| |
| |
| |
Boekbespreking
Dr. J. Scheuber, Kirche und Reformation. Aufblühendes katholisches Leben im 16- und 17- Jahrhundert, (Unter Mitwirkung von L.v. pastor u.a. im Auftrage d. vorbereitenden Ausschusses herausgegeben). - Einsiedein 1917.
EEN feestelijk boek. Oók uitgegeven bij het Lutherjubilé! En weer geen smalend woord op den hervormer en zijn volgelingen, al die achthonderd bladzijden lang. Maar daarom en om zijn klare zakelijkheid, nog indrukwekkender apologie van wat zij zoo gruwelijk smaadden. Een register van bijna honderd bladzijden sluit dit, in dubbelen zin, zware en voorname boekdeel, dat, helaas, daarom te duur moest worden voor massaverspreiding. Wie voor een degelijk werk wat wil en kan overhebben, dien zal 't menig hartgrondig ‘Goddank’ ontlokken; den Protestant een stijgende openbaring blijven.
Als bij ieder ‘Sammelwerk’, ook hier artikelen van uiteenloopende hoedanigheid, aan welker bepaling ik m'n gauw subjectieve waardeering maar niet luchten zal. Ook zonder dat, mag ik echter veilig die van Dr. L. Schneller, Kirche u. Staat, Dr. B. Egger O.S.B., Orden u. Kongregationen, Prof. J.P. Kirsch, Die Kirche als Mutter der Heiligen, onder de beste noemen. Pastor behoeft waarlijk mijn visa niet, om de aandacht te trekken met zijn overzicht der 16e-eeuwsche Pausengeschiedenis.
Wanneer ik dan het rijke ‘Inhaltsverzeichnis’, zóó suggestief, dat ik het wel heel wilde afdrukken, leg naast den ‘Inhoud’ van Drijver's Lutherboek, of van dat van Bronsveld c.s., met hun paar dozijn verhandelingen: ‘Luther als dit’ en ‘Luther en dat’, dan wordt het me toch vreemd te moede: neen, 't is wel geen heiligen vereering, de vurige hulde dezer laatsten; ook geen menschen-cultus? Schrijf nu telkens voor ‘Luther’, ‘de Kerk’ (dus ‘Christus’) en ge hebt een stuk ‘Inhoud’ van het boek der katholieke - meest Zwitsersche - geleerden. Maar ge vindt hier op den koop toe titels, als: ‘Die Seelsorge’, ‘Armen u. Krankenpflege’, ‘Leiden u. Verfolgungen der Kirche’, waar ge iets van het aroom der Acht Zaligheden uit opsnuift. Eigenlijk vormen ze het hoofdbestanddeel en de rest, artikelen over wetenschap, beeldende kunsten, muziek, literatuur enz. enz., hooren meer tot de rubriek: 't overige zal u worden toegeworpen. Al is het ook met de ongemeten royaliteit des Scheppers, die Zijn Kerk toch al te zeer vertroetelt.
Wat zou 't sterkste treffen, in dit stuk Kerkhistorie? De onverwoestbare levenskracht der Kerk, hare onverzettelijkheid of
| |
| |
meegaandheid? Zeker is ze hier weer een geweldig stootblok; veerend wel, zacht opvangend de blinde, domme kracht, van onbewuste dwaling. Maar eindpunt, onherroepelijk, toch en steeds rechtop, ook in den baaierd van dood en verdelging rondom, als hoogmoedig en bewust verzet in titansgeweld kwam aandonderen. Men spreekt veel van het aanpassingsvermogen der Kerk. Dat bezit ze ongetwijfeld in hooge mate; maar meer actief dan passief. Hare waarheid is die voor de eeuwen; de andere, welke de tijd achtereenvolgens tot koningin van het denkersfeest proclameert, heeft maar een vluchtig bestaan en haast bij het zwaaien van haar scepter. Daarom lijkt de Kerk zoo dikwijls achterlijk, terwijl zij slechts wacht tot de menschheid, na den feestroes, weer tot bezinning komt; dan gaart zij het deugdelijke bijeen, uit het onberaden al weer verworpene, assimileert dit aan eigen waarheidsfonds, om 't dan onder haar veilig merk, nu voor goed in omloop te brengen. Ijveriger nog bewaart zij het goede: wat in een onbedachte kuur, met walging wordt afgedankt, als ‘niet meer van onzen tijd’, is het dikwijls wat dien tijd het meeste nood doet. En zoo is zij weer de moeder, die niet slechts haar leergrage kind tot ademloos luisteren boeit, maar ook haar bruisenden, toekomst-dronken jongen, met fijnen takt en onuitputtelijke liefde, ongemerkt leidt, waar zij wil. Wat ze met schijnbaar onverantwoordelijke inschikkelijkheid, den voortvarenden losbol toegeeft, neemt ze als kinderlijk liefdeblijk minstens dubbel van hem terug.
We zien haar taktiek hier toegepast op de groote beschavingsfactoren dier woelige dagen: staatkunde, literatuur, opvoeding en onderwijs, schoone kunsten en zoo meer. Buitengewoon leerzaam is het artikel over de Kerk en de staatkunde, daar misschien geen element der 16de-eeuwsche maatschappij van meer invloed was op de kerkelijke toestanden. Eeuwen lang de embryonale vormen van het staatswezen ver vooruit en beheerschend, nauw er mee saamgegroeid, dreigt haar van den volgroeiden staat nu ruw geweld. De scheiding gaat niet zonder weeën. Eens - bij haar eerste vrijwording in de vierde eeuw - had zij den staat ook noodig gehad: geestelijke maatschappij, was zij wel volkomen en autonoom, maar niet voldoende nog ontwikkeld tot zelfstandig optreden. Zij was immers, van wat kostelijker spijs ook, gegoten in den reusachtigen en wereldomvademenden vorm van het onmetelijke Romeinsche Rijk. Zij bewaart er nog steeds de edele gestalte van in haar meesterlijke organisatie. Maar 'tleemen omhulsel had zijn tijd gehad en functie volbracht: de kern bleek hecht en wachtte slechts de bevrijding, om in
| |
| |
plechtig gelui ook buiten die grenzen te galmen. Ook nog de wanstaltige aanzetsels der gietkanalen, de oneffenheden van het model, dienden te worden verwijderd, om gaaf in haar pralenden luister te staan. Zoo waren de fouten der middeleeuwsche Kerk, niet de hare, maar die van het Volk, den Tijd en den Staat, maar daarom even hinderlijk en moeilijk te bevijlen, bijzonder waar die oneffenheden waren van het eigen edele metaal. Privilegiën, burgerlijke en kerkelijke over en weer, waren niet enkel een Godlovend randschrift of sierend heiligenbeeld, maar soms misvormende deuken of uitpuilingen.
Van meer dan gewone beteekenis is in dezen tijd de groepeering der heiligen, talrijk als altijd; ‘ils vont par pleiades’ (Sertillanges) ook nu weer. Hier ligt een voornaam stuk godsdienstig leven, ook nog niet voldoende door de historie belicht. Vooral als men acht geeft op, wat hier van S. Theresia wordt aangehaald: ‘eene volmaakte ziel is meer waard, dan een groote hoeveelheid gewone’. Evenzoo de vorming van nieuwe kloosterorden en de hervorming van oude; terecht wordt er op gewezen hoe dit grootendeels vóór en onafhankelijk van het Concilie van Trente geschiedde. Een troostrijker beeld der kloosters vóór Luther, dan gemeenlijk geschiedt, geeft ook pater Egger. Hij wijdt mooie bladzijden aan de Jezuïeten- en de Capucijnenorde, de ‘vondeling der goddelijke Voorzienigheid’, door Vader en voogden verlaten.
Mede een bewijs voor haar waarachtigheid en goddelijken oorsprong, is het lijden en de miskenning der Kerk. Voor velen, wien het kruis eene dwaasheid is, eerder van het tegenovergestelde. Sterker dan anders, komt in de bloedige 16de eeuw, Christus aldus voor haar getuigen.
't Wordt den hedendaagschen Protestanten niet als verwijt voorgehouden: toch zal niet zonder invloed blijven op edele zielen, te herdenken wat de Kerk moest lijden van die eens haar kinderen waren. Haar lijden is een Gode welgevallig offer. Is misschien daarom Engeland eerder rijp voor den oogst? De Protestanten verwierpen het Offer, wat thans met hernieuwden ijver door de Kerk, als herinnering aan Christi lijden en dood, wordt gevierd. Voor de ontwikkeling der liturgie is dit tijdvak bijzonder belangrijk; Guéranger noemde het Protestantisme de ‘anti-liturgische haeresie’. Geheel vrij van protestantsche infiltreering kan ons katholiek leven ook hier helaas weer niet gebleven zijn; maar verblijdend is toch, dat de Mariavereering, ondanks de vijandige aanvallen zich daarop bijzonder concentreerden, sterk toenam en bloeide.
| |
| |
Was de gebrekkige vorming van den clerus en priester-candidaten, een van de hoofdoorzaken van veelzijdigen teruggang geweest, de bijzondere aandacht die thans aan de godsdienstige vorming der studeerende jeugd wordt besteed, heeft misschien meer dan het overige op het herstel van den vromen zin gewerkt. Jammer dat P. Stiglmayer zijn artikel over ‘Unterricht u. Erziehung’ tot Duitschland beperkt, terwijl juist in de katholieke landen op dat gebied nieuwe en zeer verblijdende resultaten werden bereikt. De cultuur dier dagen was romaansch en bijgevolg katholiek. Niet alsof niet-Katholieken ook niet hun sporen hebben verdiend op dit gebied. Doch zeker treedt bij ons het godsdienstige element meer op den voorgrond. Evenzeer bij de armenzorg. Onnoemelijk veel armengoed was bij de godsdienstomwenteling verloren gegaan. Wel vloeide opnieuw de stroom van gaven; maar meer nog werd bereikt door de persoonlijke opoffering. Men vergete niet wat groote kracht er schuilt in de geloften der kloosterlingen, die niet slechts in een tijdelijke opwelling zich aan de naastenliefde wijden, maar er zich toe verplichten voor heel het lange leven.
Nu meer en meer het Missiewerk in onze belangstelling op den voorgrond treedt, zal wat Dr. Freitag hier brengt over den opbloei van het missiewezen, door velen gewaardeerd worden. Want zeker is in de 16e eeuw, tengevolge van de groote ontdekkingen, een kentering gekomen op dit gebied. Zooals elders in de richting der centralisatie. Uit louter ijver voor dit schoone werk, wordt wel eens onze achterstalligheid in vergelijking met de Protestanten overdreven, 't Doet goed hier ander geluid te hooren; alle propaganda is nog geen missiewerk en apostolaat. En dát alleen heeft Christus Zijn Apostelen opgedragen en het neque virgam, neque peram was toch zeker de oorspronkelijke model-uitrusting voor den missionaris. Staatszorg voor de missie had haar goede zijden, doch ook de nadeelen der patronaatsrechten waren dikwijls bedroevend. Dat God toeliet, dat de fabelachtige, spreekwoordelijk geworden rijkdommen der Propaganda, de katholieke Missiecentrale, door den Staat werden genaast, wijst er op, dat ook thans nog de Voorzienigheid de mildste voorschotbank houdt. Toch blijft de vorstelijke milddadigheid onzer voorvaderen ons hooge eischen van traditie-trouw stellen.
Van fouten en tekortkomingen in dit werk wil ik niet spreken; wat ik er vond was van luttel belang: een uiteenzetting van het ware leven der Kerk en zijn wisselvalligheid, had het boek ongemeen doen stijgen. Pastor's harde oordeel over de groote gestrengheid van Paulus IV, zal menigeen overdreven vinden;
| |
| |
temeer daar hijzelf de noodzakelijkheid van zulk optreden erkent, 't Doet ietwat komisch aan, hem met medelijdend gebaar te zien wijzen op tijden, waarin men geweld gebruikte tegenover ideeën! De geleerde moet wel ver van alle oorlogsrumoer zitten en zijn luiken vast gesloten houden. Of bezit ‘censuur’ voor hem slechts kerkelijke beteekenis?
Met opgewekten zin mocht Paulus III den 19en November 1544 zijn bul ‘Laetare Hierusalem’ tot bijeenroeping van het Concilie, uitvaardigen. 't Is de blijheid, van het op de goddelijke beloften gegrondveste optimisme, tegenover het pessimisme van Luther. Deze kwam tot verwerping van alle verdienstelijkheid der menschelijke daad en de totale corruptie der menschelijke natuur. De Kerk eischt van den mensch inspanning van alle krachten, omdat zij overtuigd is van zijn edelen aanleg tot goedheid, opgeheven nog door de genade. En toch moet zij steeds het verwijt van zwartgalligheid hooren, van miskenning der menschelijke natuur.
Niet minder aangrijpende blijdschap heerschte er aan het einde van datzelfde Concilie: om het goede wat tot stand was gebracht. Zeker! Maar meer nog misschien om de bovenmenschelijke moeilijkheden die waren overwonnen. Het Concilie van Trente is niet de aanvang der herleving; 't is de definitieve grens tusschen Katholicisme en Protestantisme. Van dan af (en o.i. reeds vroeger!), oordeelt een bekend niet-katholiek historicus, gaat bij het eerste alles vooruit, bij het laatste achteruit. Is het dus wonder dat de cloaca-theorie omtrent den aanwas van het Protestantisme, bij de Katholieken zoo gereeden ingang vond? En toch bleef de buiten-de-Kerk-geen-heil-leer bij de Protestanten veel gewilder dan bij de Katholieken, waar ze steeds in beperkten zin werd verstaan, met het oog op het: ‘nog andere schapen heb Ik’ ook voor denzelfden prijs gekocht; maar waar tevens geen vuriger verlangen leeft, noch smachtender smeeken opstijgt, dan dat er dra weer slechts één Herder en één schaapstal zij.
Zwolle.
Dr. J. SASSEN O.P.
| |
Ontvangen werken -
Victor Giraud: Albert de Mun, un grand Français (Bloud & Gay); Dr. F. Roels: De toekomst der Psychologie (C.N. Teulings); M. Molenaar M.C.S.: De H. Gertrudis (Mosmans. Venlo); Meinertz & Sacher: Deutschland und der Katholizismus, 2 dl., (Herder); Dr. Elisabeth Neurdenburg: Nog eenige opmerkingen over het onderwijs in de kunstgeschiedenis (Wolters); Ludwig Heilmaier: Der Moralunterricht in der französischen Laienschule (Kösel); M. Nabuurs: Het katechismus-onderricht voor onze kinderen (Mosmans, 's-Bosch); Dr. Anton Freitag S.V.D.: Mata Hari, Missionspiel (Thomas-Druckerei, Kempen); Marie Koenen: De Wilde Jager (Teulings).
|
|