Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Awater. Jaargang 1 (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van Awater. Jaargang 1
Afbeelding van Awater. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Awater. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.04 MB)

Scans (206.54 MB)

ebook (7.07 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Awater. Jaargang 1

(2002)– [tijdschrift] Awater–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

[Recensies]

Jan Kuijper, Toe-eigeningen. Sonnetten en denkbeelden. 2e druk. Querido, Amsterdam, 2002. ISBN 90 214 7279 1. €14,95.
Door Erik Lindner

De bundel Toe-eigeningen van Jan Kuijper, waarvan kort achter elkaar twee drukken verschenen, is tot nu toe nagenoeg onbesproken. Dat is opvallend, want de zes eerdere bundels van deze zuinig publicerende dichter stonden de afgelopen drie decennia in het midden van de belangstelling. Of dit alleen aan de nieuwe bundel ligt is nog maar de vraag. Veel mensen die Jan Kuijper een belangrijk dichter noemden schrijven geen reguliere recensies meer, of hebben hun prioriteiten verlegd. De bundel is daarbij op het eerste gezicht dermate erudiet en gesloten, dat niemand er zich makkelijk aan zal wagen.

Zonde, want Toe-eigeningen is een van de meest paradoxale bundels die ik ooit heb ingekeken. De vaste sonnetten van Jan Kuijper en de conceptuele opzet van de bundel kunnen niet verhelpen dat elk gedicht haast uit zijn voegen barst en de spontaniteit uit de kieren van het sonnet dreigt te lekken. Spreekwoorden en uitdrukkingen worden verbasterd en verhaspeld. Het ritme verspringt in veel van de regels, de taal is uitermate lenig en op aangename wijze wordt iedere hoogdravendheid de kop in gedrukt. Al voor de cesuur, de breuk tussen de eerste acht en laatste zes regels, inzet, verandert de toon van het gedicht.

 

De bundel opent met drie tomben (grafschriften) van overleden dichters en eindigt met 28 albumbladen (denk aan het uitgeleende poesiealbum) voor levende dichters. In zijn eerdere bundels Bijbelplaatsen (1983), Tomben (1989) en Barbarismen (1992) baseerde Jan Kuijper zich op respectievelijk de Statenvertaling, de Nederlandse poëziegeschiedenis en dichters uit andere taalgebieden. Je zou denken dat we dichter bij huis zijn met albumbladen voor onder meer F. Harmsen van Beek, Leo Vroman, K. Schippers, Kees Ouwens, Willem van Toorn, Toon Tellegen, T. van Deel, Tonnus Oosterhoff en Charlotte Mutsaers. Maar niets is minder waar. De vraag is of de bron er eigenlijk toe doet. Jan Kuijper lijkt me niet iemand die met de pen in de aanslag leest en terugschrijft. Veeleer iemand die een wandeling maakt, contempleert en herleest, en met een bruikbare regel aan de haal gaat.

 

In het ‘Albumblad voor Gerrit Kouwenaar’ is het de openingsregel uit diens gedicht ‘De datum’ (uit Het ogenblik: terwijl) die het sonnet opent. Linke soep, want de vraag is of Kuijper een net zo'n scherp geslepen mes heeft klaarliggen om een tweede regel natuurlijk op die eerste te laten botsen. ‘Het is vandaag de datum, een heel jaar / geleden was het ook al haar feest’, luidt zijn versie. ‘Albumblad voor b. zwaal’ opent met de regels ‘Hermetische paden voor dove voeten / volg ik op de vleugelen van het gezang. / De tocht is altijd even kort of lang / de schoenen vliegen in paren of stoeten’. Los van het feit dat de openingsregels uit Zwaals bundel Dat vat stamt, herken ik middels het beeld van die schoenen meer bewegingen die overeenkomen met de verzelfstandigde intimeiten in het werk van Ben Zwaal. Maar zegt dat iets? Bij Kuijper heet een wolkje, net voor de cesuur, ‘pang’.

De tombe van lucebert
 
boeroebaedoer, je leende vrije voeten
 
al lagen al je handen in je schoot.
 
Het dansen naar het niets en naar de dood
 
zal thans onze afgemeten pas ontmoeten
 
en versteld doen staan - ons misbaar is groot.
 
Er is zonder de tucht van heilig moeten
 
geen sprake meer van koene-kranenstoeten:
 
een mars van kraaien, scharrelend om brood...
 
 
 
gij letterdames en gij letterheren,
 
gij redt het niet op stenen en op ijs,
 
keer naar uw kooien met uw doffe veren,
 
wie wacht tot hij uitvalt is al te wijs -
 
zoete boeroeboedoer, terug te keren
 
als helle vogel van het paradijs -

Tussen de tomben en albumbladen staat een kleine reeks ‘denkbeelden’. Onder die titel bracht Kuijper eerder 574 aantekeningen en mini-essays uit. De nieuwe reeks begint met aforismen van Jean Anthelme Brillat-Savarin. Zo blijkt dat aan deze Franse advocaat, politicus en gastronoom de uitspraak ‘je bent wat je eet’ valt toe te schrijven. (Niet te verwarren met ‘Je eet wat je bent’ van de latere negentiende-eeuwer Feuerbach.) Jan Kuijper volgt de twintig citaten met denkbeeld 575 tot en met 613, waarin hij de kaas en de wijn, de seksualiteit en de literatuur en de kindertekeningen van zijn dochter behandelt. Apart genomen doen bepaalde van deze wijsheden (nr. 586: ‘Een gentleman gebruikt een condoom als hij zich aftrekt’) denken aan wandtegeltjes in een morsig café waarvan de clientèle het al jaren laat afweten. Maar net als de sonnetten zijn de denkbeelden niet wat ze lijken. In de opeenvolging maakt hun oubolligheid plaats voor nuance en vertwijfeling. Jan Kuijper blaast de stelligheid van het aforisme omver, niet alleen doordat ze elkaar tegenspreken, vooral omdat hun waarheden gaan wankelen.

Tomben, denkbeelden, albumbladen. Als er één constante invloed is op het werk van Jan Kuijper, is het die van Mallarmé. De symbolist Mallarmé gaf een sonnet de naam ‘Sonnet’, net zoals Kuijpers sonnettendebuut uit 1973 Sonnetten heet. Mallarmé schreef beroemd geworden tomben voor Edgar Poe, Charles Baudelaire en Paul Verlaine. Hoezeer Jan Kuijper ook in ‘De tombe van Mallarmé’ stelt dat er voor een katholiek en protestant getweeën geen zaligheid is - hij spreekt erin wel degelijk van een dubbelgraf. En dan staat er ook nog in Paul Claes' vertaling van Mallarmé De middag van een faun een sonnet getiteld ‘Albumblad’. Is dat erg? De opvatting van Mallarmé dat alles op de wereld bestaat om in een boek te eindigen, heeft in Frankrijk veelvuldig geleid tot ontsporende gedachten over het al of niet bestaan van die werkelijkheid. Terwijl je die opvatting ook kan lezen als aansporing om te schrijven. En dat is wat Jan Kuijper doet. Dat hij er met zijn ‘toe-eigeningen’ in slaagt zoiets eigens als een dichtbundel te maken, mag een godswonder heten. De titel kan in een verouderde betekenis gelezen worden als opdracht voorin in een boek. Dat de hedendaagse Nederlandse poëzie tamelijk veelzijdig en eigenzinnig is, valt mede toe te schrijven aan Jan Kuijper.

Drs. P, De Odyssee van Drs. P. Met illustraties van Herman Geurts. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2002. ISBN 90 388 1410 0. €10.
Door Ilja Leonard Pfeijffer

Is dat leuk om te lachen als Drs. P. de Odyssee van Homerus navertelt in negenenzeventig ollekebollekes? Nee, dat wekt ergernis en ik zal uitleggen waarom.

Drs. P. is een van onze exponenten van het light verse. Dit is een genre waar veel serieuze dichters met medelijden en dédain op neerkijken, maar dat is niet helemaal terecht. Het vergt techniek, net als het vertellen van een mop. Goede light verse mag dan misschien niet al te diepzinnig zijn, maar dwingt wel bewondering af voor de virtuositeit en technische beheersing van de dichter. Het is niet voor niets dat light verse altijd vormvast is. Het moet het voor een groot deel hebben van het en-dan-komt-alles-toch-nog-op-zijn-pootjes-terecht-effect, de zucht van verlichting dat het metrum helemaal blijkt te kloppen en dat het rijm precies op zijn plek valt. Dit is niet zo leuk: ‘Het is niet zo moeilijk om te dichten, want overal rijmt wel iets op, behalve op waterfiets, daar rijmt niets op.’ Het wordt pas leuk als je het zo doet: ‘Dichten is zo moeilijk niet / op alles rijmt wel iets / behalve dan op waterfiets / op waterfiets rijmt niets.’ Waarom is dit gedicht van Herman Finkers grappiger dan de andere versie waarin precies hetzelfde wordt gezegd? Puur vanwege de vorm: het consequente jambische metrum in twee disticha met verzen van respectievelijk vier en drie heffingen en het in de tekst gethematiseerde eindrijm. En hoe strenger de vormbeperkingen, hoe beter.

 

Drs. P. heeft zijn eigen vorm uitgevonden, het zogenaamde ollekebolleke. Deze vorm bestaat uit twee strofen van drie dactylische dimeters (d.w.z. drie verzen volgens het metrum van het woord ollekebolleke) en een choriambe (‘ollekebol’), met eindrijm van de beide slotverzen van elke strofe en als extra beperking dat het tweede vers van de tweede strofe geheel uit één woord moet bestaan. Is dit een goede vorm voor light verse? Nee. Het is te makkelijk. De metrische beperkingen zijn wel adequaat, maar één rijmpositie per acht regels is te weinig.

Als je kiest voor een vorm die je zelf hebt uitgevonden, dan moet je je daar natuurlijk wel met panische urgentie volledig strikt aan houden. Bij het tweede gedicht gaat het echter al mis: ‘Was u in 't buitenland? / Slechte verbindingen? / En de verzorging / niet steeds als verwacht? // Lees dan oplettend dit / Surrealistische / Reisverslag / Ooit door Homeros bedacht.’ Dit klopt alleen als je dit leest als ‘En de verzorging niet / Steeds als verwacht?’ en ‘Reisverslag ooit door Ho- / Meros bedacht.’ Dit is valsspelen. Zoals de goochelaar die zegt: ‘En nu moeten jullie allemaal even jullie ogen dichtdoen.’ Drs. P. haalt dit soort dingen bij voortduring uit. Mede ten gevolge van zijn gesmokkel met de regelafbrekingen komt het regelmatig voor dat hij zijn greep op het dactylische ritme verliest. Natuurlijk lees je ‘Spúllen wéldra zúllen míssen’, maar de dichter bedoelt ‘Spúllen weldrá zullen míssen’. Het vergt wel heel veel welwillendheid om ‘Door 't projectiel (pijl dus)’ te lezen volgens het metrum van ‘ollekebolleke’, om nog maar te zwijgen van de mogelijkheid dat iemand de verzen ‘Geen van hen speelt / (Krachtig hijgend) iets klaar’ zou lezen als ‘ollekebol- / leke ollekebol’. Niets is zo dodelijk voor light verse als fouten tegen de vorm.

 

De beperking van het ene ollekebollekewoord levert geen mooie vondsten op, maar gedrochten als ‘onheimweemoedigen, onderlichamelijk, grootkapitaalbelust, prognosticatorschap, voluptueuselijk, welgemanierdheidloos, temporisatiegraag’ en ‘ongeblesseerdelijk’. Dit soort taalmarteling druist volledig in tegen alle wetten van het genre van light verse. Je moet natuurlijke taal quasi-nonchalant plooien naar de strikte eisen van je vorm. Dat is virtuoos. Onnatuurlijke neptaal verzinnen om aan je vormeisen te voldoen is net zoiets als een legpuzzel oplossen door de stukjes met een cirkelzaag en een slijptol passend te maken. En soms resulteert de dwang van het ollekebollewoord in pure onzin, zoals ‘'t Schip komt erdoor, maar niet / Onverliesgevende’ en ‘Zeenimf Kalypso is / Bloedsomloopaandrijvend.’

We zouden het ook nog over de inhoud kunnen hebben. Dan zouden we moeten zeggen dat de grapjes niet grappig zijn en dat de leukdoenerij vaker wel dan niet resulteert in vermoeiend onleuke formuleringen als ‘Wat hij presteert is een / Modderfiguurlijke / Weergave van het gebruik / Van een boog.’ Maar inhoud is niet het belangrijkste. Het gaat bij light verse om technische virtuositeit. In dat cruciale opzicht schiet De Odyssee van Drs. P tekort. Dat wekt ergernis.

[pagina 20]
[p. 20]

Gerrit Kouwenaar, totaal witte kamer. Querido, Amsterdam, 2002. ISBN 90 214 7094 2. €16,95.
Door René Puthaar
Omdat vlees moet geschreven

 
‘Een dode dichter is dichter
 
bij dan een levende: zijn taal is zo volstrekt
 
gevuld met grond
 
dat zij bestaat’

Zo luidt de openingsstrofe van ‘een dode dichter’ in een bundel zonder welke de moderne Nederlandse poëzie een andere zou zijn geworden: Gerrit Kouwenaars zonder namen uit 1962. Het ideaal waar ‘een dode dichter’ even geestig als indringend van spreekt is de totale verstoffelijking van de taal. Kouwenaar is het altijd trouw gebleven. Maar pas na een periode waarin zijn gedichten het wit van de pagina zo dicht mogelijk waren genaderd, besloot de ouder geworden dichter om het werk van de dood alvast zelf te doen: niet door de taal in het wit op te heffen, maar door haar zo volstrekt mogelijk te vullen met grond.

 

Wat hij vroeger vooral goed beschrijven kon (vgl. ‘het zwijgen te toonzetten / maar de naam te verzwijgen, niet uit eerbied / maar uit eenvoudige blindheid / en zó de stof het feit en de tijd / nauwkeurig te zeven door vlees / ziedaar een poging tot maken,’ in zonder namen) maakt Kouwenaar de laatste jaren woord voor woord in zijn gedichten waar. Pogen is daadwerkelijk maken geworden. De tijd en de muzen waren hem uitzonderlijk gezind: Kouwenaar werd zijn ideale dichter, bij leven en welzijn.

Slachtmaand, inktvlek, onteeuwigt, afval, morsrood, avondvlees, bloedbeuling: het zijn enkele van de aardse, stoffelijke woorden waarmee Kouwenaar zijn gedichten vult tot volstrektheid. Woorden die schrap staan tegen het Hogere, het Diepere en het Onzienlijke. De dichter verankert ze in steeds hechtere composities. Met ‘het vrije vers’ hebben zijn semantische en sterk ritmische patronen niets meer van doen, integendeel: Kouwenaars doorgewinterde vormgeving doet ‘vaste vormen’ als het sonnet tot kant-en-klare bouwpakketten in waarde dalen.

De nieuwe bundel totaal witte kamer bevat ondermeer de meesterlijke gedichten die eerder als een glas om te breken verschenen, waaruit de lezer de libel op de geheven hamer niet kan vergeten, terwijl hij menige regel hardop zal blijven herhalen: ‘Toen wij nog jong waren en de wereld nog oud was’ of ‘omdat vlees moet geschreven verhongert de hemel / omdat taal doet ontleven moet men ontbinden.’ De dood is voor Kouwenaar een volmakende staat en dus een beweegreden van het dichterschap. Hij dicht omdat hij sterft, hij sterft omdat hij dicht - de taal ontleeft. De dood is geen klop op de deur, maar een scheppingsproces dat in de taal zijn werk als elders doet. In de aangrijpende titelreeks waarmee de bundel besluit, domineert de bestendige afwezigheid van de vrouw van de dichter. In een artistieke krachttoer verschuift Kouwenaar telkens de panelen van tijd en ruimte, zoals wanneer hij de gelieven bijeenzingt in de witte kamer, in de slotstrofen van ‘toen wij’:

 
als rook hing geluk om ons heen, buiten
 
de kleine kou van het najaar, wij waren tevreden
 
 
 
zo liggend in wat wij bezaten, het ogenblik
 
dat ons omarmde, viel toen de tijd in
 
 
 
men hoort nog het tikken achter het witsel, lege
 
langzaam vallende zwarte beschimmelde druppels -

Dit is volstrekt poëtisch bestaan.

Dit is het ware maken.

Gerrit Kouwenaar
Terwijl de libel
 
Terwijl de libel nog nat van de inkt
 
zijn letters ontvouwt op de geheven hamer
 
 
 
terwijl de hond zich ontkent onder het hemelse dak
 
van de slachtbank, het ogenblik toeslaat
 
 
 
terwijl bach het in de ijssalon af laat weten
 
tussen de bange smeltende vruchtensmaken
 
 
 
terwijl de eivolle lucht tussen lippen en oren
 
in engelgras leegloopt, het interval aftelt
 
 
 
terwijl het licht in steenslag in slaap valt
 
de stilte strikt in een niks tussen haakjes
 
 
 
terwijl de toekomst in eindwit terugwijkt, het zwart
 
weer vanzelf spreekt, het avondvlees koud wordt
 
 
 
terwijl het heden zijn stilstand herneemt, het verdriet
 
nadrupt, de libel niet weet of hij leeft -

Astrid Lampe, De memen van Lara. Gedichten. Querido, Amsterdam, 2002. ISBN 90 214 7291 0. €14,95.
Door Marja Pruis
De memmen van Julie Christie

Het verlangen naar betekenis maakt creatief. Zo dacht ik heel lang: er is een ‘m’ vergeten in de titel. Bij memmen kan ik me tenminste onmiddellijk wat voorstellen, zeker in combinatie met Lara. Al moet ik ook bekennen bij die naam even lang te hebben gedacht aan de getourmenteerde dokter Zhivago die woest aan het heen en weer galopperen is tussen zijn lieve gezin en zijn hartstochtelijke minnares Lara, in de film zo glansrijk vertolkt door Julie Christie. Het zegt iets over de fysieke lading van Astrid Lampe's gedichten dat ik me ook bij het lezen niet kon losmaken van de memmen van deze Lara. Er wordt bijvoorbeeld veel in gezoend (op zo'n betraand bruggetje/ is het goed kusjes plaatsen), geroken en gevoeld (lijflucht in de lift/ kruimels van het tapijt in je rug), en gekeken (je bent./ mooi./ in je kutje./ als je. kwaad bent.). De ondertoon is opgewekt, op het frivole af: er ploft een fel rood kussen in het mos. Maar daarna stokt het.

Zo lijfelijk als nogal wat van haar gedichten zijn, zo weinig bloot geeft zich hun betekenis. Mijn weerstand groeide, weerstand die te maken heeft met een afkeer van spelevaren en met wantrouwen. Alsof ik een abstract kunstenaar pas kan waarderen als ik heb gezien dat hij ook ooit molens kon schilderen, zo zocht ik naar Lampe's sonnetregels. Tot ik op de uitroep stuitte, in een van de achtenvijftig (als je het niet weet, ga je tellen) titelloze gedichten: ik ben lara croft niet! De Lara uit de titel is niet verwikkeld in een gedoemd liaison met dokter Zhivago, maar is de onoverwinnelijke supertigertitsbarbie Lara Croft. Eenmaal ontnuchterd zag ik ook dat haar memmen geen memmen moeten zijn, maar memen.

 

Het verlangen naar betekenis maakt creatief. Ik ben van de school Frida Balk-Smit Duyzentkunst, emeritus hoogleraar taalkunde. Van haar heb ik geleerd dat je gedichten er een dienst mee bewijst door ze woord voor woord te ontleden. Niks genoegen nemen met suggestieve duisternis of wilde paradoxaliteit. Blijven nadenken over wat er staat, in de veronderstelling dat de dichter dat ook heeft gedaan. Modernere zoekmachines dan het woordenboek (als je het niet weet, ga je zoeken) gaven uitsluitsel over het verschijnsel ‘memen’. Aha! Alles leek even in een magisch moment op z'n plaats te vallen, zélfs de gedichten van Astrid Lampe. Met dien verstande dat het even moeilijk is om precies onder woorden te brengen wat memen zijn, als ik zou kunnen formuleren welk spel Lampe ermee speelt. Never let the facts spoil a good story. Mijn weerstand was in ieder geval gebroken, mijn wantrouwen opgeheven. Niks genoegen nemen met onmiddellijk voorstellingsvermogen.

Ik ben in zoverre blijven nadenken, dat ik het ook kan accepteren als de Balk-Smit Duyzentkunst-methode stukloopt. Lampe's dichtregels zou je er eerder mee om zeep brengen, dan dat je ze doet opbloeien. Hetgeen iets anders is, gezien haar status als dichteres (als je het niet weet, word je voorzichtig), dan dat ze zomaar wat woorden een interessante bladspiegel heeft gegund. Ten eerste zijn haar gedichten daarvoor te speels, zo speels dat ze zich aan iedere duiding bij voorbaat lijken te willen onttrekken. Ten tweede blijkt de titel die ze koos voor haar bundel een voltreffer. Moet ik nu gaan uitleggen wat memen zijn, of verpest ik dan iets?

Astrid Lampe
 
mijn F16 voelt aan als een maatpak, als ik in de cockpit
 
zit heb ik nooit het gevoel dat er iets mis kan gaan (nóg us nóg us)
 
 
 
...toe dan!... je kent me beter dan je denkt... ík! was die kikker
 
 
 
hoop echt dat er nu niemand een foto van me maakt
 
zo gek veel rollen zijn er voor actrices boven de veertig
 
nou ook niet weggelegd
 
 
 
never let the facts spoil a good story, tributyltinGa naar voetnoot*:
 
(...tong me! druk me
 
in elk geval niet weer uit het centrum van de aandacht!)
 
 
 
de schok toen ik in 1991 bij normaal gladde vrouwelijke
 
wulken prominente penissen aantrof en dat deze imposex
 
direct correspondeert met de grote zeevaartroutes

voetnoot*
verdacht goedje dat vrij de zee in loopt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Toe-eigeningen

  • over De Odyssee van Drs. P

  • over Totaal witte kamer

  • over De memen van Lara


auteurs

  • Erik Lindner

  • Ilja Leonard Pfeijffer

  • René Puthaar

  • Marja Pruis