820. V. Uw antwoord was niet volkomen nauwkeurig, toen gij ons hebt medegedeeld, dat doorgaande regel was dat, als zij des nachts over waren gebleven - en ik meen dat de heer Hartogh dat ook heeft gezegd - zij dan

[pagina 228]
[p. 228]

om zes uren weggingen. Nu blijkt toch dat er voorbeelden zijn dat dit niet het geval is?

A. Dan kunnen zij om zes uur heengaan, maar die blijven wil tot het loonen kan blijven.

2821. V. Maar ik heb u niet gevraagd naar verplichtingen, maar naar hetgeen feitelijk gebeurt. Gij moet de zaken hier zeggen, zooals ze zijn. Ik heb u gevraagd of het wel voorkwam dat twee dagen en een nacht daartusschen aan één stuk gewerkt wordt. Gij hebt gezegd dat dit niet kon. Nu blijkt dat dat niet waar is?

A. Het kan gebeurd zijn dat zij des Zaterdags tot 12 uur des middags gebleven zijn, maar dan is het nog geen 36 uur?

2822. V. Maar toch een halve dag langer dan gij opgaaft, toch 30 uren?

A. Het is mogelijk, maar ik weet het niet.

2823. V. Als gij het niet weet, dan kondet gij toch straks niet pertinent tegenspreken dat het gebeurd is?

A. De regel is dat om zes uur 's morgens door den betrokken opzichter de kaarten worden ingenomen. Dan kunnen de meiden heengaan. Maar willen zij des Zaterdags tot 's middags blijven dan kunnen zij het doen.

2824. V. Hoe moet ik dat begrijpen? Mogen zij niet vroeger, niet in den nacht heengaan?

A. Neen.

2825. V. Is de gelegenheid daarvoor ontnomen?

A. Ja.

2826. V. Feitelijk worden zij dus op de fabriek gehouden?

A. Neen. Alleen als zij nà 8 uur, wanneer de nacht intreedt, nog op de fabriek zijn, kunnen zij niet meer weg vóór 's morgens.

2827. V. Gij geeft dus toe dat het inderdaad voorkomt, dat zij, behalve den nacht, nog een stuk van den dag tot 12 uur op de fabriek blijven?

A. Ja, dat is mogelijk.

2828. V. Het gebeurt dus dat zij, met een zeer onbeduidend rustuurtje tusschen in, 30 uren achter elkander in het touw gehouden worden?

A. Dat is mogelijk van Vrijdag op Zaterdag.

2829. V. Vindt gij dat niet overmatigen arbeid?

A. Dat zal ik niet tegenspreken. Zij slapen van zes uur - soms van half zes - tot acht uur.

2830. V. Op den grond?

A. Natuurlijk; maar het lokaal is behoorlijk met verwarmingsbuizen verwarmd.

Sommigen slapen ook van twaalven tot éénen.

2831. V. En dat is alles wat die menschen hebben?

Van 12 tot 1 uur krijgen zij koffie, en 's morgens om 8 uur weer.

2832. V. Is dat niet zóó in te richten dat die menschen wat beter worden behandeld? Is dat nu geen afbeulen?

A. Neen, want bij ons geschiedt dat alles vrijwillig. Overigens kan het wel anders worden ingericht, maar dat hangt van de directie af.

2833. V. En waarom gebeurt dat dan niet?

A. Dat is mijn zaak niet. Mij worden zoo en zooveel machines gegeven, met de boodschap dat het werk dan en dan af moet zijn. Hoe dat kan wordt niet gevraagd; het moet, en vandaar het nachtwerk. Maar niemand wordt gedwongen.

2834. V. Hebt gij bij de directie wel eens bezwaren ingebracht over die behandeling?

A. Neen, want tot nog toe heb ik niet gemerkt, dat iemand dat met tegenzin deed.

2835. V. Maar behooft het dan nog gezegd te worden, dat vrouwen en meisjes, die 30 uren achtereen werken met een kleine rustpooze op de planken, een hard lot hebben? Zegt uw eigen hart u dat niet? En hebt gij, dit alles wetende, nooit eens in het belang van die menschen met de directie gesproken?

A. Neen.

2836. V. Nooit, nooit? Als ik mij niet vergis, heeft de directie van morgen juist verklaard dat die manier van doen niet van haar uitgaat en dat zij het gaarne anders zou hebben; is dat zoo niet?

A. Toen ik kwam, nu drie jaar geleden, gebeurde het niet eens per week maar wel tweemaal, dat er 36 uur werd doorgewerkt.

[pagina 229]
[p. 229]

2837. V. Zoodat gij meent, dat onder het bestuur van den heer Sanches het gebeurd is, dat er tweemaal per week 36 uur gewerkt is?

A. Dat had de heer Sanches niet te bepalen, maar de directie.

2838. V. Ik vraag u, of het onder het bestuur van den heer Sanches gebeurd is, dat er tweemaal per week 36 uur is gewerkt?

A. Ja, dat weet ik uit het loonboek, dat ik overgenomen heb van mijn voorganger.

2839. V. Is met eenig overleg niet daaraan te gemoet te komen? Is het niet mogelijk eenigen voorraad van kaarsen te hebben, zoodat, wanneer er orders komen, waarbij buitengewone spoed is, die uitgevoerd worden, zonder dat dit nederkomt op den kop van de vrouwen en meisjes?

A. Dat kan niet, omdat de modellen te veel uiteenloopen; maar de directie zou meer machines kunnen plaatsen.

2840. V. Dus was er wel iets te doen. Is daar plaats voor?

A. Plaats kan men maken, door er een gebouw meer naast te zetten.

2841. V. Dus de directie heeft het, naar uw eigen zeggen, in haar hand om, door bijplaatsing van eenige machines, het nachtwerk te voorkomen?

A. Ten minste zeer te verminderen.

2842. V. Dus tot zeer buitengewone gevallen te reduceeren?

A. Juist. Ik heb het de eerste jaren nog bijgewoond, dat er driemaal in de week doorgestaan werd, en nu is juist mijn werk geweest om het zoo min mogelijk te laten doen. Sedert behoeven zij niet als zij niet willen. Het wordt hun 's middags gevraagd, of zij's nachts willen werken of niet. Weigert zoo'n meid, dan behoeft zij niet. Door dien cent meer, dien ik dan heb doorgedreven, zijn er genoeg die daarvoor willen blijven. Zij kunnen op zoo'n nacht wel f 1,50 à f 1,75 maken, als het goede gietsters zijn, en als zij een licht model kaarsen hebben twee gulden soms.

2843. V. Nu om op die boeten terug te komen, dat komt ook niet uit. Gij zegt: de boeten zijn zoo goed als niets?

A. Neen, zoo goed als niets.

2844. V. Ik zeg dit nu niet op grond van de verklaringen van die arme schepsels, die wij heden morgen hier hebben gehad en die op die wijze werken moeten. maar wij meenen toch wel te weten dat door elkander ieder van die menschen eene zekere som aan boeten iedere week op zijne rekening krijgt?

A. Neen, ik zou u mijn origineel loonboek met alle liefde willen zenden, dan zou u het zelf kunnen zien.

2845. V. Uit het loonboek zal het misschien niet blijken, maar uit het boetenboek?

A. Dat hebben wij niet.

2847. V. Op welke wijze worden die boeten geïnd?

A. De boeten in mijne afdeeling vereffen ik direct op de loonlijsten. In de kokerplakkerij als zij daar b.v. maar 900 per 1000 kokers leveren - zij worden per 100 stuks betaald, dat noemen wij een medaille - dan wordt zoo'n medaille ingehouden, maar dat komt noch op de loonlijsten noch op een boetenboek.

2848. V. Dus ik merk dat die boeteopleggingen eenvoudig op een lager looncijfer neêrkomen?

A. Neen.

2849. V. Blijkt het dan uit het totaalcijfer van de uitbetaalde loonen?

A. Zij worden door mij gestraft, als zij zich tamelijk diep vergaloppeeren, met een acht dagen verzuim.

2850. V. Dat is eene andere quaestie. Wanneer die vrouwen in iets te kort komen, dan krijgen zij zooveel minder?

A. Dat is eene vaste usantie op de gieterij, waar de vrouwen gewoonlijk 40 kaartjes verdienen en men altijd een kaartje inhoudt voor het breken, onverschillig of zij veel of weinig breken.

2851. V. Maar als zij eens veel breken?

A. Dan krijgen zij een kaartje extra minder, wanneer zij roekeloos breken.

2852. V. En als zij niets breken?

A. Dan wordt toch een kaartje ingehouden.

2853. V. En hoe gaat het met de andere boeten?

A. Ik heb geen andere boeten, uitgenomen die van de jongens, welke eene boete krijgen van f 0,25, die op de loonlijsten staat en van het loon afgehouden wordt.

2854. V. Gij hebt het toezicht over

[pagina 230]
[p. 230]

de plakkerij; wat is daar gebeurd met aankomende meisjes, die boete kregen, omdat zij te weinig knippen in het grauwe en blauwe papier gaven?

A. Te weinig geknipt - dat zou ik waarlijk niet weten. Onlangs zijn zij 1 cent per honderd opgeslagen, daarvoor moeten zij twee knippen meer maken dan vroeger. Ingeval zij die meerdere knippen niet doen, worden zij weggezonden.

2855. V. U begint dus niet met boeten?

A. Neen, wij beginnen met de slechte kokers af te keuren Als zij slechte kokers maken, verliest de fabriek het papier en zij krijgen het geld er niet voor.

2856. V. Gij beweert dus dat in uwe afdeeling bij de vrouwen boeten tot de zeldzaamheden behooren?

A. Zij komen zelden voor; natuurlijk bij een personeel van 300 menschen gebeurt het wel eens dat boeten van een dubbeltje in de eene of andere afdeeling worden opgelegd. Toen ik bij de fabriek kwam, was dit wel wat anders; toen werden er boeten van f 2,50 en f 5 opgelegd.

2857. V. Wordt er geen boete opgelegd voor te laat komen?

A. Ja, maar dit komt ook niet veel voor. Op het eerste halfuur wordt niet gelet, dat wordt wel door de vingers gezien. Wanneer de mannen daarentegen een half uur te laat komen, krijgen zij een uur korting.

2858. V. Is er een regel op het verdeelen van gietwerk, het groot en klein model?

A. Dat doen de drie juffrouwen; met al die onderdeelen kan ik mij niet bemoeien. Wel controleer ik zooveel mogelijk, dat daarbij de evenredigheid in het oog gehouden wordt, die anders wel iets te wenschen zou overlaten. Daaraan moet streng de hand worden gehouden, daar anders de juffrouwen allicht hare gunstelingen hebben. Toch blijft het altijd zeer moeilijk.

2859. V. Nu iets anders: de ondersteuning van het ziekenfonds schijnt zich voor het grootste gedeelte te bedruipen uit de boeten?

A. Neen, Mijnheer de Voorzitter.

2860. V. Dit meenen wij toch van den heer Hartogh vernomen te hebben.

A. Dit is in zijne afdeeling ook. In mijne afdeeling komt dit op de loonlijst.

2861. V. Krijgen zij ziekengeld in uwe afdeeling?

A. Ja, Mijnheer de Voorzitter.

2862. V. Gij zegt dat de aankomende meisjes, wanneer zij ziek zijn, toch haar loon ontvangen?

A. Dikwijls de helft van hetgeen zij verdienen.

2863. V. Dus niet vast. Waarvan hangt dit dan af?

A. Van de wijze waarop zij ziek worden. Wanneer zij niet ziek van de fabriek afgaan, maar 's Maandags wegblijven, zonder bewijs van den busdokter over te leggen, krijgen zij niets.

2864. V. Is dat een vaste regel?

A. Ja.

2865. V. Gij weet goed wat gij hier zegt? Het is niet twijfelachtig? Gij zegt het met stelligheid?

A. Ja.

2866. V. Is dat ziekengeld, dat gij betaalt, eene vrijwillige gift van den kant der directie?

A. De directie weet het wel. Indertijd ben ik overeengekomen om bij voorbeeld de opzichters hunne eerste en zelfs tweede en derde week hun volle loon te geven en aan de meisjes het halve loon als zij ziek worden. Als een meisje een ongeluk treft, krijgt zij het volle loon, ten laste van de afdeeling waartoe zij behoort. In zekeren zin heb ik de administratie over alle afdeelingen, waaruit de directie kan zien wat elke afdeeling gekost heeft. Voor dat werk heb ik een viertal jongelieden onder mij.

2867. V. Gij hebt ook getrouwde vrouwen?

A. Eene enkele.

2868. V. Als die bevallen moeten of bevallen zijn, blijven zij dan eenigen tijd weg?

A. Zij blijven weg zoo lang zij verkiezen, 3, 4 of 5 weken. Eene getrouwde vrouw behoeft ook nooit langer te werken dan tot half 6 uur 's avonds.

2869. V. Die vrouw Kamphuizen, die wij dezen morgen gehad hebben, werkt toch langer en zij is op de gieterij?

A. Maar zij werkt niet langer dan tot 6 uur 's avonds, tenzij het gebeurt buiten mijn weten; het is bij voorbeeld

[pagina 231]
[p. 231]

mogelijk dat zij het aan de juffrouw vraagt.

2870. V. Uit haar eigen verklaring is het gebleken dat het wel degelijk het geval is. Gij zegt dat gij de aankomende meisjes later houdt, en dat de getrouwde vrouwen nooit des nachts behoeven te werken. Laat gij dus het nachtwerk over aan de ongetrouwde vrouwen en de aankomende meisjes?

A. Er zijn ongetrouwde vrouwen van 40 jaar.

2871. V. Dus uitsluitend aan de niet getrouwden?

A. Ja, geen getrouwde vrouw behoeft ooit des nachts te werken.

2872. V. Er behoeft niet één des nachts te werken, niet waar?

A. Het wordt aan de menschen gevraagd, maar de getrouwde vrouwen verlaten te 6 uren de gieterij.

2873. V. Ik doe u opmerken, dat dit in strijd is met de gehoorde verklaringen.

A. Ik geloof het feit niet.

2874. V. Bemerkt gij wel eens iets van de fabrieksschool, waar de aankomende meisjes heengaan?

A. Zeker.

2875. V. Dat wordt voor de aankomende meisjes tamelijk moeilijk, want als er overwerk te doen is, blijkt dat gij de getrouwde vrouwen daar buiten houdt, en het overlaat aan de niet getrouwde. Dat komt dus ten nadeele van de meisjes, die naar de fabrieksschool kunnen gaan?

A. Daar zijn er maar enkelen onder, die naar de dames Berkhout gaan.

2876. V. Maar de fabriekschool is toch iederen avond?

A. De jongeren gaan tweemaal inde week daarheen.

2877. V. Bemoeit gij u er inderdaad wel eens mede?

A. Zeker.

2878. V. Gij spraakt er daareven van als van eene Zondagsschool. Het heeft er veel van alsof het geheel buiten u omgaat?

A. Neen. Het blijkt uit de kaarten van de meisjes of zij er geweest zijn, ja dan neen. Nu onlangs is er nog eene andere school van freule Hartsen geopend, waar ook een gedeelte heengaat.

2880. V. Wordt er voor de aankomende meisjes waarlijk wel gedaan, wat er gedaan kon worden ten goede? Gij erkendet daareven zelf dat het lot dier kinderen - meer zijn het niet - veel te wenschen overlaat.

A. Ja, dat wel, maar zij worden op op de fabriek beter dan wij ze krijgen. Als zij op de de fabriek komen zijn het onbehouwen wezens; in de oudere meiden, die er reeds eenigen tijd geweest zijn, zit meer karakter.

2881. V. Waaraan schrijft gij dat toe?

A. Omdat zij als kinderen, het uitvaagsel van de Jordaan, meestal aan de straat groot worden. Men moet niet uit het oog verliezen dat de kaarsenfabriek een personeel gebruikt, dat andere bazen niet gebruiken kunnen. De kinderen van 12 à 13 jaren zijn veel erger dan de meiden van 20 á 21, dat zijn betrekkelijk fatsoenlijke meiden.

2882. V. Gij laat ze altijd dag in dag uit van vroeg tot laat hetzelfde werk doen?

A. Zooveel mogelijk.

2883. V. Welke variatie brengt gij er in?

A. Niet veel, kokerplaksters bijv. blijven dat altijd.

2884. V. Dat gaat zoo van den ochtend tot den avond, van den 1 sten Januari tot den 31sten December het geheele jaar door, altijd met de schaar knippen, toevouwen en rond de mal slaan als eene machine?

A. Ja, ik zou ze ook slecht kunnen gebruiken voor ander werk.

2885. V. Hebt gij het wel eens geprobeerd?

A. Ja.

2886. V. Zouden ze niet met een weinig toegevendheid en hart voor de menschen eene week kunnen omwisselen met het gieten bij voorbeeld?

A. Neen.

2887. V. Zou het niet te probeeren zijn?

A. Neen.

2888. V. Vindt gij dat het geen hard lot voor die schepsels is om altijd door datzelfde geestdoodend werk te doen?

A. Zij zijn toch meestal vroolijk en zingen bij hun werk. Als de kokermeiden in eene andere werkplaats, bijv. in de gieterij komen, dan krijgen zij dikke beenen.

[pagina 232]
[p. 232]

2889. V. Het lichaam van die menschen is dus al zoo ver gebracht, dat zij voor staand werk onbruikbaar zijn?

A. Ja, althans om den geheelen dag te staan.

2890. V. Maar dan den halven dag? Zou er niets te doen zijn voor die menschen ten goede? Gij zijt den geheelen dag onder die menschen en zijt iemand van meer ontwikkeling. Wat denkt gij daarvan?

A. Zij zouden in de eerste plaats niet naar eene andere werkplaats willen gaan; maar gesteld dat ik van die meiden van de kokerplakkerij in de gieterij gebruiken kon, dan zouden zij op de pont gaan en wegloopen.

2891. V. 's Nachts kan dat niet, want dan vaart de pont niet; maar ik meen ook dat in de gieterij 's nachts niet gewerkt wordt?

A. Juist.

2892. V. Maar is het nooit beproefd?

A. Herhaaldelijk; want gij begrijpt dat het in ons belang is, om de meiden zooveel mogelijk verschillende werkzaamheden te doen verrichten. Indien er op een gegeven oogenblik extra drukte is, zou men de menschen allen kunnen gebruiken. Wij hebben het echter nooit gedaan kunnen krijgen.

2893. V. Zijn er oude werksters op de fabriek?

A. Jawel.

2894. V. Als zij op zekeren leeftijd komen, loopen zij dan weg?

A. Neen, degenen die niet trouwen, blijven gewoonlijk.

2895. V. Worden zij nooit weggestuurd wegens ouderdom?

A. Zoo lang ik op de fabriek ben, is dat nooit voorgekomen.

2896. V. Welken ouderdom hebben de oude werksters?

A. De oudste is 46 jaar.

2897. V. Juist, daaruit leid ik af dat zij op zekeren leeftijd verdwijnen?

A. Gewoonlijk gaan zij trouwen. Zij trouwen meest op 25-jarigen leeftijd.

2898. V. Maar gij hebt ook getrouwde vrouwen?

A. Ja, in de kokermakerij en in de gieterij; doch daar werken des nachts geen getrouwde vrouwen.

2899. V. Van morgen is hier toch eene getrouwde vrouw geweest, die in de gieterij werkt?

A. Ja, maar de vraag is of die wel getrouwd is.

2900. V. Waarom werken er des nachts alleen ongetrouwde vrouwen op de gieterij?

A. Omdat de mannen, als zij 's avonds thuis komen, eten moeten hebben, en dat zou niet kunnen als de vrouwen op de gieterij moeten wezen.

2903. Van gebruik van sterken drank merkt gij niet veel?

A. Heel weinig.

2904. V. Zijn er ook vrouwen aan de fabriek die misbruik van drank maken?

A. Ik geloof het niet.

2905. V. Met mannelijk personeel hebt gij niet te maken?

A. Ik heb ook 30 kistenmakers onder mij.

2906. V. Schuilt daar misbruik van sterken drank bij?

A. In 't geheel niet.

2907. De heer Heldt: Ik wenschte een vraag te doen naar aanleiding van het ziekengeld. De getuigen, die wij heden morgen gehoord hebben, hebben eenstemmig verklaard, dat zij niet weten, dat er uitkeeringen geschieden bij ziekte. Ik zou gaarne van den getuige daaromtrent eene nadere verklaring hooren.

A. Wanneer zij 's Maandags niet op het werk komen en geen bewijs van den dokter hebben, krijgen zij geen ondersteuning.

2908. De Voorzitter: En wanneer zij des Vrijdags ziek vallen?

A. Dan krijgen zij die week betaald en de volgende week. Toevallig is er de laatste week een ziek geworden.

2909. V. Wie?

A. Juffrouw Eylders.

2910. V. Dat is een van de grootere goden?

A. Ja.

2911. V. Maar ik wenschte een voorbeeld van een der gewone werklieden?

A. Onlangs is eene zekere Klaassen ziek geworden.

2912. V. Was dat een gewone werkmeid uit de gieterij?

A. Ja.

2913. V. Had die meid een ongeluk gekregen of was zij ziek geworden?

[pagina 233]
[p. 233]

A. Zij had een ongeluk gekregen. Als de menschen ziek worden, gaan zij naar het gasthuis.

2914. V. Niet allen; wij hebben van vrouwen gehoord die te huis ziek hebben gelegen.

2915. De heer Heldt: Bij gewone ziekten; koorts of andere ongesteldheden, schijnt het niet de regel te zijn, dat er tegemoetkoming wordt gegeven.

A. Neen, als zij koorts of zoo wat hebben en dus wegblijven, krijgen zij geen ziekengeld.

2916. V. De Voorzitter: Maar nu zegt gij wat anders dan zooeven, toen gij zeidet, dat de menschen als zij ziek waren uitkeering kregen.

A. Ja, b.v. in den loop der week wordt iemand ziek, dan krijgt zij 's Maandags uitbetaling, maar komt zij 's Maandags niet terug, en ik hoor er niet meer van, dan betaal ik niet meer. Komt nu, wat ook wel gebeurt, de moeder bij mij en zegt, dat zij het op de oogen heeft of dat het wat anders is, dan wordt de helft van het loon uitbetaald, dat duurt dan 2, 3, er zijn ook gevallen van 4 weken.

2917. V. Dus nu zegt gij weer, dat de menschen bij ziekte wel wat krijgen?

A. Ja, dat is al naar men het neemt, koortsziekten, zooals mijnheer zeide, daar hoor ik niet meer van.

2918. V. Kom, menschen uit dien stand zullen wel laten zeggen dat zij ziek zijn indien er hun uitkeering aan hangt.

A. Dan zouden zij mij in elk geval eene verklaring van den dokter moeten geven.

2919. V. De vraag is niet, wat zij u zouden moeten geven, maar of zij uitkeering krijgen of niet.

A, Ja, als zij komen krijgen zij uitkeering, maar dat is geen regel.

2920. V. Als zij komen! Neem mij niet kwalijk, menschen uit dien stand, als zij weten dat zij f 2,50 f 3,00 of f 3,50 krijgen kunnen, zullen wel komen.

A. Dan moeten zij onder doktershanden wezen.

2921. V. Precies, onder doktershanden. Weet nu wel wat gij zegt: Is het in de laatste drie maanden voorgekomen, dat voor dergelijke ziekten geld is uitgekeerd, ja of neen?

A. Ik zou daar werkelijk geen antwoord op kunnen geven. Die Klaassen had de hand bezeerd, zooals mijnheer zegt, en die andere juffrouw is een week of zes uitbetaald.

2922. V. Ja, dat was juffrouw Eylders.

Maar kregen de andere werkvrouwen of meisjes eene tegemoetkoming in geval van ziekte, ja of neen?

A. In sommige gevallen, maar niet altijd.

2923. V. Eene vaste regeling bestaat in elk geval daaromtrent niet?

A. Neen.

2924. V. De menschen zijn dus in dit opzicht geheel en al overgelaten aan de willekeur?

A. Ja.

2925. V. De heer Goeman Borgesius: Worden de meiden des nachts evenals over dag gedurende haar werk door u gesurveilleerd?

A. Des nachts kom ik om twaalf uur, half een en om vijf uur; maar er is altijd een opzichter die gedurende den nacht waakt.

2926. V. Dus gij zijt des nachts niet geregeld bij het werk?

A. Neen.

2927. V. Merkt gij nu en dan niet eens dat er gedurende dat nachtwerk stuitende dingen gebeuren?

A. Nooit, en dit is niet mogelijk, want de hokken zijn allen verdwenen.

2928. De Voorzitter: Waar verlicht gij mede?

A. Met gas.

2929. V. Waarvan wordt dit gestookt?

A. Uit afval van de fabriek.

2930. V. Niet al te best dus?

A Neen.

2931. V. Zou het kunnen zijn dat dit gas schadelijke dampen ontwikkelt?

A. Nu, gezond zal het niet zijn.

2932. V. Niet van dien aard, dat gij het wenschelijk zoudt vinden om daarin verandering te brengen?

A. Voor het werk zeker; voor de menschen geloof ik niet dat het zoo schadelijk is, de lokalen zijn daarvoor te ruim en te hoog. Voor het werk zou ik het daarom wenschelijk achten, omdat er nu dikwerf zwarte vlokken neerslag op het werk vallen.

2933. V. De atmosfeer is dan bezet met zwarten neerslag?

[pagina 234]
[p. 234]

A. Er vallen nu en dan vlokken neder.

2934. V. En hoe is het gesteld met de dampen van het zwavelzuur?

A. Met zwavelzuur heb ik bijna niets te doen, dit wordt in mijne afdeeling alleen voor het clurifieeren van de stearine gebezigd.

2935. V. Hebt gij ons nog het een of ander mede te deelen?

A. Ik zou waarlijk niet weten wat.

2936. De Voorzitter: Dan is uw verhoor gesloten.

H.J. Koster.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Jacques Giele

  • over H.C. Verniers van der Loeff

  • over G.J.Th. Beelaerts van Blokland

  • over Jacob Dirk Veegens


plaatsen

  • over Amsterdam