Ook ving 'k 't volgende op:
Sinter Maarten had 'n koe,
Die most naar de slager toe.
Wastie vet of wastie mager,
Hij most evengoed naar de slager.
Als we deze volksdeuntjes aan 'n nadere beschouwing onderwerpen, zal veel ons duister en onbegrijpelik lijken. Is de betekenis in enkele gevallen tamelik doorzichtig, vooral als we ze ontleden bij 't licht der eenvoudig-schone historie van Martinus - meestal geeft 't volk, met z'n zucht naar rijm, voor één klank alle verstandelike samenhang prijs, 't Wordt een zich-uitleven in muziek en rhythme, de plastiese weergave van wat innerlik de ziel beroert.
't Is wel verrassend, ook in Zaanland sporen van de Sint Maartensvogel aan te treffen, daar Prof. Schrijnen z'n voorbeelden slechts ontleent aan 't Oosten en Zuiden van ons land. Of, evenals de bonte specht, ook de koe in enige betrekking tot de historie van de heilige van Tours staat, zoals 't laatst-afgeschreven rijmpje zou doen veronderstellen, betwijfel 'k zeer, temeer, daar 'k verder nergens iets kon vinden, dat dit vermoeden nader bevestigt. Hebben we hier te doen met 'n staaltje van volksspot, altans van volksgril?
LEO FENS