| |
| |
| |
De Katholieke Universiteit
II.
MEEDELING van kennis is volgens Newman's klassiek ‘Idea of a University’ 't hoofddoel voor de hogeschool. Laat dat wezen hoe 't wil, in elk geval viel hier eerst een andere bestemming te bespreken, omdat wetenschap gewonnen moet zijn, vóór die gegeven wordt. Kortzichtig staren de meesten zich blind op de persoonlike zaligheid van een paar honderd studenten, die zeker onschatbare waarde heeft, maar nog weinig betekent, vergeleken bij zoveel zielen, waarvan 't heil kan staan of vallen met voller ontvouwing van de eeuwige waarheid. ‘C'est la science qui est apostate, c'est la science qu'il faut rendre au Dieu qu'elle a renié’, verklaarde Mgr. d'Hulst, onder instemming van zijn opvolger:
Remarquons ce point de vue, il ne s'agit pas tant d'un établissement destiné à protéger la jeunesse étudiante que de créer un foyer de haut savoir chrétien: cette raison d'être capitale de l'oeuvre.
Op de achtergrond raakt hiermee 't bezwaar, dat afgezonderde Katholieken geen andersdenkenden meer zullen begrij-pen, laat staan beïnvloeden, en dat, evenals een scholier van ons eigen lager onderwijs min of meer geïsoleerd blijft op een openbaar gymnasium, terwijl zelfs leerlingen van een katholiek gymnasium, vooral van een internaat, zich aan de rijksuniversiteit wat vreemd voelen, zo de student van een biezondere hogeschool ook het leven ingaat zonder vat op anderen. Al zou op den duur een volledig Roomse vorming de persoonlikheid niet sterker wapenen dan een gemengde opvoeding, dan bleef nog de overtuiging beslissen, dat wij Katholieken aan gezamelike invloed hechten en dus beginnen moeten met onze gemeenschap innerlik te bevestigen, tot de verwachte universiteit als publiek en sociaal getuigenis de som van onze individuele krachten overtreft.
Pastorale overtuigingen, waardoor niet-academiese geloofsgenoten zich uitsluitend laten leiden, mogen niet de basis leveren voor een hogeschool. Ons uitgangspunt blijft daarom
| |
| |
de Katholieke wetenschap, die organisatie vordert. Evenmin klooster als kazerne, bestaat een universiteit niet allereerst voor stichting van de vaste bezoekers. Of feitelik de een of ander aan zo'n inrichting zou mislukken, doet aan de geest ervan weinig af, want de hemel zelf gaf engelen niet eens volstrekte waarborg van heiligheid en, ook in gewijde watten gepakt, is iemand van vlees en bloed allerminst immuun tegen bekoringen. Gevaren vervolgen een mens en zeker een jongmens tot in 't vroomste milieu, zodat de Kerkleraar Sint Alfons op zijn oude dag nog een ontzettende twijfel had te lijden. Ook mogen wij er ons op voorbereiden, dat een Katho-lieke universiteit weer onvermijdelike nadelen meebrengt. Immers volslagen ‘onder ons’, buiten 't krities oog van wedijverende andersdenkenden, ontaardt de Roomse blijschap wel eens in lichtzinnigheid, waarvoor Leuven zich met geen buitengewone tuchtmiddelen bewaarde. Staan de namen lichtmis en kermis niet onderaan op onze stamboom? Exclusief Roomse omgang waarborgt op zich geen intenser Rooms leven, zolang juist wrijving en desnoods botsing met vreemden de verantwoording versterkt, het bewustzijn verscherpt, het beginsel verheft boven de kleinzieligheid van een geestelik renteniersbestaan. Wat onze studenteverenigingen aan gewestelike clubs van louter geloofsgenoten hebben gezien, was niet altijd bepaald een kern.
Maar nog eens, om deze particuliere belangen, hoe gewichtig ook, gaat het niet vooral. Besteden we zorg genoeg aan een goede zaak, dan vertrouwen we verder veilig op de Voorzienigheid; en geen onderneming is eenmaal denkbaar zonder min of meer verkeerde gevolgen buiten bereik van de ondernemer. Is 't dus voorbarig om te geloven, dat ieder zedelik leven aan een eigen universiteit ineens op peil zou komen, waarvoor de geschiedenis van 't middeleeuws Parijs alles behalve grond geeft - van de andere kant een katholieke hogeschool afwijzen, omdat misschien door 't verminderen van 't gelovig element de openbare academies nog goddelozer kunnen worden, is een verkeerde toepassing van onze plicht tot verantwoor- | |
| |
delikheid, die eerstens een directe taak voor ons zelf omvat. Separatisme heet het spook, dat velen van een eigen hogeschool afschrikt, ofschoon die juist alleen verhindert, dat wij als verstrooide eenlingen onderling gesepareerd blijven en dan ook geen doordringende kracht vormen in de maatschappij.
Ik houd me daarom bij de algemene roeping van een katholieke universiteit tegenover de studenten als studerenden. Moet na àl wat in de beide Kamers bij de herziening van de hoger onderwijswet is gedocumenteerd, nu de geest van de rijksacademies nog gekritiseerd worden naar hun eigen maatstaf van de neutraliteit? Nolens kon alleen de negatieve onpartijdigheid van zijn professoren prijzen, die erger door zwijgen tekortkwamen dan door spreken, terwijl Kuyper getuigde: ‘Als ik de til open zet, is de duif vrij om uit te vliegen, maar als er een valk op de boomtak tegenover zit, is die vrijheid niets dan schijn’. Wát moet een jurist verduwen, om, zoals onlangs gebeurde, van de katheder te horen verklaren: ‘Hoe meer ik heb nagedacht, hoe minder ik begrijp, dat er nog mensen zijn, die aan een vrije wil geloven!’ De laatdunkende toon van zo'n terloopse opmerking, waarmee enkel bij genade 't bestaan van een Christendom even wordt erkend, om anders over 't hoofd gezien en ongemerkt ondermijnd te worden, heeft al iets misleidends. Ook dreigt de verbijsterende tegenstrijdigheid van meningen wel twijfelzucht of onverschilligheid te bewerken, als de nieuwste opvatting tenminste niet de jonge hoorders vanzelf meesleept. In hun gevoelige geest of liever hun gevoelige ziel dringt een dwaling, aangekondigd als eis van onbevooroordeeld onderzoek, te licht door, vooral wanneer de wijsgerige kern van de kwestie onder feitemateriaal wordt bedolven, zonder dat de student, door de hoeveelheid kennis overstelpt, ook maar vermoeden kan, welke levensvragen ermee zijn gemoeid. Achter steigers van geleerde noten ontleedt zijn onkrities oog geen gevel van 't gebouw; en wie gegevens tot vergelijking en criteria tot beoordeling mist, laat zich meestal door zijn sympathie beheersen. De geneeskundige afdeling van de Kath. Wetensch.
| |
| |
Vereniging gaf bij een discussie over abortus zelfs gelegenheid om de oudleerlingen van Treub en van Kouwer te onderscheiden.
Gelukkig zijn er persoonlikheden, die zich tegen de stroom dubbel schrap zetten; maar er blijven altijd middelmatige, passieve naturen over; ja, vormen die naar oude ervaring niet verreweg de meerderheid in 't leven en dient een school niet biezonder voor wie 't meeste leiding nodig hebben? Vergift kan lang nawerken en 't wordt zelden door 't slachtoffer gevoeld, wanneer hij er langzamerhand aan gewend raakte. Iedereen is niet overtuigd en onderlegd genoeg om zich met eeuwige beginselen zulke eendagshypothesen te sterk af te weten en dankbaar onder een sofisties college door te bidden: ‘Ik heb meer begrepen dan al mijn meesters, want Uw getuigenissen zijn mijn overweging.’ De eisen van de praktijk absorberen later allen, die zich van de tegenstrijdigheid tussen hun katechismus en hun dictaat bewust waren, zodat ze moeilik tot een rijpe uiteenzetting meer komen, waarvoor een bepaald studieleven nodig is, zoals een eigen academie 't onze leiders uitsluitend kan gunnen. Vandaar werd b.v. de experimentele zielkunde, waarop zich zo'n geweldige veldslag afspeelt, onder ons onverantwoordelik verwaarloosd en hebben onze al te zeldzame psychiaters zich nergens principieel verklaard, terwijl de enkele keren, dat een medicus zich aan de dieper vragen van gebedsverhoring of wondergenezing waagde, meer dan ooit een stelselmatige school onmisbaar bleek. Voor gepromoveerden in ieder vak geldt de klacht van 't Boek Wijsheid, dat ze niet alleen dwalen in goddelike kennis, maar ook bij zoveel grote rampen vrede hebben. Laten juristen of medici hun huweliksmoraal, biologen of historici hun scheppingsleer, allen hun kennistheorie en zielkunde ongemerkt ingeven door de officiële wetenschap, dan wee 't evenwicht van hun geloof en rede, wee vooral ons goeie volk, dat door zulke halve broeders wordt voorgelicht! Ze moeten vertegenwoordigen, ze moeten verdedigen, wat ze krachtens hun vorming niet
| |
| |
anders kunnen dan miskennen; ze weten nauweliks, hoeveel valse denkbeelden ze, ondanks zich zelf gewoonlik, van de academie hebben meegenomen in de samenleving, waar ze als kopstukken worden gevolgd. In 't beste geval nog voelen ze zich, rechtzinnig metterdaad, krities weerloos tegen moderne beschouwingen, waartegen hun geweten zich zonder wetenschap verzet, zodat ze hun geloofstrouw slecht verantwoorden met redelike motieven, die van een leider verwacht mogen worden en die 't beginsel verdient. Is 't wonder, dat Kuyper sprak van tragiese amfibieën?
We kunnen verkeerde ideeën niet afsluiten, moeten ze leren overwinnen; want, zegt Kard. Newman, wie de universiteit voor studenten tot een seminarie maakt, laat de wereld hun universiteit worden. Nu is de middelweg tussen 't schuwen van de wetenschap en 't zoeken van de neutrale hogeschool eenvoudig het voorzichtig gebruik van de wetenschap aan een eigen academie, die de problemen aandurft en aankan, de jeugd volledig vormt voor de wereld, waarin die te leven heeft met al de registers van zijn krities orgaan wijd open: in reinheid, in kennis, in 't Woord van de waarheid..., als onbekend, maar bekend, als armen, maar velen verrijkend, als niets hebbend, maar alles bezittend.
Twee doodgewone feiten worden immers vergeten. De voorstanders van 't biezonder onderwijs schrikken voor de theorieën van liberale geleerden terug, zonder te constateren, of er door zulke doctrines werkelik veel personen zijn meegesleept. Wie verloor aan de universiteit bepaald het geloof dóór de universiteit? Ligt in de hoe langer hoe minder gevallen van apostasie de schuld niet waarschijnlik ergens anders, hetzij bij de familie of bij de persoon zelf? En dit verschijnsel brengt ons tot het ander feit, telkens aan de overkant voorbijgezien: dat het ons niet alleen om behoud, neen om versterking en verdieping van de godsdienst is te doen; dat het een minimum resultaat zou wezen, wanneer iemand aan de hogeschool niet zijn geloof verloor; want zo onrijp elke overtuiging van een aankomend student is, zo rijk dient zijn christelik
| |
| |
denken en voelen er gevoed te worden, ruim genoeg om levenslang op te teren en anderen van mee te delen. Is dan de consequentie van deze elementaire eis niet onverbiddelik een katholieke universiteit?
Beter dan vroege schermutselingen met tegenstanders te wagen, doen de sterke broeders, door zich onder 't leger van geestverwanten te vormen tot leiders. Aangenomen dat leerlingen op elkaar de grootste invloed uitoefenen, hebben ze zich van jongsaf aan 't partijleven te wennen, om solidair met onze gemeenschap morgen op te trekken. Hoe groot voelen we ons een ogenblik op Katholiekedagen en hoe valt ons Rooms zelfbewustzijn nog te groeien! Ook het onderling wantrouwen uit misverstand zal bij geregelde aanraking van de vijf bisdommen en de verschillende orden verdwijnen. Een eigen hogeschool brengt de studenten in kontakt en liefst in tijdelike dienst van 't centraal bureau van allerlei sociale organisaties, die uit het licht van de wetenschap hun beste kracht zullen ontwikkelen. Wat waren de antirevolutionnairen zonder Vrije Universiteit, hun arsenaal en legerkamp meteen? En Leiden bevestigt met zijn school van Thorbecke en Buys, dat de invloed van een juridiese faculteit zich dadelik in politieke macht omzet. Zo geeft Leuven een voorbeeld in kadervorming, scholing van leken als Frans van Cauwelaert, alleen een leger waard, maar ook niet voor niets oudsecretaris van Mgr. Mercier. Het vertrouwelik verkeer tussen professoren en studenten, dat vanzelf in onze familiekring zou vlotten, ontwikkelt een electriciteit, waarbij geen privatissimum haalt. Algemeen is de klacht in ons land, dat de hoogleraars, kamergeleerden als ze grotendeels zijn, hoogstens een vormelik kontakt met de studentewereld onderhouden langs glacés, die geen psychiese warmte geleiden. Daarentegen was Mercier, die in zijn Thomas de vader evenals de meester volgde, een gezocht raadsman, is Vliebergh een vertrouwd organisator van studenten; maar wij danken aan onze eenheid ook het charisme van gastvrijheid en gezelligheid, wij knielen allen broederlik samen voor één altaar, omdat onze Alma Mater, in plaats van een Minerva met verkillende
| |
| |
Medusakop, de zalige Maria is met haar zegenend kind en haar moederschoot als een vruchtbare levenschool.
Een aktueel Kerkprobleem heet de verhouding van geesteliken en leken, waarvoor geregelde toenadering en samenwerking in de beslissende studietijd ook de veiligste belofte geeft. Vrije omgang met theologanten, tot dusver hier in seminaries afgezonderd, maar dan door de besten vertegenwoordigd aan de hogeschool, voedt in Duitse landen tot wederzijds vertrouwen en weldadige vriendschap op. Kard. Bourne schreef eens aan zijn voorganger op de zetel van Westminster:
Only a university would throw open to us a wide possibility of study in all branches, while at the same time it will bring our students into contact with the lay educated mind - a thing which seems to me of such vast importance to them in view of their influence on the non-Catholic world afterwards.
Verder geeft een katholieke universiteit aan de jongelui ruim gelegenheid tot ontmoeting van geleerde priesters, zoals veel intellectuelen er tegenwoordig nog zoeken, wat des te verder vervreemding van onze geestelike stand bevordert, naarmate ze meer dominees als studiegenoten konden waarderen. Op massawerking berekend, pakt een gewoon zielzorger niet direkt de toon van academieburgers. En de R.K. studenteverenigingen bereiden ook in dit opzicht een eigen hogeschool, waaraan ze door zoveel mogelik correctieven tegemoet werken, voor, dat ze spontaan riepen om studentevaders. Terwijl ze om zich heen verwerkelikt zien, dat de wijzen zijn beschaamd, omdat ze 't woord van de Heer verworpen en de wijsheid verlaten hebben, willen ze persoonlik heiliging in zijn waarheid.
In een milieu als ònze universiteit moeten de intellectuele functies van 't priesterschap, met name preken en biechthoren, waaraan Sint Theresia allereerst hoge eisen van wetenschap stelde, voller tot hun recht komen, zodat gekwelde zielen niet meer uren hoeven te reizen voor een geestverwant leider. Een van onze edelste koppen, Pater van Oppenraay,
| |
| |
geroepen geleerde, scherp van oordeel, fijn van vormen, zeldzaam harmonies van hoofd en hart, even doordenkend als welsprekend humanist, die in de klassieke filologie, erfenis van Leiden, een ster had kunnen worden, zoals vriend en vijand eenstemmig voorspelden, heeft zijn rijke gaven en krachten gewijd, letterlik gewijd aan de zielzorg van intellectuelen, tot zijn mensekennis ook voor de wetenschap tenslotte méér bewerkte dan hij met louter boekewijsheid ooit bereiken kan, door offervaardig bij andere vorsers zóveel energie te wekken, dat geen foliant wel zijn verzamelde werken in 't levensboek omvat.
Een katholieke universiteit maakt tegelijk de leken religieuzer en de priesters kritieser door een school van gewijde welsprekendheid binnen de vaste kerk, waar het academiejaar plechtig geopend wordt en gesloten, waar studenten eigen congregatie en missie houden, waar de professor naast de student knielt aan dezelfde communiebank, waar de jurist de theologant de Mis dient, waar de vaandels van de verenigingen 't altaar versieren van hun Patroon, waar de promotie met een zegen wordt bekrachtigd, waar een kapittel van professoren met een koor van studenten de liturgie opluistert, waar alle waarheid straalt uit het levend Woord. Nu 't godsdienstonderricht op onze lager scholen met speciale examens en diploma's verbeterd gaat worden, is 't tijd, door stijgende graden de geloofskennis onder leken te bevorderen, zoals Frankrijk, waar de openlike stelling van de heilige godgeleerdheid fier gehandhaafd wordt, aan be-kroonde onderwijzers en andere liefhebbers van gewijde wetenschap plechtig door de kardinaal van Parijs een prijs ziet uitreiken binnen de Notre Dame. Zo'n filiatie van 't katechismusonderricht aan de theologiese studie kan weer alleen een eigen hogeschool bewerken.
Ook op de studenten van openbare academies zal onze universiteit hervormende kracht hebben. Dat de hoogleraar zich wezenlik docent voelt en toont, is voorlopig niet meer
| |
| |
dan een van Prof. van Dijk's vrome ‘vota academica’. De bestaande hogescholen fokken geleerden, wat maar enkelen worden, vormen geen leiders, wat allen moeten zijn als dokter of rechter, leraar of predikant. In de werkelikheid betekent een berg vakgeleerdheid toch nauweliks de helft van levenswijsheid, geestesbeschaving - eens omschreven als wat de mens overhoudt, na al 't geleerde vergeten te hebben -, karaktervorming, schatten die natuurlik geen school iemand geven, maar tenminste ontwikkelen kan. Hoeveel adviezen van een advokaat, hoeveel consulten van een medicus, om de direkter invloed van een dominee of leraar niet eens te noemen, gaan tenslotte buiten schoolse kennis om, berusten op gezond oordeel, ervaring en takt! De godsdienstige, maatschappelike en staatkundige vergaderingen, die over de toekomst van 't volk beslissen, dreigen aan de invloed van academies gevormden met hun dieper onderscheidingsvermogen te ontsnappen, omdat de aristocratie van de geest aristocraties wordt gescheiden van 't leven. De student leert zich tegen geen demagoog handhaven en de Kamer laat zich daarom bij gebrek aan rechte sprekers overheersen door schreeuwers.
De scholastieke tucht gebruikt vaste disputen, 't tegendeel van een verward debat, dat ieder nieuw prater door andere bijkomstigheden erger van de kwestie afleidt, neen strenge redetwisten in syllogistiese vorm en onder techniese leiding. Maar wie van de liberale hoogleraars, die met Hector Treub machteloos over de onmondigheid van promovendi klagen, durft zulke oefeningen met zijn studenten aan? Hier is een punt, waar alleen de middeleeuwse traditie, bewaard in kloosterscholen en vertoond aan een katholieke universiteit, de weg weet, om de hoofdzaak van een academiese opvoeding, waaraan de naam academie oorspronkelik herinnerde, op de voorgrond te brengen: leren denken en leren spreken.
Met die intellectuele discipline zal de morele tot beter vorming bijdragen; beide gaan trouwens grotendeels in de
| |
| |
heilige wet van de arbeid op. De énige faculteit, waar tot dusver de student een volle dagorde vond, is de mediese; alleen blijft de atmosfeer in ziekehuizen zonder H. Oliesel zò brutaal materialisties en heerst aan klinieken, die weinig eerbied voor 't mysterie van 't leven bijbrengen, zò'n platte toon, dat een Christen huivert voor de positie, door artsen in 't familieleven van kraambed tot sterfbed ingenomen, waar hun invloed door geen priester opgewogen wordt. En in de overige faculteiten mist de opleiding alle praktijk; de rechter ziet geen gevangenis, de leraar geen klas vóór zijn benoeming, die hem noodlottig tot vivisectie op zijn eerste slachtoffers dwingt; de predikant beklimt in zijn kansel de eerste katheder. Met toepassing van wetten en regels laat de hogeschool zich zelden in; luisteren mag de student, die 't op colleges niet verleert, zelden of nooit tonen, de stof verwerkt te hebben, door de dooie massa in vorm te brengen en zijn denkbeelden klaar te maken in gedachtewisseling. Al wat studenten vrijwillig tot aanvulling van deze nood beginnen, is toevallig en ontgaat obscure broeders, die zo'n optreden 't meest moeten leren; de rest wordt volslagen aan de goede wil van een hoogleraar overgelaten, en de vrijheid van een Nederlands professor, b.v. om zijn halfjaarlikse vacantie nog te verlengen, schijnt absoluut.
Tussen twee examens loopt de gemiddelde jurist bedenkelik leeg; hij laat zich in vacanties door een repetitor oppompen en put daarmee zijn studielust uit. Waarom dit bevoorrecht exemplaar van de staat, die hem de slappe wet voor zijn eigen opleiding liet maken en hem dan de hoogste posten toever-trouwt, ook geen laboratorium, geen rechtskundig instituut met verplicht proefschrift tot slot, opgelegd? Omdat de professoren geen docenten zijn en zich te weinig hoeven aan te trekken van hun ontelbare studenten, die, al blijkens de jolige klank van dit woord, niet strikt aan studerenden beantwoorden. Och, het zoontje van papa kwam toch wel in ‘de Witte’; maar ons eerlik volk, dat de lasten van de hogescholen draagt, mag voor zijn moeite wel het recht van toezicht eisen op de
| |
| |
gunstelingen van zo'n weeldestichting als een rijksuniversiteit, waar allerlei onderwijzers tien maal meer partij van zouden trekken dan 't gros onder de studenten. De heren in Den Haag hebben uit de hoogte gelachen om de bedreiging van een socialist, dat hij maling had aan de juristerij; wie weet intussen, of de kritiek van heel de democratie, ook de christelike, ook de katholieke democratie, dit woord niet eens op het hoofd van de juristen persoonlik laat neerkomen, zoals het al gaat beginnen met de diplomaten?
Onze universiteit zal niet alleen onbemiddelde personen van talent weten te trekken, wat de hierarchie ook krachtens het moederschap van de Kerk verstaat, maar paedagogiese verantwoording voelen tegenover alle studenten. Een verloren jeugd is geen grondslag voor een werkzaam leven; en werken moet een vrijgelaten jongmens leren, zijn arbeidskracht oefenen, nog afgezien van zijn bepaalde taak. De aanstaande advokaat heeft niet minder aan de kantoorstoel te wennen dan de kandidaat-notaris; een uurtje dagelikse leiding en inleiding zou hem de studie zelf vergemakkeliken. Eér de wet nu in zo'n vakopleiding voorziet, kan een vrije hogeschool zulke verbeteringen tot proef voor de staat invoeren.
Een hele vernieuwing van 't studenteleven, dat al jaren een doortastend initiatief verwacht, valt te hopen van onze academie, los van de ‘mos’ en meteen door eeuwenlange traditie van de Kerk, waarvan de universiteit een kind is en blijft, rijk aan ervaring. Uitsluitend de geloofsband is hecht genoeg om de verschillende standen te verenigen in een eenvoudige organisatie met eigen gebouw als tehuis voor vergaderingen, onder volle vrijheid om zich verder in biezondere kringen te splitsen. Zagen de middeleeuwen zelfs geen officiële vertegenwoordiging van de studentewereld in de senaat van de hogeschool, die als een republiek in Kerk en Staat werd erkend?
Uiteraard is er bij een eigen stichting meer hart dan bij bureaucratiese rijksinrichtingen. Zo bestaat er alle kans, dat aan onze hogeschool van 't begin af de woningtoestanden voor
| |
| |
arme studenten geregeld worden, terwijl die aan de openbare universiteit nog elke zorg moeten missen. Naast minder gegoede families zouden wel de ouders van menig ‘Heer’ student zich opgelucht voelen, wanneer, evenals voor de meisjes in Leuven en de jongelui in Oxford en Cambridge, minstens met oog op het eerste examen, convicten werden gebouwd.
Dezelfde eenheid van geloof, die de wetenschap aan een katholieke universiteit tot synthese leidt, bevordert dus de harmonie van 't onderwijs en organiseert de studenten in een samenleving, waardoor de orde van de grote maatschappij gedragen wordt in plaats van bedreigd.
| |
III
Terecht herinnerde ‘De Tijd’ er 19 Junie 1912 aan, dat de vraag naar de mogelikheid en opportuniteit van een eigen hogeschool een vrije kwestie was; maar het schijnt bijna geen open kwestie meer, nu de bestrijders zelf het proces helpen sluiten, door van de ene kant een opdringende reeks getuigen tegen zich op te roepen en van de andere kant hun eigen argumenten hoe langer hoe verder te zoeken. Newman werd in 't geding betrokken en ieder vereerder van deze geest, die persoonlik tegen een universiteit opwoog, voelt zich aan de meester verplicht, om dit voorbarig beroep af te wijzen. Vooreerst is zijn opvatting hier ingewikkelder dan ooit, en verder leert hij ons stellig onderscheid maken tussen zijn zakelike betogen en zijn toevallige ervaringen, die hem alleen in tijdelike omstandigheden een motief tot beslissing konden geven. Wat er onsterfelik is in zijn wezen, dat hoeft ons toch allerminst te binden aan wat hij in Ierland zestig jaar geleden voor teleurstelling heeft ondervonden? Bleef Willebrord thuis, omdat zijn landgenoten Egbert en Wigbert nog de Friezen niet bekeren konden? Ik hoop gevoelig te wezen voor Newman's lessen, maar ik wil de laatste zijn om te zweren bij zijn lot, al heeft dat zijn persoonlike mening wel eens geleid, voorzover het in bepaalde gevallen richting
| |
| |
gaf. Wij leven in een ander land en in een andere tijd en zien trouwens de nieuwste stemmen in ‘The Tablet’ weer roepen om een katholieke universiteit. Zo nemen wij ook de mislukte pogingen van Kard. Hergenröther zeventig jaar geleden in Duitsland eenvoudig voor kennisgeving aan, evenals de gedwongen aanpassing van 't Oostenrijks ontwerp, dat ons front hoegenaamd niet hoeft te keren. De zaak in Salzburg is trouwens doorzichtig genoeg: het dertig jaar oude plan tot stichting van een eigen hogeschool moest het episcopaat daar onlangs inbinden, toen een openbare inrichting dreigde de biezondere te voorkomen, en 't bestaan van twee academies naast elkaar ondoenlik bleek. Een compromis was de aangewezen uitkomst, omdat de kerkelike professoren toch gelijke rechten zouden krijgen met de andere en hun vak uitsluitend vertegenwoordigen, terwijl onze biezondere hoogleraren alle invloed op examens missen en daardoor van een facultatief gehoor afhangen, dat uiteraard wordt samengesteld uit enkele vrijwilligers, die op den duur alle mogelike colleges zouden te vullen krijgen. Wat dus aan de Donau kan, dat kan hier niet, en wat aan de Theems niet kan, dat kan hier wel. Of is 't gemis aan een enkel Rooms dagblad in Engeland soms een beletsel voor onze twintig? Of hindert de eigenaardige verhouding tussen kerk en staat in Oostenrijk ook onze vrijheid?
We mogen alle volken van de wereld gerust zo'n gezond Katholicisme wensen als het onze. O er komt hier veel ‘tekort’, b.v. een katholieke universiteit, maar potentieel is er alles van te maken, zolang de geloofskracht ieder offer brengen wil. Voor Rooms Nederland met zijn onuitputtelike toewijding is moeten gelijk aan kunnen. Wordt morgen 't sein voor iets groots gegeven, dan komt het. Wat Kuyper deed, doen wij beter door ons gelovig lekedom, onze hierarchie, onze philosophia perennis; wij hebben 't getal, wij hebben de toekomst. Zoals we niet de gunst om de oude St. Bavo terug te kopen hebben afgewacht, maar, ofschoon overtuigd dat heiligdom vroeg of laat te krijgen, er een
| |
| |
nieuwe naast bouwden, die vanzelf rijker werd dan 't oospronkelik plan, zo willen we niet langer bij de rijksuniversiteiten bedelen, zonder ons eigen brood te breken in ons eigen huis.
Toen Salomon een tempel voor de Wijsheid begon, getuigde hij: ‘Het huis, dat ik wil bouwen, is groot, want groot is onze God boven alle goden’. Ons streven is vast om onze academie tot een model te maken; maar het optimisme slaat licht in zijn tegendeel om, conservatieven doen zich soms het radikaalste voor, zodat veeleisende voorstanders tenslotte tegenstanders worden, wanneer het ideaal niet ineens kant en klaar te maken valt. Wél worden de bezwaren van deze stichting, die een groeiende reeks stichtingen omvat, met geen geflatteerde balans weggetoverd en zijn er allerlei gunstige berekeningen geleverd, die schitterend kloppen, alleen niet met de werkelikheid; maar ongegrond is 't met dat al, een kapitaal van 15 miljoen nodig te noemen voor het begin. De gelukkige waag bij de begroting van't morgen-blad van ‘De Maasbode’ was juist, de imponderabele factor mee te tellen, omdat de Roomse offervaardigheid, door levenseenvoud gewaarborgd, een solieder reservekracht vormt dan welke contanten ook. Grote dingen komen nooit uit een volle spaarpot rollen, volgens deze economie, dat de vruchtbaarste erfenis 't voorbeeld van een werkzaam vader is. Het bezielend initiatief van een persoonlikheid, vermenigvuldigd door onze heilige gemeenschap, is de reële basis voor ondernemingen in Gods Kerk.
‘Een Universiteit kan evengoed als elke andere instelling op den groei gemaakt worden’, verzekert Kuyper, die aan de Kamer vertelde: ‘Toen bij de stichting der Vrije Universiteit Allard Pierson ons kwam complimenteeren, sprak hij het uit, dat dit opkomen van zulk eene stichting uit de lagere standen der maatschappij moed gaf voor de toekomst van ons volk’. Groeien doet een hogeschool uit ons middelbaar onderwijs, zoals dat uit het lager is opgekomen met eenzelfde kracht van toewijding en nog eens toewijding.
| |
| |
Nu de ‘gelijkstelling’ in de dop is, mag er wel herhaald worden, dat de staat alleen formuleert wat het volk heeft gewild. Door offers is ons recht veroverd, offers van de onderwijzers, van de ouders, van de leerlingen ook, die allen voor hun beginsel wat over moesten hebben; want hele geslachten onder ons zijn grootgebracht met minderwaardig materiaal, onvolledig personeel en overvloedige energie. Daarom zou 't strijden tegen alle wetten van geleidelikheid, wanneer de eerste professoren en studenten aan onze eigen academie niets te missen hadden, om door krachtdadig vertrouwen baan te breken voor een verre toekomst. Morele bijdragen hebben minstens zo'n positieve waarde als financiële, zolang ieder, die met zijn persoon heeft betaald, zich levenslang hecht aan de zaak, waaraan hij zich volledig wijdde en waarvan hij vanzelf propagandist wordt, dus tiendubbel contribuant. Waarin een biezondere school uiterlik ook achterstaat, het wordt ruim vergoed door de kracht van overtuiging, de geestdrift van 't offer zelf, dat allen door zoveel ontbering vrijwillig brengen. De student aan een rijksuniversiteit is te verwend om zijn rijkdom te waarderen, terwijl een academie, die van persoonlike gaven leeft, een zelfstandigheid ontwikkelt als van selfmade men vol nieuw bloed. Wanneer de Protestanten tegen onze kerken opkijken, dan mogen ze beseffen, hoe wij 't tegenwoordig goed hebben, omdat onze vaders 't zo zwaar hadden: de grootse Sint Bavo is ontwikkeld uit zolderkerken.
De Nederlandse Katholieken zijn wettelik vrij en innerlik rijp voor een eigen hogeschool, waarvan de voorzichtige begroters terecht alle eisen onder ogen zien, als ze maar onthouden, dat tijdig beginnen vaster tot voltooien leidt dan uitstel op uitstel. De parabel van de toren, die niemand bouwen moet, zonder eerst de kosten te berekenen, om geen kans te lopen, dat hij 't werk niet af kan maken, heeft de hele Bergrede tot hoopvol pendant. Er is altijd nog zo iets van Roomse familietrots, die 't huis voor ruïne bewaart. De middel- | |
| |
eeuwse kathedralen, wonderen van gemeenschap bij opeenvolgende geslachten, geven een eeuwig voorbeeld, van geduldig afwachten? neen van geweldig voortwerken. Onderneemt onze tijd, waarin alles vlotter gaat, het werk edelmoedig, dan laat hij 't nageslacht bij dit initiatief ook de plicht tot volharding na, die Katholieken, solidair met hun vroegste vaders als met hun verste broeders, zo aandoenlik trouw weten te vervullen.
De staatsbegroting voor hoger onderwijs bedroeg een vijftig jaar geleden nog geen drie ton en nu wel tien maal zoveel. Bij zo'n vlugge vaart schijnt het niet geraden, onze beurt langer dan nodig te laten voorbijgaan, 't Is er ongeveer mee als met inkopen in deze crisistijd: hoe meer ze worden uitgesteld, hoe duurder ze ons komen te staan. Wie zijn krachten wil verzamelen, om op volstrekt gelijke voet met rijksinstellingen te kunnen beginnen, zal telkens merken, dat die hem onderhand weer voorbijgegroeid zijn. Een katholieke universiteit, die essentieel een getuigenis van de waarheid voorstelt, hoeft ook geen volmaakte uitrusting af te wachten aan techniese middelen, bestaansnorm van een neutrale inrichting, die de waarheid volledig zoeken moet. Durven is een kunst, die wij Roomsen, zonder angst voor een groot gezin in onze kleine huizen, wel verstaan. De persoonlike verantwoording van ieder Katholiek tegenover zijn Kerk waarborgt schatten boven ministeriële begrotingen.
Toen Mgr. Maffi 't eerst als kardinaal in zijn bisschopstad Pisa terugkwam, mislukte 't anticlericaal komplot tegen zijn feestelike ontvangst, niet alleen omdat de faculteit hem persoonlik als astronoom hooghield, maar vooral omdat de archivaris van de senaat makkelik werk had, met de opkomst van de universiteit grotendeels te herleiden tot vrome dotaties. In de wetenschap komt het biezonder op belangstelling voor speciale onderzoekingen en uitgaven, proeven en reizen aan, waarvoor de logge bureaucratie nooit zo gauw te vinden valt als een levend Mecenas geval voor geval. De wedijver werkt
| |
| |
hier mee: het Teylergenootschap heeft ook een beter biologiese boekerij dan de rijksbibliotheken, en fysiese instrumenten, die geen staatslaboratorium rijk is; verzamelingen zijn meestal een persoonlike liefhebberij. Welnu, dit element kan zich als godsdienstige liefdadigheid bij ons betuigen, wanneer de ‘goede werken’ weer allereerst gezocht worden in gedrukte werken, die 't meest tot Gods eer bijdragen. Het Bijbelinstituut in Rome, één en al geschenk van een Bretonse dame (al draagt het niet haar naam zoals de Amerikaanse Harvard-, Hopkinsen Clarke-universiteiten van de stichters) heeft wetenschappelike prijsvragen uitgeschreven, die naar een vrijgevig lord heten; en zo tellen Franse instituten leerstoelen met de naam van een stichter. Nauweliks werd aan 't Collège de France een hoogleraar voor de geschiedenis van de Revolutie benoemd, of l'Institut Catholique kreeg twee zulke specialisten.
Dat alles bevestigt ons vertrouwen. Was de betekenis van een universiteit recht evenredig aan zijn budget, dan moest Amerika immers de hegemonie in de wetenschap hebben, wat de eerste tijd nog het geval niet is. De eensgezinde hulp tot herstel van de Leuvense bibliotheek berust blijkbaar op erkenning van de wetenschap, die bij 't jubileum van deze katholieke hogeschool door heel de geleerde wereld gehuldigd werd. En toch leeft Leuven van aalmoezen en hield het materieel een krap bestaan. Maar het werk is er gezegend: in 1834 met 13 professoren en 86 studenten opnieuw begonnen, had de universiteit tachtig jaar later 120 professoren en 2300 studenten met een budget van ruim een miljoen frank. Als we de invloed van miniatuur-academies als Wittenberg en Genève of, voor Protestanten en Katholieken samen, Tubingen nagaan, dan begrijpen we, hoe Kuyper zijn Vrije Universiteit opzetten dorst, al verklaarde hij zich in zijn openingsrede verlegen met de naam universiteit.
Zo'n universiteit is allereerst een geestelike grootheid, in geen plattegrond vast te leggen, evenals een stenen kerk enkel een voorstelling betekent van de gemeenschap der
| |
| |
heiligen. Een organisme nu wordt niet gefabriceerd, de kiemen van onze academie leven al, zodat we met een variant op het Evangelie mogen getuigen: ‘Zie, de hogeschool is binnen u.’ Er begint onder ons een productie van geschriften te werken, van cursussen en correspondenties, congressen en periodieken, die 't intellectueel kapitaal van Katholiek Nederland rendabel maken. De Wetenschappelike Vereeniging gaf in verschillende afdelingen een voorspel van universitaire samenwerking, terwijl de wandelende Leergangen al de kaart verkenden voor de Radboudstichting. Ontelbare daden van voorbereiding maken dus woorden tot inleiding vrijwel overbodig; allerlei groepen kamperen in de open lucht, tot ze gezamelik onderdak vinden binnen de katholieke universiteit.
Onwillekeurig drong de vraag zich op, of Sint Radboud niet te platonies zijn verheven doel heeft bepaald zonder praktiese organisatie. ‘Zoals de actie nu is, zullen we nog lang moeten wachten’, werd 9 December 1911 in De Maasbode geklaagd. En vóór die tijd verbaasden ijveraars zich, hoe de propaganda, aan hooggeboren en hooggeleerde heren opgedragen, volslagen doodliep; zodat geen adres voor eventuele inkomsten bekend was, eer een kerkcollecte onlangs de noorde-like bisdommen, die lang ten achter heetten, opwekte. Geheimzinnig sparen lijkt niet het middel om de beurzen open te houden, zolang het in de natuur van een mens ligt om te willen zien, wáár hij zijn giften aan besteedt, om er, zoals het eenmaal klinkt, ook plezier van te beleven. Leg een eerste steen, al is 't van een voorlopig fondament, en 't regent nieuwe stenen; maar doe de deksel op de schatkist en geen hand draait er naar om. Is Dekkerswald niet dadelik op krediet gesticht, het solied krediet van ons Credo? Als grote mensen geven, àl maar geven, en als kinderen buiten de zaak gelaten worden, houden Hollanders moeilik vol. Zelfs kinderen, die een zandberg ophopen, moeten onderhand telkens genieten van hun vorderingen. Eerst door de zaak van een katholieke
| |
| |
universiteit te maken tot de zaak van 't katholieke volk, zal de stichting vlotten als die van zoveel sanatoria.
In ieder geval wordt het langzamerhand tijd om het geestelik kapitaal voor het stoffelike niet te verwaarlozen, het tweede dienstbaar te maken aan 't eerste, doordat de Radboudstichting zich met de Wetenschappelike Vereeniging verstaat als een wetgevend lichaam met een uitvoerend en daaraan geregeld bijdragen toevertrouwt voor wetenschappelike opdrachten, studiebeurzen, prijsvragen, reisstipendia, subsidies van vor-sers en schrijvers, zoals particuliere fondsen aan de faculteiten doen, welbewust dat een universiteit als resultante van verschillende actieve krachten alleen toekomst heeft.
Een dringend werk is op de eerste plaats de vorming van onze bibliotheek. Een Bonaventura Kruitwagen, vraagbaak voor bibliografen en bibliothecarissen van beroep, een specia-liteit, die onze geloofsgenoten nog niet zó kunnen waarderen als de liberalen 't doen, zou, eenmaal aansprakelik gesteld voor deze taak, een boekerij om zich heen verzamelen op de manier, waarop een geboren strateeg een leger om zijn vaandel vormt. Hij kent de private collecties onder ons, waaruit hij met volmacht van 't Episcopaat licht voor weinig of geen geld een keus zou weten los te krijgen. Zijn oproep, nog liever zijn inspectie, kon genoeg giften of koopjes aan kostbare of zeldzame werken, die anders binnenkort geveild worden, opleveren voor een gemeenschappelik atelier, waar alles oneindig meer tot zijn recht komt dan in kamerkasten. Nergens vinden de handschriften of wiegedrukken, tenminste exemplaren zonder kunsthistoriese waarde, van de bisschoppelike musea en semi-naries, de perkamenten van kloosters en pastorieën, zoals de door Flament gecatalogizeerde reeks van 't Amsterdams Begijnhof, zo'n doelmatige en veilige plaats als bij een katholieke universiteit. Waarschijnlik laten boekerijen als van de Gregorius-vereniging, de provinciale genootschappen van Brabant en Limburg, Apologetiese en Liturgiese verenigingen, de vak-portefeuilles van Wetensch. Ver. en Exegetiese Kring zich daar dankbaar onderbrengen. Zo gingen de Leergangen in 1915
| |
| |
een studiebibliotheek vormen, wat de Katakombestichting ook voor archeologie begon, nadat het Leids bureau van de K.S.A. bijna 10.000 delen en 't Amsterdams Geloof en Wetenschap een 12000 bijeenbracht, terwijl plaatselike lees-museums op hun beurt heel wat inhaalden. Nu 't onderwerp dus overal aan de orde is, geldt het vooral de gelegenheid voor een centrale bibliotheek niet te verzuimen, waarbij verzamelingen van entomologen, penningkundigen, bibliofielen en ook van vrijwilligers, die op unica jagen, alles behalve te versmaden zijn. De oude liederboeken bij Pastoor Roes, de Imitatio-uitgaven bij Rikkers, de documenten over onze emancipatie bij Van Waardenburg, het Thijmarchief van Sterck en wie weet, welke verborgen schatten meer, ze zouden eerst volop productief worden binnen een histories instituut, 't Is met zo'n wetenschappelik magazijn als met een brokkehuis, waar velen graag allerlei overbodigs aan geven, dat ze anders verkopen. De traditie van boekeliefhebbers onder Amsterdamse kooplui kon door deze stroom geleid worden in de richting van de vrome Hope-Scott, die zijn liefdadigheid in 't kopen en geven van bergen boeken toepaste. Maar zulke vragen betekenen geen lessen aan deskundigen, alleen wenken aan buitenstaanders, die moeilik weten, hoeveel intellectuele energie eenvoudig op organisatie wacht. Van alle kanten komt spontaan de ene verrassende uiting na de andere getuigen, dat langzamerhand de dagen vervuld worden voor een katholieke universiteit.
Het zwaartepunt van de kwestie ligt in de methode om onze geloofsgenoten een voor een te leren meeleven met de groeiende invloed van de Kerk op de cultuur. Uiteraard heeft een geslacht, dat seminaries te stichten had, zich aan geen universiteit toe gevoeld; maar het bewijst een zwak doorzicht, wanneer menigeen, vrijgevig bij de opleiding van levieten, nog onverbiddelik voor iemands academiestudie zijn hart en beurs sluit. Alsof de vorming van godsdienstige dokters ook niet, ofschoon minder direkt, een belang van
| |
| |
de Christengemeenschap was en de toepassing van de gewichtigste zedepreken niet grotendeels afhing van de vertrouwde huisarts! De massa heeft een bijgelovig ontzag voor titels, het voorbeeld van gegradueerden werkt dikwels betoverend; van professoren over leraars op onderwijzers gaat een hierarchie, waarvoor het publiek eerbiedig buigt. Daarom dient het Roomse volk ervan doordrongen te worden, dat zijn zelfbehoud, biezonder in dagen van algemene voorlichting, is overgeleverd aan de vorming van leiders, die de priesters buiten de kerk aanvullen.
De vromen gaan gelukkig hun liefdadigheid aan meer dan louter kerkramen en ziekbedden oefenen, zoals in 't gulle Frankrijk ook zo wordt gewenst:
Nous donnons, presque à tort et à travers, à des oeuvres de bienfaisance dont beaucoup ne profitent plus guère qu' à ceux qui sont ou qui deviennent nos adversaires; et nous négligeons les oeuvres qui ont pour but d'augmenter le nombre de nos partisans.... La charté à l'égard des esprits souffrants, la charité intellectuelle à trop longtemps été la moins pratiquée.
In de middeleeuwen gold het voor een weldaad bij uitstek om studiebeurzen te stichten; en uit die tijd dateert de naam bursa voor gratiscolleges, zoals wij er hier minstens één nodig hebben tot scholing van bekeerde Javanen. Nog telt ons land van af Sint Thomas' eeuw fondsen of ‘lenen’ onder patronaat van familieheiligen, die tegen de bedoeling van de katholieke schenkers dominees laten opleiden. En om onbemiddelde jongelui met buitengewone aanleg academievorming mogelik te maken, gaf Aalberse de stoot aan 't ‘Voorhoedestudiefonds’, bestemde Moller zijn feestgeschenk tot een dergelik doel, ijverde met even edel gevoel voor arme broeders ook de Unie van R.K. Studentenverenigingen.
De leiders van onze emancipatie hebben dit vitaal belang voorzien en voorbereid. Toen Alberdingk Thijm, die bij zijn handel en actie en kunst direkt en indirekt zoveel tot de wetenschap bijdroeg, Mr. Samuel Lipman om steun voor Van Lennep's Vondeluitgaaf vroeg, antwoordde deze bekeerling,
| |
| |
deken van de Amsterdamse advokaten en bijbelvorser in één persoon, hem 9 Junie 1862, dat hij en zijn vrouw al ‘buiten de grenzen’ waren gegaan. Omdat zulke figuren nog altijd voorbeeldig zijn, mag wel een stuk van zijn verontschuldiging aangehaald worden:
Zonder medewerking van wie ook hebben wij gesticht wat wij nuttig achtten. Ook ter bevordering van geleerdheid onder onze geloofsgenooten hebben wij een' student aan de Hoogeschool van Utrecht, en een die binnenkort naar Leyden gaat. De Schriftver-taling kost mij al mijn' tijd, en ons zeer vele duizenden. Van allen, die haar gunst toedragen, smeeken wij om de gebeden; deze zijn de ondersteuning, die ik diep gevoel te behoeven - de éénige die wij, en met den nederigsten dank, ontvangen. Onder deze omstandigheden - en vele, vele andere van gelijken aard -moet ik vaak, en nooit zonder diepe droefheid - neen! zeggen, ten einde te kunnen voortgaan met alles, wat wij volgaarne en blijmoedig doen.
Een ideaal ‘scholarship’ of zelfs levenslang ‘fellowship’ vinden gelukkig verschillende geesteliken in hun vrije positie; en naarmate 't intellectueel peil gelijk met onze economiese standaard stijgt, krijgen we meer leken, die zich de weelde van een leven voor de wetenschap in zuinig of niet bezoldigde ambten als museum- of archiefvolontair, assistent of privaatdocent veroorloven kunnen. Dat heeft kard. Mercier indertijd voor program gesteld:
Former des hommes, en plus grand nombre, qui se vouent à la science pour elle-même, sans but professionel, sans but apologétique direct, qui travaillent de première main à façonner les matériaux de l'édifice scientifique et contribuent ainsi à son élévation progressive.
Zoals zich voor aalmoezenier of pastoor van nieuwe parochies al vrijwilligers aalmeldden, mogen in 't vervolg misschien biezonder geroepen en gevormde krachten onder de geesteliken als geleerden afgezonderd worden, wat immers ook een apostoliese zending wezen kan. Pater Donders en Prof. Donders waren twee Tilburgenaars van 't zelfde geslacht, ik meen van dezelfde familie, waarvan wij de heilige, dus Goddank verre- | |
| |
weg de grootste, gehouden hebben, maar waarvan wij de geleerde om zijn verloren invloed, ook aan heiligheid misschien in ontwijde kringen, blijven betreuren.
Hartstocht voor de wetenschap is nog zo nieuw onder ons, die allerlei hartstochten kennen: voor polemiek en verkiezingen, bedevaarten en kranten. Zelfs valt aan onze kant, waar de sociale betekenis van een kluizenaar met zijn vruchtbaar voorbeeld en zijn weldadige voorbee zo levend wordt gevat, nog waardering te leren voor wat er van de eenzame cel van een vorser allemaal op een volk kan uitgaan.
Van 't openbaar leven afgesloten, hebben onze vaders zich met hun huiselike omgeving, later met de vorming van parochie en bisdom tevreden moeten stellen. De politieke leiding werd veilig aan enkele juristen overgelaten en eerst de sociale strijd heeft onze intellectuele nood tot de lippen gebracht. Als er telkens hoger eisen van 't leven worden geconstateerd, is 't maar de vraag, welke soort eisen 't eerst aan de beurt komen; want tussen 't vullen van buffet of bibliotheek zal een gewone huiskamer wel te kiezen hebben. Tot dusver was 't bij ons zó gesteld, dat de gemiddelde winkelier er feestelik voor bedanken zou, als ambtenaar met vast, maar klein traktement te verhuizen naar wat zijn loopjongen verachtelik de kouwe-aardappelbuurt noemde, waar het academies proletariaat zich met kostgangers en privaatlessen, met coöperatieve keuken en halfgedwongen vegetarisme zijn contributie voor genootschappen en andere studiemiddelen uitzuinigt. Maar die winkeliers beseffen ook zelden, dat voor ons politiek overzicht en de economiese draagkracht, die daar in wisselwerking mee staat, zulke boekewurmen als hoogleraar of volksvertegenwoordiger, als spreker of schrijver broodnodig zijn en dat in intellectuele kringen de bloei van de liberale partij gelegen heeft. Onder de natuurlike deugden van humaniteit, waarin ongelovigen hun kracht zochten en waarin wij, eerlik gezegd, meermalen achterbleven, hoort allereerst een fiere soberheid, die studiereizen en ontwikkeling van alle talenten op kosten van toilet en menu mogelik maakte, de kinderen liet stu- | |
| |
deren door overwerk van vader, besparingen van moeder en geheime offers van 't hele gezin. Zeg niet, dat de Roomsen al hun kracht aan de handel moesten besteden; want de Joden zijn commercieel alles behalve onze minderen en intussen hebben ze leiders in elke kunst en wetenschap geleverd, ofschoon hun weg naar onderscheidingen evenmin van asfalt was.
Neen, hoe onuitstaanbaar de zelfverheffing van de liberalen ook mag zijn, de gewone Katholiek las helaas weinig en kocht nog minder boeken, had van de eeuwen, waarin hij weinig anders dan antipaapse lectuur kon vinden, 't boekeverscheuren voor hoogste vorm van heroïsme overgehouden en zat in zijn huiskamer tussen papierzolder en wijnkelder rustig in saecula saeculorum kaart te spelen.
Wie de spotprijzen voor oude boeken in een catalogus van onze Collenburg vergelijkt met de hoge cijfers in Nijhoff's antiquariaat, besluit tot de kleine waarde, blijkbaar onder Roomsen aan studiemateriaal gehecht. Het lezen was ook enkel uitspanning, zuiver weelde en heette lang levensgevaarlik. Vandaar hield onze middenstand, ondernemend en overheersend in elk artikel bijna, geen kapitaal of energie voor de boekhandel over en liet winkeltjes vol opzichtige kruisen en heiligebeelden onze Kerk met prullectuur compromitteren. Is 't ergerlik of belachelik, dat die voorbeeldige middenstand zich angstvallig buiten boeken houdt en met gerust geweten dezelfde modekleren uitstalt, waartegen zijn vereerde herders geregeld preken?
In alle opzichten verbetert de toestand dag aan dag; boekhandel en recensies, ook advertenties voor eigen publicaties, ze bewijzen samen een gunstiger atmosfeer, om ons lezend publiek, waar Alberdingk Thijm als redacteur en uitgever beide aan wanhoopte, te laten groeien. Maar concurreren kunnen de Roomsen nog alleen op beurs en markt; eer onze grootindustrie van natuurwetenschap een sport gaat maken, moeten we wel wachten.... op de katholieke universiteit. We dienen immers tien maal meer intellectuelen te hebben en die vallen eenmaal pas genoeg te trekken door
| |
| |
onze hogeschool, waar de vervolgingschuwe geloofsgenoten zich volop thuis voelen. Voorlopig houdt de wetenschap uit liberale schotels nog een verdacht bijsmaakje voor de meesten en eerst eigen bereiding en bediening zal nieuwe kringen van ons volk, anders nooit er toe te krijgen, trek geven in de studie. Dat wij in vrije beroepen als het winstgevende van arts nog lang ons halve contingent niet leveren, is de beschamende keerzij van onze beklaagde uitsluiting uit stads- en staatsbetrekkingen; want niet alleen blijkt ons getal sollicitanten zó bitter klein, dat Brabant en Limburg bij de beste wil van inspecteurs bij 't middelbaar onderwijs niet eens hun H.B. scholen met katholiek personeel konden vullen, maar ook hebben we nog geen ambtenaars genoeg, die zulke officiële baantjes te vergeven hebben. Hoe zullen we katholieke leraars krijgen zonder katholieke curatoren, hoe onze politiek handhaven buiten evenredige cultuur? Lipman schreef 13 Mei 1860 aan Thijm:
Met u ben ik overtuigd, dat voor de Katholiciteit de weg, om eenen regtmatigen en voor het vaderland heilzamen invloed in verhouding tot hare getalsterkte te verwerven, in echte wetenschap en degelijke kennis bestaat. Op den dag, waarop met Gods hulp dit verwezenlijkt is, zal hare stelling hier te lande voor altoos verzekerd zijn.
Door een katholieke universiteit komen meer katholieke studenten, dat staat vast. Wat onze families dikwels van de academiese richting afhield, was naast de erfelike handelsgeest vooral het schrikwekkend voorbeeld van verongelukte geloofsgenoten, ofschoon niet zonder vooroordeel beschouwd, want zulke slachtoffers konden des te minder tot maatstaf dienen, omdat natuurlik die ouders het gauwst hun kinderen naar openbare scholen stuurden, die er bij hun onverschilligheid het minst gevaar in zagen, waardoor de universiteit uitsluitend zondebok werd voor verkeerde opvoeding. Maar deze angst zat het voorgeslacht zó diep in de ziel, dat het woord studeren bij de meeste Roomsen enkel betekent priester worden en dat een levend pastoor in
| |
| |
Limburg, nog wel het land van de colleges, een novelle schreef met de strekking om een jongen niet anders te laten studeren dan voor het priesterschap. Overdreven of niet, verouderd of niet, het algemeen vertrouwen wordt uitsluitend aan een inrichting van eigen volk gegeven. In 't Zuiden profiteren verschillenden van een klassieke opleiding, waarvoor seminaries en gymnasiën of progymnasiën daar eindeloze gelegenheid geven, zonder die Latijnstudie verder ooit te gebruiken. Dit is een reserveleger van studenten, waaronder ook een heel gelid vrouwen gaat horen, zo gauw een katholieke hogeschool verschijnt. Met name nonnen, waarvoor academievorming door Pius X werd aangemoedigd en door de toekomst van ons meisjesonderwijs zelfs opgedrongen, zullen nieuwe hoorsters en van de leergierigsten brengen. Verder trekt een katholieke universiteit vanzelf buitenlanders; en al zullen die niet meer de helft vormen, zoals in 't zeventiendeeuws Leiden met zijn internationaal Latijn, de Hongaarse theologanten, die in Utrecht geregeld op een beurs afkomen, bewijzen toch hun mogelikheid, terwijl herhaalde aanvragen tot promotie hier in 't land al wettelike tegemoetkoming van vreemdelingen liet bepleiten. Tenslotte valt aan onze academie wel te rekenen op andersdenkende leerlingen, hetzij gemakshalve uit de buurt, zoals kloosterpensionaten dat vooral in Indië beleven, hetzij met oog op speciale colleges of bepaalde docenten.
Of nu onze universiteit bij deze nieuwe groepen onmiddelik de volle zeven honderd katholieke studenten van openbare hogescholen mag tellen, durf ik betwijfelen. Newman schreef het mislukken van zijn Dublinacademie hieraan toe, dat ‘the Irish Bishops can command the poorer portion of the community and through it the funds necessary; but they have little or no influence with the classes which furnish the students’. Zó eenvoudig is de kwestie dus niet, dat zijn resultaat niet verbazen zou: in plaats van 't geld mankeerden hem hoorders. Dat is ook de grote moeilikheid in Frankrijk, waar de katholieke lycées evenveel leerlingen
| |
| |
hebben als de openbare en toch de staatsuniversiteiten bijna dertig maal meer studenten tellen dan de Instituts Catho-liques, die beperkt blijven bij de staatsdwang, waardoor zelfs de naam universiteit met de effectus civilis gereserveerd blijft, en niet te vergeten de staatsvrees van de gelovigen zelf, zodat Leuven meer studenten telt dan hun vijf Instituts samen. Staat Nederland er ook officieel en rëeel beter vóór, de nuchtere waarheid vordert de bekentenis, dat volstrekt niet alle Katholieken hier de rijksuniversiteiten zullen vermijden, evenmin als in België, waar zelfs de vrijmetselaarshogeschool van Brussel een katholieke studentevereniging zag bloeien.
Een volmaakte academie zou 't vraagstuk van biezonder hoger onderwijs nog niet afdoende oplossen, zolang op aarde altijd een rest blijft slepen. Kunnen wij de stroom naar de Techniese, de Veterinaire, de Landbouw- en de Handelshogeschool ineens opvangen? Zelfs zal het ons niet lukken bij de gewone universiteiten, die in 't belang van verschillenden teveel vóór blijven houden. De meerderheid zoekt, tenminste in de beide grote faculteiten, geen cultuur zozeer als een carrière, waarvoor veelzijdige connecties bruikbare middelen zijn. Het gemengde van een openbare hogeschool waarborgt voor ambtenaars, die van de wisselende politiek onafhankelik willen wezen, aan àlle kanten protectie; 't ‘corps’ dient daarom ouders voor later profijt evenals de onbezorgde student zelf voor direkt genot. ‘Zo zijn er,’ zou Verhuell spotten! En behalve zulke berekende typen, blijven er genoeg buiten hun wil verwijderd van de katholieke universiteit. Al zouden, wat niemand hoopt, de bezoekers van de staatscholen als minderwaardige geloofsgenoten worden gebrandmerkt, er valt eenvoudig te bedenken, dat het goedkope van een naburige hogeschool minstens een verzachtende omstandigheid voor verschillenden moet zijn. Nu democratie en katholieke emancipatie 't studeren hoe langer hoe algemener maakt onder zoons (en dochters!) van onderwijzers, klerken, ja arbeiders uit academiesteden, dus personen die
| |
| |
met uiterste moeite, desnoods met een rijksbeurs, nog juist in hun eigen plaats hoger onderwijs genieten kunnen, nu grote gezinnen om geldelike redenen of bezorgde ouders om opvoedkundige motieven hun kind alleen spoorstudent mogen laten worden, moet hun geweten zich daar zelden bezwaard voelen en valt een verbod onder zonde slecht te denken. Voorlopig zullen sommigen onze ‘sekteschool’, die de instemming van àlle broeders onmogelik afwachten kan, om de nog kleiner kans van Katholieken op openbare betrekkingen in 't Noorden voorbijgaan, terwijl anderen partij willen trekken van techniese voordelen of voorrechten aan een bepaalde universiteit. Eindelik is 't geval niet denkbeeldig, dat katholieke hoogleraars zelf aan openbare academies jonge geloofsgenoten blijven trekken; en ik waag de onderstelling, dat een eigen hogeschool de benoembaarheid van de onzen ergens anders eerder verhoogt dan verlaagt, wat in 't groot gezien een gunstig gevolg van onze stichting zou zijn. Nog gezwegen van 't vijandelik belang om onze krachten aan te lokken, zoals de vanouds verdraagzame koopmanstad Amsterdam dat verstond, drijft ons beginsel ook tot zo'n heidenapostolaat, dat een katholieke hogeschool evenmin uitsluit als onze parochies de missie. Welk Leuvens professor heeft persoonlik zo'n zending vervuld als Kurth in Luik? Indirekt helpt een eigen academie bewerken, dat de andere ons meer waarderen en eindelik de besten van ons benoemen. Lang staan we als geestelike paria's te dringen aan de academiese poort, maar we beseffen, dat we elke eis eerst kracht bijzetten door een daad en onze geleerden zich alleen onweerstaanbaar opdringen aan 't spreekgestoelte, wanneer ze zich aan de schrijftafel hebben betuigd. Werken, werken, werken en alles komt mettertijd; studie is de vruchtbaarste universiteitspolitiek, positieve actie de eenvoudigste baantjesagitatie.
Een verdienstelik boek spreekt voor zich, terwijl kranten met opgeblazen aanbevelin-gen van onze kandidaten als doorzichtige proefballons alleen van onze armoe getuigen. Dus ook om ons aandeel in openbare hogescholen te veroveren, lijkt kadervorming aan een
| |
| |
biezondere universiteit de kortste weg; wie iets uit het linkeroog wil krijgen, wrijft over 't rechteroog.
Dat onze eigen faculteiten vooral niet uit een meerderheid van geesteliken moeten bestaan, wat verschillende studenten weinig zou trekken, daarover zijn academiese priesters 't eens. Behalve de apologetiese waarde van een lekegeleerde pleit tegen begunstiging van 't clericaal element nog het veel miskende feit, dat het afsluiten van een geleerde loopbaan voor de talrijkste stand òfwel geloofsgenoten van de wetenschap afschrikt òfwel naar de tegenpartij dreigt te drijven. Voor dit dilemma mogen onze leraars aan 't gymnasiaal en middelbaar onderwijs ook tijdig bewaard worden, omdat ze anders tussen de zuidelike priesterscholen en de onroomse autoriteiten van 't Noorden, die geen van beide voldoende plaats voor ze houden, onherroepelik in 't gedrang zouden komen.
En mag eindelik niet overwogen worden, 't gewoonterecht aan de bestaande hogescholen zoveel doenlik op onze stichting over te planten, om die in 't nationale leven niet meer te onderscheiden dan nodig is en een collegiale verhouding met vreemde faculteiten te overbruggen? Coöptatie is een stilzwijgend stelsel, waartegen de ministers tot Kuyper toe hoogst zelden ingaan en waaraan 't te hopen valt, dat men zich onder ons bij hoogleraarsvacaturen blijft houden. Uitzicht op een academiese loopbaan inspireert jonge geleerden zichtbaar en zou onze leerkrachten ook helpen voorbereiden.
Vurig werd hier en daar de keus van bepaalde steden bepleit, waarbij wel eens vergeten schijnt, dat het voor onze universiteit niet minder een levenskwestie geldt dan voor de plaats zelf. Tot orientering volgen hier verschillende mogelikheden, zoals ze in een jarenlange discussie opgevangen zijn. 't Oude voorstel om het overgroot getal universiteiten in ons land te beperken, altijd onuitvoerbaar genoemd, behalve bij een overrompeling door geweld, is soms in deze vorm herhaald, dat elke hogeschool één bepaalde faculteit moest ontwikkelen: Leiden de filologie en de theologie, die daar toch in filologie opging,
| |
| |
Amsterdam als stad met de bontste ziektegevallen de geneeskunde, Groningen de rechten, Delft de hele natuurwetenschap en Utrecht? - wel, Utrecht, het naast bij 't katholieke Zuiden, werd ‘eenvoudig’ door de Katholieken overgenomen. Nadat in 1842 het geuzevolk bang gemaakt was met het gerucht, dat de Utrechtse hogeschool in een bisschoppelik seminarie veranderd zou worden, leek dit plan niet eens zó nieuw! De algemene eis van bezuiniging tegenover de fatale concurrentie tussen de rijksuniversiteiten, waar het getal professoren in een vak soms groter is dan van de studenten, moest deze stemming begunstigen. Maar al wordt er honderd uit betoogd, dat een universiteit oorspronkelik alleen de universele naties en niet de volledige faculteiten omvatte, geen academie laat zich zó maar vierendelen en de rijke voorziening van Groningen na de brand van 't hoofdgebouw bewijst, hoe deze historiese inrichtingen onmogelik te verminderen vallen.
Uitgaande van 't feit, dat de meeste Katholieken in ons land boven de Moerdijk wonen, heeft ‘Het Centrum’ aangedrongen op vestiging in 't Noorden en wel, schreef een medewerker ronduit, in de centraal gelegen universiteitstad Utrecht. Sinds de grote Mgr. Zwijsen zelf tegen een metropool in 't hartje van Holland waarschuwde, toont deze wens in ieder geval, dat ons kerkelik leven daar normaal kon uitgroeien. Of de nabijheid van een rijkshogeschool intussen met oog op gemeenschappelik gebruik van bibliotheek en andere instellingen een aanbeveling zou wezen, wordt sterk betwist. Voor de zuidelike provincies spreekt het volgens de N. Tilb. Ct. vanzelf, dat de katholieke universiteit als drager van een katholieke beschaving ook een katholieke omgeving vindt. Den Bosch en Tilburg wedijveren dan ook in lieftalligheid, om de gunst te lokken, terwijl een Brabander met provinciale onpartijdigheid in De Maasbode heeft verdedigd, dat de hogeschool best beide steden kon overspannen. Subsidies van de gemeente worden in Den Bosch verzekerd, Tilburgse en Eindhovense fabrikanten stellen ook kapitalen
| |
| |
in 't vooruitzicht en niemand mag beweren, dat het Zuiden, waar Maastricht en Nijmegen zich ook mooi maakten, koel voor de wetenschap staat.
Sommigen lijkt alles beslist door de Bossche Leergangen, die bestemd heten om tot een volledige hogeschool uit te groeien. Meerderen vrezen, dat deze groei alles behalve wordt bevorderd door kunstmatige rekkingen, waardoor de historiese wet van 't mosterdzaad met geweld verbroken is. Niet wie zich zelf aanbeveelt, is beproefd en de eigenmachtige aanstalten van deze overigens sympathieke instelling, om de toekomst vooruit te lopen, heeft veel vertrouwen verbeurd, niet in zijn bewezen taak, maar in zijn gedroomde vlucht. Dat de Leergangen indirekt door hun energiek initiatief de katholieke universiteit helpen voorbereiden, bewees het protest zelf tegen hun gouden franje, dat gelegenheid gaf om de kansen van een eigen hogeschool te betwijfelen. En al kan de standaard van onze georganizeerde wetenschap dan hoogstens voorlopig op het Bossche dak staan, 't blijft een verdienste, hoe vermetel ook, die vlag op de eerste de beste plek geplant te hebben, waardoor onze gemeenschap in de academievraag leerde meeleven, tot de oplossing onder de druk van algemene belangstelling is gevonden. Dan verschijnt van bovenaf wel op zijn tijd de maarschalk met klare dagorde, nadat een vrijwilliger zich als vaandrig moest opwerpen - en die ondankbare, maar onmisbare roeping was weggelegd voor Moller.
Onder zijn eigen geestverwanten wordt erkend, dat de vraag naar eventuele uitbreiding van de Leergangen tot universiteit af te scheiden valt van de tegenwoordige zetel Den Bosch. Daarmee zou 't proces in ieder geval geen gedwongen voortzetting met officiële sanctie als enkele overgang meer betekenen. Wat de Brabantse steden ook voor rechtmatige reclame vertonen, ze hebben niet het recht het hele Zuiden te vertegenwoordigen, nog minder Katholiek Nederland, waar het tenslotte om gaat. In zover heeft de N. Tilb. Crt. gelijk, dat onze cultuurhaard een Rooms cultuurmilieu
| |
| |
onderstelt. Maar brengt het accent op cultuur dan zijn stelling niet in gevaar, wanneer daarmee de industriestad Tilburg wordt vereenzelvigd? Van de andere kant protesteert ‘Het Centrum’ terecht, dat een nationaal belang door geen provincie mag geannexeerd worden. En is de grens van de Moerdijk geen eeuwig gevaar voor gevoeligheden? Om beide sferen te verbinden, dunkt sommigen daarom veiliger een plaats te kiezen, die naar weerskanten openstaat, en dat zou dan Nijmegen lijken. Deze stad hoort kerkelik tot het Bossche bisdom en staatkundig tot de provincie Gelderland, is door zijn omgeving gunstig gelegen in kontakt met Limburg en de Achterhoek, twee gewesten, die niet minder op Roomse traditie mogen wijzen dan Noord-Brabant, en vormt het middelpunt van een wijde streek, die van de oude academiesteden is verwijderd en dus allereerst een eigen hogeschool nodig heeft. Op dat punt voorziet de katholieke universiteit prakties in een behoefte, waarmee zijn bestaansreden afdoende gerechtvaardigd en zijn voortbestaan gewaarborgd wordt. Daar zullen twee, drie misdeelde provincies vol latente kracht zich opgewekt voelen tot intellectuele energie, terwijl de centrale ligging tegelijk het hele land bestrijkt en de uitwisseling met het onroomse deel van onze bevolking ook geregeld kan gebeuren. Den Bosch, als residentie van één suffragaanbisschop misschien al minder gunstig voor een stichting onder het heel Episcopaat, mist deze voordelen volstrekt en is als cultuurmilieu slecht met Nijmegen te vergelijken.
Wie deze opvattingen betwist, zal wel geen eerlike bedoeling ontzeggen aan mijn vrijmoedige bespreking van een onderwerp, dat volledig doorgedacht en uitgevochten moet worden. Door het principieel vooropstellen van de theologie meen ik meteen 't bezwaar te hebben ondervangen, dat de wettelike termijn van vijf en twintig jaar dadelik de kostbare mediese faculteit eisen zou. Godgeleerdheid, letteren en rechten zullen voorlopig voldoen en ze ondersteunen elkaar tot een geheel,
| |
| |
terwijl de wijsbegeerte een overgang naar de natuurwetenschap vormt, die weer geleidelik op geneeskunde uitloopt. Beleven wij 't persoonlik niet, dan onze kinderen, wat ons geslacht als een trouwe leus uit de Spreuken herhaalt: De Wijsheid heeft zich een huis gebouwd.
Enkele stellingen mogen dit betoog samenvatten:
1. | Een eigen hogeschool ligt in de lijn van onze ontwikkeling. |
2. | Daardoor alleen bereiken wij een katholieke wetenschap. |
3. | Die omvat allereerst een godgeleerde faculteit, onmisbaar voor: a) vakstudie van de theologie, b) wisselwerking met de verschillende wetenschappen, c) praeadvies in beginselvragen, d) scholing van seculiere en reguliere seminarieprofessoren, e) vorming van priesters met meer intellectuele functie zoals katecheten en apologeten, f) opleiding van leken in verwante vakken, g) voldoening aan de kanonieke regel tot universiteitstichting, h) geleidelike ontwikkeling van 't volledig getal faculteiten. |
4. | Zo'n wetenschappelike centrale vormt het hoogtepunt van ons gemeenschapsleven. |
5. | Een katholieke universiteit, die zijn kracht in synthese vindt, wordt een voorbeeld van heel het hoger onderwijs. |
6. | Het geestelik evenwicht van onze gegradueerden, hun samenwerking en hun invloed op het volk eisen deze inrichting. |
7. | Onze vrije universiteit bereidt een algemeen verwachte hervorming van 't studenteleven voor. |
8. | Het beginnen van de onderneming is prakties geraden. |
9. | De propaganda dient georganizeerd en gepopularízeerd te worden. |
10. | Door het cultuurpeil van onze geloofsgenoten te verhogen, bevordert de katholieke universiteit ook ons aandeel aan de openbare hogescholen. |
11. | Geschikte leerkrachten zijn even ruim verzekerd als de nodige studenten. |
12. | Nijmegen is de gunstigste plaats. |
GERARD BROM
|
|