Boekbespreking
Annuarium der R.K. Studenten 1918 - Paul Brand.
HOE jaar in jaar uit zelfs de kalender wordt verbeterd, 't illustreert de geest van studenten, die, om hun zelfstandigheid te handhaven, niets zo hooghouden als oorspronkelikheid. Zulke verbeteringen zijn gelukkig geen veranderingen van 't wezen; en zo gaat de organisatie geregeld vooruit, zonder de tradie te verbreken. De solidariteit met ouder leiders, die hun nog niet vast genoeg aan de krachtenabsorberende actie verbonden zijn, waarborgt een ordelike ontwikkeling. De toon tegenover aangewezen raadgevers is weldadig van piëteit, waaraan jongelui anders niet licht bezwijken; het geestelik vaderschap vindt een dankbaarheid, des te kostbaarder naarmate de academiejeugd spotzieker is aangelegd; en de onweerstaanbare aandrang tot het secretariaat van een niet-student komt spontaan van de studenten zelf. Buitenstaanders zouden zo'n centraal bureau, dat natuurlik meer op een bezielende persoonlikheid dan op techniese administratie teert, biezonder wensen voor een overzicht van de beweging. De jaarverslagen van de verschillende verenigingen en de Unie samen geven immers nog geen volledig beeld, zoals het vergeten van de polemiek over het corps, waarvoor nu niemand direkt aansprakelik is, genoeg bewijst. Een oudstudent heeft het recht deze episode op te halen, al was 't maar omdat hij er toevallig in betrokken werd en bij deze gelegenheid verklaren moet, dat hij indertijd wel een niet bepaald obscuur, maar tegelijk een krities of, als men wil, revolutionair (‘dynamieter’ heette't verzachtend!) corpslid is geweest. Feitelik wordt hier die oude kwestie om louter histories belang geboekt: ofschoon 't corps hervormd schijnt, neemt toch het getal Roomse leden af. Dit is een gegeven, waar rekening mee te houden valt. Wie mensen wil leiden, mag allereerst hun koers wel nagaan, in plaats van vroeger verhoudingen met geweld op de tegenwoordige toestand te passen.
Ik voor mij durf intussen geen vonnis verantwoorden in een zaak, aan alle kanten zo samengesteld als toetreding tot het corps, die van de tijd, de plaats, de persoon en waarschijnlik van meer factoren afhangt. Het geweten is te fijn, voor zo'n massaal interdict; en vorming in de casuïstiek kon sommigen tenminste van zwaargeladen generaliseringen terughouden. Persoonlik stel ik alleen deze concrete vraag: welke kracht