Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Awater. Jaargang 1 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Awater. Jaargang 1
Afbeelding van Awater. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Awater. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.04 MB)

Scans (206.54 MB)

ebook (7.07 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Awater. Jaargang 1

(2002)– [tijdschrift] Awater–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 6]
[p. 6]

Tussen bommelding en waakvlam
Notities bij vijf nieuwe dichters en een bloemlezing
Gerrit Komrij

Vanuit de lucht. De eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw. Samengesteld en ingeleid door Daniël Dee. Uitgeverij Passage, Groningen, 2001. Mark Boog Alsof er iets gebeurt. Gedichten. Meulenhoff, Amsterdam, 2000. Joris van Casteren Grote atomen. Gedichten. Prometheus, Amsterdam, 2001. Erwin Mortier Vergeten licht. Gedichten. Meulenhoff, Amsterdam, 2000. Alfred Schaffer Zijn opkomst in de voorstad. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam, 2000. Peer Wittenbols slaapschuld. Gedicht. De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2000.

De bloemlezing Sprong naar de sterren, samengesteld en ingeleid door Ruben van Gogh, verscheen in 1999. De laatste generatie dichters van de twintigste eeuw luidde de ondertitel. Je kon dat Sprong naar de sterren ook lezen als een bestorming van de hemel. Elke nieuwe generatie dichters is een generatie van hemelbestormers. Nu, in 2001, verscheen er alweer een nieuwe bloemlezing met verse dichters, dit keer samengesteld en ingeleid door Daniël Dee. Nu, niet alleen verse dichters, er zitten ook een paar van de oude hemelbestormers tussen. De knipoog naar de voorganger Sprong naar de sterren zit hem niet alleen in de ondertitel - de eerste generatie dichters van de eenentwintigste eeuw - maar vooral in de titel: Vanuit de lucht.

Zijn ze al zo hoog?

Het is de bedoeling dat dichters hemels bestormen, maar niet dat ze daar blijven hangen.

Hoed je als dichters op wolken gaan lopen.

Ik zie een spookbeeld voor me van een hele generatie dichters in lange, witte jurken die ons vanaf een ontzagwekkende positie minzaam staat toe te wuiven. Wij, nietige aardwormen, staren de omwolkte dichters aan, met open mond en nekkramp. Gelukkig bedoelt Daniël Dee de titel wat goedmoediger. Zomaar een generatie dichters die uit de lucht komt vallen, betekent het misschien eerder. En vooral dat het hier een bloemlezing betreft die in vogelvlucht een overzicht wil bieden van de zojuist uit het ei gekropen dichters.

Om te worden opgenomen moesten ‘de dichters na 1970 zijn geboren, Nederlandstalige poëzie schrijven, zojuist gedebuteerd zijn of dat zeer binnenkort gaan doen, publiceren in literaire tijdschriften, her en der te vinden zijn op verschillende literaire podia, hun werk serieus nemen en er actief mee bezig zijn.’

Bloemlezingen als Vanuit de lucht lijken dus eerder de traditie te herstellen van jaarboeken als Vandaag en Werk van nu. Tussentijdse inventarisaties, een handreiking aan de lezers en lezeressen die periodiek willen worden bijgetankt. En bovendien een uitlaatklep voor ongeduldig trappelende nieuwkomers. En bovendien een bindmiddel voor de uitgever.

Dichters, publiek en uitgevers gelukkig. Zulke bloemlezingen kunnen er nooit genoeg zijn.

Programmatisch en polemisch valt er weinig eer aan te beleven, dat besefte de samensteller zelf ook wel. Vanuit de lucht biedt niet meer, maar vooral ook niet minder, dan een collectie behoorlijke gedichten met een flinke dosis Groningse assertiviteit. ‘Uiteraard wil ik de lezers die het een sport vinden om overeenkomsten te zoeken in de verschillende gedichten, niet het plezier ontnemen’ voegt de samensteller er nog aan toe.

Zelf houdt hij duidelijk niet van sport.

Belabberde keuzes

Ik kon niet nalaten naar enkele sleutelzinnen in Vanuit de lucht te speuren. Niet meer dan een spel. Een losse indruk. Ik nam mijn werk niet echt serieus, daar hebben we de dichters voor. U moet het zien als de reflex van een sportieve lezer. Een andere lezer haalt er waarschijnlijk weer andere sleutelzinnen uit.

Sleutelzinnen die uiteindelijk alleen iets zeggen over de voorkeuren van de samensteller.

Ik heb actief gespeurd, een paar minuten. Wat ik vond kwam eigenlijk allemaal samen in het gedichtje Hooggeëerd publiek van Joris Buitendijk -

 
Ik kan nu twee dingen doen:
 
een gedicht schrijven of
 
mijn buik opensnijden met een broodmes,
 
totdat mijn darmen eruit gulpen
 
en ik in een plas van bloed
 
en ingewanden mijn dood vind
 
 
 
Ik hoor u denken:
 
Deze jongen maakt belabberde keuzes.

In zekere zin is dit poëzie van luxeproblemen, welvaarts-poëzie. Het heden biedt alle mogelijkheden, de toekomst is ijzig: er moet gekozen worden. De keuzes zijn legio.

 
honger is een keuze, net als liefde
 
of regen

(Thomas Möhlmann). We kunnen niet kiezen en toch willen we graag kiezen -

 
de liefde en ik
 
we hebben het geprobeerd
 
maar we liggen elkaar niet zo goed

(Daniël Dee). De dichters nemen hun toevlucht tot zich nadrukkelijk als fantasie presenterende erupties van wreedheden en tot noodlotsscenario's. Darmen die naar buiten gulpen, kooktips voor kannibalen -

 
negernieren in bladerdeeg
 
prostaatrollade met venkel en citroen

(Andy Fierens). Er worden moordzuchtige dromen gekoesterd zoals in het fraaie gedicht Nacht van Ramsey Nasr -

 
Ik haat je niet. Lief heb ik je en gedood,
 
Zoals men vaker doet om te overleven.
 
Je weet dat ik geen keuze had

- er is een aanhoudend helder besef van het grote aantal mogelijkheden en er is een hyperbewustzijn van de eigen dramatische pose, de pose van de onmacht -

 
Wij zijn niet meer te redden
 
maar wij hebben het gewild

(Frederik Lucien De Laere). Alles vindt plaats onder het oog van het hooggeëerd publiek. De verbazing over het feit dat alles gewoon doorgaat. De verbazing over de eigen gewoonheid. Het maakt allemaal niet erg veel uit en juist dat schrijnt. Je wilt meeslepend leven en je omgeving blijft er onaangedaan onder. Je doet gewoon je dagelijkse dingen en de wereld begint zich raar te gedragen.

Waar een ‘buik opensnijden met een broodmes’ enkel een keuze is, vergelijkbaar met poëzieschrijven, moet je wel tot de ontdekking komen, soms tot je eigen schrik, dat je zelf grenzen moet stellen, aan je omgeving en aan je zelf. Dan wordt de poëzie opeens weer een poëzie van ordening en paniekbezwering.

En daarmee de poëzie van alle tijden.

Gedeeld levensgevoel?

Is er in de recent verschenen dichtbundels van nieuwe dichters sprake van een gedeeld levensgevoel? Ik weet eigenlijk niet waarom ik naar een levensgevoel (twee oren, hangbuik en een slurfje) zou zoeken, maar zonder iets gemeenschappelijks kan ik nu eenmaal van vijf bundels en een bloemlezing niet één artikel maken. Ik probeer dus een aantal parallellen met Vanuit de lucht te achterhalen, zonder krampachtigheid.

Ik kreeg de bundels van Erwin Mortier, Joris van Casteren, Peer Wittenbols, Mark Boog en Alfred Schaffer toegeschoven.

Zijn de overeenkomsten het interessantst, of de verschillen? De verschillen, natuurlijk. Het blijft fascinerend om uit naam van één en dezelfde poëzie steeds weer nieuwe en steeds weer unieke woordvoerders te zien optreden. Groeit de poëzie met iedere nieuwe dichter, of is de poëzie zo grenzeloos dat nieuwe dichters er steeds weer een laagje kunnen afschillen?

Toch kunnen ook de overeenkomsten boeiend zijn, al was het alleen omdat het bij alle vijf de dichters poëzie betreft die vijfentwintig jaar geleden of vijftig jaar geleden ondenkbaar was geweest.

De poëzie van vijfentwintig en vijftig jaar geleden was natuurlijk honderd jaar geleden ondenkbaar, enzovoort.

Als poëzie iets wezenlijks is, en dat is ze, dan moet er ook het wezenlijke van een periode in betrapt kunnen worden.

De poëzie van Erwin Mortier, Joris van Casteren, Peer Wittenbols, Mark Boog en Alfred Schaffer vormt het materiaal voor de cultuurfilosoof van 2050.

Een tijdgenoot kan alleen maar rondtasten.

Bij alle vijf de dichters gaan traditionele elementen op de vuist met het - vooruit dan maar - levensgevoel van nu. Het is geen vormkwestie of een pamflettair verzet, het is een onderhuids gevecht.

Vergeet niet dat levensgevoel ook een gefingeerd gevoel kan zijn, een literair gevoel. Bij de gedichten van Mark Boog, de winnaar van de C. Buddingh'-prijs 2001, gedichten waaraan de invloed van Fernando Pessoa niet vreemd is, is dat zeker het geval.

Boog schrijft zulke regels als

 
Want onvervuld maar zinderend van kansloos verlangen
 
moeten wij voort dan, en zijn wij op ons best

en de slotregels van zijn slotgedicht luiden

 
Aldus met excuses bepakt vertrekken wij
 
voor onbepaalde tijd, met onbepaalde bestemming.
 
Wij waren de laatste dagen bijzonder rusteloos

- regels die hem, als hij ze serieus meende, allang in een psychiatrische inrichting hadden doen belanden.

In de poëzie is het gelukkig niet van belang dat je het serieus meent.

Alles is mogelijk

Doch eerst Erwin Mortier. Over het ‘onafzienbaar donkerte’ dicht hij, dat ‘niet kan kiezen uit een breed palet van vormen’ en over ‘ons prominent afwezig zijn en toch bestaan’ -

 
Kom, alles wacht. Alles staat klaar.

Hij weeft in de bundel Vergeten licht een verhaal, met grote taaleconomie, waarin de schokbehandeling en de bezwering een voorname rol spelen. Voorwerpen en huizen blazen een partij mee, er is een sterke suggestie van een voorbije tijd in het hart van onze tijd. Het blijkt een verhaal vol tegenstellingen: constructie en deconstructie, herinneren en vergeten, opstaan en verglijden, samenvoegen en uiteenvallen. Een verhaal, uiteindelijk, van make-believe en verlangen -

 
Sla het stof van de broekspijp, trek de rokken recht.
 
Knoop de gulp maar open, de boorden losser
 
om de kin. Laat gorgelen de ingewanden

- het levert schitterende poëzie op, archaïsch zonder enige stoffigheid, met een ontnuchterende conclusie -

[pagina 7]
[p. 7]
 
Zo heeft die lamme god zich
 
uitgeleefd: in ons een zijn vervat
 
 
 
dat altijd in een ander
 
zijn ketterse genade zoekt.

Joris van Casteren pakt het in Grote atomen iets kleinschaliger aan. Ook hij keert terug naar het verleden, naar de oorsprong van wat in hem tot afronding is gekomen. ‘Waarom, dacht ik, ben ik niet ook vergroot’ - zo luidt het motto van Achterberg dat hij aan de bundel meegeeft.

Van Casteren balanceert op de dunne grens van wereld en schijnwereld. Zijn gedichten zijn als kleine ontploffingen die telkens éven een beeld op het netvlies nalaten. Er is van veel zonlicht, flitsen en blikkerlicht sprake. Daarin duiken beelden op van ouders die hij nu als vreemden ervaart. Beelden van hun dagelijkse gewoonten die nu eerder op obsessies en excentriciteiten lijken. In het verslag van een autorit met een ‘haar’ komen we het verlangen naar een ongeluk tegen, de suggestie van iets ergs. Of gebeurt het echt? ‘Als zij wordt uitgezaagd / heb ik het wrak verlaten’.

 
Met lego speel ik
 
op schaal het ongeval
 
een paar keer na
 
 
 
Grote atomen gunnen
 
het slachtoffer een
 
zwakke zwaartekracht
 
 
 
Zelfs in de ambulance
 
lacht ze onuitwisbaar

- de dichter fotografeert een schok die hem uit speelgoedland verjaagt. De scheidslijn is opgeheven tussen cameraverslag en taalconstructie.

Echt en onecht theater

Veel minder subtiel en geserreerd gaat Peer Wittenbols in de bundel slaapschuld te werk. 't Is meer een oratoriscenari-librettoachtig geval, in elkaar geschoven, gemonteerd. Dialogen, liedjes en grappenmakerij die maar af en toe poëzie willen worden. De auteur is dan ook afkomstig uit de toneelwereld, waar teksten altijd meer voor de bluf dan voor de inhoud zijn bedoeld. De toneelliteratuur, doorgaans huisgeknutseld door de dramaturgen, regisseurs en spelers persoonlijk, is een heel eigen weg opgegaan die maar weinig aansluiting kent met de echte literatuur.

Het dikt bij Peer Wittenbols wel eens in tot poëzie, maar het dijt vaker uit tot praterigheid. Niettemin wordt ook in slaapschuld het verleden vaak bezworen door gefingeerde gruwelen en mooie opsommingen. ‘Wat ik denk is niet belangrijk,’ zegt een personage. ‘Denken we niet duizend dingen boven op elkaar?’ Nu dan.

Alsof er iets gebeurt van Mark Boog is pas echt spannend theater. De komedie, het doen-alsof zit al in de titel. De ‘ik’ wordt duidelijk gepresenteerd als een manipulator, als een ‘ik’ die geveinsd wil worden. Ook hier spelen huizen en huishoudelijke voorwerpen een rol, maar ook de plechtige routine van huishoudelijke werkzaamheden. Het is een rondedans om de thema's toeval, zingeving, beteugeling en het zoeken naar een ijkpunt, alles onder het gesternte van de zinloosheid en de apathie. ‘Grootogig kijken naar een vermoeden van iets groots.’

 
Olie op water. De kunst die we beoefenen
 
is die van het in toom houden, het beteugelen -

want de mogelijkheden zijn legio. Men gaat in deze gedichten bewust van uur naar uur. Men zucht onder het juk van de dag. Men is van bijna werkelijk verlangen doortrokken. Er is een levenslust waaraan men lijdt. Zorgvuldig wordt een avond overeind gehouden -

 
Men doet wat men kan zelfs als men alles kan

- kortom, Alsof er iets gebeurt is een monomane bundel, en juist de monomanie veroorzaakt de spanning. Theater van gelukkige stilstand en geperfectioneerd toeval. De ‘regen stort zich vrolijk op de wereld’.

 
Wij kunnen ons afvragen waarom - doen dat niet -
 
maar voor traagheid moet men reden hebben
 
en voor snelheid niet

- steeds van voren af aan werkt Mark Boog zijn thema uit, de ‘ogenschijnlijke wanhoop’ bezwerend door het tot zwijgen brengen van het Legioen. Fictieve gedachtegangen volgt hij met ‘ware tranen van ontroering’ en

 
In de studie van de zinloosheid vinden wij de zin

- Boog weet deze Pessoaanse aanpak fijntjes te vermengen met hints van onvervuldheid en rillend verlangen, die er iets heel eigens, iets heel Boogachtigs van maken.

Open einde

Het verlangen naar iets beslissends en de minieme bewegingen van het afwachten vormen ook de thema's van Zijn opkomst in de voorstad van Alfred Schaffer. Waar begin je, ‘zo laat nog’, een oorlog als je al gewonnen hebt?

 
Ik heb je raad nodig,
 
deze avond verdient iets beslissends.
 
Niet te verwarren met een slechte afloop natuurlijk

- opnieuw het hyperbewustzijn van een schijnwereld waarin de vele variaties ‘niet aan te slepen’ zijn. Er staan in Zijn opkomst in de voorstad zeer zorgvuldige gedichten over een zeer verwarrende wereld. Het is er te laat voor ontdekkingsreizen. De onmacht kan bij tijden niet groter zijn. Keer op keer is er ook hier de suggestie van raadselachtigheid. We moeten de gruwelen er zelf maar bij bedenken, laat de dichter weten.

De stillevens zijn niet langer vertrouwd.

In het gedicht Een duur gesprek kent zowel het gesprek als het gedicht een open einde - het einde van een bommelding. ‘Alles moest worden achtergelaten’. En in een ander gedicht luidt het:

 
Laat ik volstaan in deze tijd.
 
Rest mij niets dan verder te
 
verblijven met enkele gelijk-
 
soortige gedachten boven
 
een waakvlam.

Ik ken een boek dat Tussen mens en nevelvlek heet. Tussen bommelding en waakvlam, dat klinkt beter. Met dank aan Alfred Schaffer.

In veel van de gedichten van alle vijf de dichters betreden we het grensgebied tussen het verlangen naar een schok en de zinderende rusteloosheid van de waarneming. Poëzie van dichters die ontevreden zijn met de ons opgedrongen en allesbeheersende tevredenheid. Er is een onbloedige revolutie gaande.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Alsof er iets gebeurt

  • over Vergeten licht

  • over Zijn opkomst in de voorstad


auteurs

  • Gerrit Komrij

  • over Daniël Dee

  • over Joris van Casteren

  • over Peer Wittenbols