Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 7 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 7
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.73 MB)

Scans (59.14 MB)

XML (1.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 7

(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Driemaandelijksch overzicht.

Kunst en letteren.

Vlaamsche kunst. - Leest in de Vlaamsche School van dit aar eene belangrijke bijdrage van Max Rooses over het nieuw kunstmuseum van Weenen. De Vlaamsche schilderschool bekleedt daar den eersten rang en de prachtige zalen van dit heerlijk kunstpaleis bevatten eene der rijkste verzamelingen van de wereld voor de studie der Nederlandsche en Antwerpsche meesters. ‘De werken van Rubens vullen daar eene heele zaal, die wel den naam van eerezaal verdient Inderdaad zijne Mirakelen van St. Ignatius en St. Franciscus-Xaverius en zijne Hemelvaart van O.-L.-Vrouw, voortkomende uit de Jezuïetenkerk van Antwerpen; zijn drieluik van den H. Ildefons, en zijne O.-L.-Vrouw onder den Appelboom, achterzijde der deuren van den H. Ildefons en als deze uit de kerk van den Caudenberg van Brussel naar hier overgebracht; zijn H. Ambrosius met keizer Theodosius en een drietal kleinere stukken zijn gevat in overgroote vergulde inlijstingen welke drie der vier wanden van deze zaal geheel bekleeden en er een prachtlokaal van maken, waarmede geen ander deel van het Museum kan vergeleken worden.’ Deze en vele kostelijke schilderijen van Van Dyck, van Pieter Breughel den oude, van de Patenier, van Teniers en vele andere worden in het keizerlijk Museum gevonden.

 

Beets en Potgieter. - Nicolaas Beets heeft bij de Erven F. Bohn te Haarlem zijne persoonlijke herinneringen aan Potgieter uitgegeven. ‘De lezing van dit boekske wekt tot het levendig besef dat er geen volkomen sympathie bestaan kon tusschen Beets en Potgieter.’ (Ned. Spect., 28 Mei.)

 

De Nibelungen. - Te Parijs bij Hachette is er een belangrijk werk van Lichtenberger over het epos der Nibelungen verschenen. Al wat er met den oorsprong der vermaarde sage in verband staat wordt daar op nieuw en oordeelkundig onderzocht.

 

Joan Bohl en Dante. - De Ned. Spectator van April heeft eene beoordeeling geschreven over Bohl's vertaling van Dante. Hij

[pagina 44]
[p. 44]

besluit als volgt: ‘Ik wil gaarne aannemen, dat Mr Joan Bohl verdiensten heeft als geleerde. In zijne liefde en bewondering voor Dante is bovendien iets aantrekkelijks. Zijn ijver om den grooten Meester aan anderen te doen kennen is eene verdienste, die niet geheel verduisterd kan worden door den nevel der zelfverheerlijking, waarin de vertaler zich, helaas! hult. Doch indien buitenlanders met groote namen den dichter Bohl hulde brengen, dan, geloof ik, is het onze plicht, verzet aan te teekenen uit naam van den goeden smaak.’

 

Letterkundige Beoordeeling. - In 't Ned. Museum van 15 April keurt Fr. Van den Weghe eenige werken in Zuid-Nederland verschenen, gedurende het 2e semester van 1891: De Passiebloemen van Hélène Swarth: ‘Passiebloemen beduiden eenen ganschen ommekeer in 't gemoed der dichteres. Zij werpt van zich heen het fijne weemoedsfloers. Hare nieuwe levensopvatting zal haar wellicht menig kloek en krachtig stuk poëzie ontlokken...’ - Gedichten van Nestor de Tière: ‘Wij begroeten in den heer Nestor de Tière een vruchtbaar, geestig, opgewekt maar vooral dramatisch talent van buitengewoon gehalte.’ - Zingende Vogels van Pol de Mont. - Den Kunstcredo van Dr De Vos: ‘Het is een heerlijk stuk poëzie, al werd het in proza geschreven.’ - Idonia van Virginie Loveling. - Het drama Jalouzie van L. Lievevrouw-Coopman: ‘Deze heer is ongetwijfeld voor de tooneelletterkunde eene goede aanwinst.’

 

Symbolism. - J. Huret is in interview gekomen met de bijzonderste mannen der hedendaagsche fransche letteren on over zijne onderhandellingen heeft hij verslag gegeven in zijn werk: Enquête sur l'évolution littéraire. Hij ondervroeg De Goncourt, Zola, Guy de Maupassant, Mallarmé, Verlaine, Moréas, Maeterlinck, Catulle Mendès, Coppée, Richepin en anderen meer. Mallarmé zegde: Eene zaak bij haren naam noemen, 't is de drij vierde van het genot wegnemen, en hij noemde Verlaine den echten vader der jongeren. Huret vroeg aan Zola of het naturalismus dood was; Zola antwoordde: 't is uit met het naturalismus... Wij hebben een groot deel van de eeuw vervuld en 't is genoeg.

 

Jac. van Looy. - In de Dietsche Warande, nr 2 van dit jaar teekent Pol de Mont het portret van Jac. van Looy. ‘Van de geheele schaar jonge letterkunstenaars, welke zich in de laatste jaren, rond van Eeden, Verwey en Kloos, onder het revolutionnaire vaandel van De nieuwe Gids geschaard hebben, is de schildernovellist Jac. van Looy ontegenzeggelijk een der eigenaardigste en meestbegaafde. Geen wonder dan ook, dat de beste der verhalen, welke in den bundel Proza tot een geheel verzameld werden, reeds bij hunne verschijning in het orgaan zijner vrienden, de aandacht van alle kenners vestigden. Men had hier inderdaad te doen met eene soort

[pagina 45]
[p. 45]

van litterairen arbeid, welke in de Nederlandsche letteren, geheel of bijna geheel nieuw was. Zoo, gelijk de jeugdige schrijver het hier deed, met die middelen en met dezen verrassenden uitslag, had nog geen Nederlander menschen en dingen beschreven.’

 

Nieuwe Kunst. - Frits Lapidoth heeft te Parijs verschillende kleine Salons bezocht. Hij vertolkt zijne indrukken in den Ned. Spectator van 14 Mei; twee groote waarheden heeft hij, bij 't zien der schilderijen waargenomen.

‘De eerste waarheid is deze: hoe meer de fotografie en de fotogravure, als middelen tot weêrgeving van het werkelijke, der volmaaktheid nabij komen, hoe meer kunstenaars het beneden zich gaan achten, met den indruk, dien zij als gevoelsmenschen van een stuk werkelijkheid ontvangen ook juist weêr te geven de bijzonderheden van het suggestieve model zelf. De impressie wordt hoofdzaak. De schilderkunst wordt al minder nabootsing en al meer vertolking van een stuk werkelijkheid door een artistiek temperament. Zij en de letterkunde naderen elkander... De landschapschilder legt er zich niet meer in 't bijzonder op toe om eenen boom te teekenen. Hij en zijne geestverwanten zoeken naar een, zoo weinig samengesteld mogelijk, teeken, dat voor ieder eenen boom zal beduiden; niet maar eenen boom, nochtans, doch een boom met een bepaald artistiek karakter. Het kan hun weinig schelen of men, in hun hiëroglief, een den of een eikenboom ziet; mits men maar gevoele dat en in welke mate zij dien boom treurig of vroolijk, weelderig of ouwelijk hebben gezien... Deze theorie is die der impressionnisten... De symbolisten vermijden eveneens opzettelijk te veel na te bootsen. Voor hen is de uitwendige wereld eene verzameling van symbolen. Zij moeten daarom weêrgeven niet zoo zeer het karakter van 't voorwerp, dan wel dat van het symbool, dat zij er in zien... Het groote onderscheid tusschen impressionnisten en symbolisten is dat de eersten met opzet onvolledig, de tweeden met opzet onwaar zijn... Men helt er toe over hoe langer hoe minder te gaan nabootsen...

De tweede waarheid is deze: dat het gewone procédé der olieverfkunst zeer velen niet meer voldoet. Men zoekt naar wat anders, wat krassers om onze nieuwe, krassere indrukken minder onvolkomen te vertolken... De pointillisten beproeven nu iets anders. Zij vinden dat zekere effekten beter worden teweeggebracht als men stipjes of kwadraatjes kleur naast elkander plaatst, dan als men de verf opsmeert...’

 

Tooneelkunst. - In den schouwburg, lOdeon, te Parijs worden er den donderdag voordrachten gehouden over de geschiedenis der fransche tooneelletterkunde. Ze zijn ten getalle van 14 bij Chamerot en Renouard te Parijs verschenen.

 

Kalewala. - De Kalewala is het epos der Finnen. Comparetti heeft daarover een werk uitgegeven bij Max Niemeyer te Halle. Bericht aan de liefhebbers van vergelijkende letterkunde.

[pagina 46]
[p. 46]

M. Maeterlinck. - Pol Anri ontleedt en bespreekt in 't Ned. Museum den tooneelkundigen arbeid van M. Maeterlinck. Zijn oordeel is niet gunstig. Het nieuw drama van den schrijver, Pelléas en Melisande is te Brussel bij Lacomblez verschenen. Het verbod van opvoering van l'Intruse te Weenen, waarvan de tegenstrevers van Maeterlinck zulk gewag maakten, had slechts voor oorzaak het niet vervullen van eene formaliteit. Overigens gold het al de stukken welke dien avond op het repertorium stonden, en acht dagen nadien gebeurde de opvoering met groot succes.

 

Van Nouhuys. - M.W.G. Van Nouhuys heeft te Rotterdam een nieuw stuk: Het Goudvischje laten vertoonen, dat ook te Antwerpen opgevoerd wordt.

 

Maurits Bekaert. - M. Bekaert heeft te Gent zijne schilderijen ten toon gesteld; zij worden als volgt door de Vlaamsche School bl. 79 beoordeeld:

‘De heer Bekaert is een vriendelijk jonge man, die er aan hecht zelf de eer van zijn kunstsalon waar te nemen... De heer Bekaert is een schilder zonder werkplaats. Deze omstandigheid kentschetst zijne voorliefde en zijnen aard. Steeds op reis, ons vaderland van het noorden naar het zuiden doorkruisend, voelt hij zich maar opgewekt door de onmiddellijke en bestendige aanraking met de natuur. Hij mint ze als een minnaar, die van zijne geliefde niet scheiden kan zonder van zijne persoonlijkheid, van zijn eigen ik afstand te doen. Niets van het menigvuldige schoone, dat de natuur aan ons oog vertoont, is hem onverschillig. Hij dwaalt eene maand langs de oevers der Semois, om het grootsche beeld der ongerepte wildernis in zijn hunkerend gemoed te prenten; hij houdt zich op in ons Vlaanderen, op het platte land, te midden der kleine leemen huisjes, om de kleur der omgeploegde en gistende aarde onder de vurige kussen der ondergaande zon te bespieden; hij laat zich mollig wiegelen op de zacht voortkabbelende golven der Schelde, alleen in het schuitje dat hij maar met verf en penseelen heeft bewracht, om den stroom te aanschouwen wanneer de zonneschijf aan den gezichteinder in een zee van bloed verdwijnt, en nog een korte poos de kuiven der golfjes met haar gouden stif verguldt... Het is klaar dat de heer Bekaert, in de eerste plaats colorist is.’

Wetenschappen.

Folk-lore bij de Walen. - De Walen arbeiden ook op volkskundig en taalwetenschappelijk gebied. De Mélanges Wallons die te Luik bij Vaillant-Carmanne verschijnen behandelen vele vraagstukken die voor onze woorden en gebruiken ook groot belang kunnen opleveren.

 

De Bantous. - E.P.J. Van den Gheyn handelt in de 2de afl. der Revue des Q. Scientifiques over de Bantous die een groot

[pagina 47]
[p. 47]

deel van Afrika en ook Congoland bewonen. De talen dier negers maken door haren bouw eene belangrijke familie uit. Men weet nog niets zekers nopens den oorsprong dier talrijke volksstammen: zeker is het toch dat het Ophir van Salomon, hetwelk de geleerden bij de Bantous willen zoeken, niet in Afrika, maar wel in Indië gelegen was.

 

Anthropologie. - Dr R. Verneau, een leerling van M. de Quatrefages heeft een zeer belangrijk werk uitgegeven: Une Histoire des Races Humaines. Hij behandelt de menschenkunde in 't algemeen, de studie van den voorgeschiedkundigen mensch wier overblijfselen in de aardkundige lagen begraven liggen, de tegenwoordige volksstammen. Hij aanveerdt, maar niet zonder aarzelen, het bestaan van den mensch in het derde aardkundig tijdperk. Hoe de geleerden toch op hun gemak zijn, tegen de Katholieken; Dr Verneau gelooft dat wij kost wat kost geene andere tijdrekening mogen aanveerden, sedert de allereerste schepping van de wereld, dan deze van 6000 jaar: de Katholieken zeggen te vergeefs, sedert lang, dat de beoefenaars der aard-, oudheden- en tijdrekenkunde, volle vrijheid genieten om volgens de begrippen der zuivere wetenschap den tijd te bepalen, 't is al verloren moeite.

Vele geleerden beweren dat de Katholieken niet vrij zijn in 't beoefenen der wetenschap, dat de wetenschap en de leering der H. Kerk in strijd zijn met elkander; en een wonder, als zij een zuiver wetenschappelijk werk of een leerboek voor 't nut van iedereen opstellen, staat er gewoonlijk geen woord in dat een Katholiek niet zou mogen onderteekenen.

 

De Indogermanen. - Nog altijd wordt er getwist over de eerste woonplaats der Indogermanen. In de Indogerm. Forschungen I, 5 schreef H. Hirt eene bijdrage: Die Urheimat der Indogermanen.

 

Ontwikkelingsleer. - De R. des Quest. Scientif. (2de afl. 1892) doet ons klaar en duidelijk verstaan hoe wij ten opzichte van het Transformism moeten gestemd zijn: ‘Waarom, zegt zij, het Transformism willen opdringen in name van de wetenschap, aangezien, volgens de getuigenis van groote geleerden, de wetenschap dit nog niet bewezen heeft? Waarom het Transformism verwerpen, in name van 't geloof, aangezien het geloof in de zaak hoe de schepping gebeurde, niet betrokken is?’

 

Loodene Teekens. - M. de Baron J. Bethune heeft in de maatschappij l'Emulation van Brugge een voortreffelijk oudheidskundig werk uitgegeven: Méraux des Familles Brugeoises, over de loodene teekens die bij de adellijke familiën van Brugge in gebruik waren, als bewijsstukken van de giften die zij in de diensten voor overledenen aan de arme lieden uitdeelden. In eene lezensweerdige inleiding onderzoekt de schrijver nauwkeurig al de oudheidkundige bijzonderheden die met deze teekens in verband staan; dan komt de beeltenis en de beschrijving van ieder teeken dat bewaard bleef en gelegenheid geeft

[pagina 48]
[p. 48]

om de geschiedenis der adellijke geslachten van Brugge A B C wijze op te sporen.

 

Thomas van Kempen. - Pater V. Becrer S.J., heeft in de Dietsche Warande van dit jaar eene studie laten verschijnen, waaruit het blijkt dat Thomas van Kempen overal en onwederlegbaar als de opsteller der Navolging erkend wordt. De pennestrijd is ten einde; het schrijverschap van Thomas zegeviert. ‘Sommige tegenstanders bekennen dat de geschiedkundige getuigenissen voor Thomas voldoende zouden zijn, indien zij niet door eenige feiten, met name door den hoogen ouderdom van eenige handschriften werden gelogenstraft. Wij hebben niet alleen het ijdele dier bewering aangetoond, maar ook gezien hoe integendeel alle omstandigheden, die op het boek der Nav. betrekking hebben, samenloopen om die getuigenissen te bevestigen. De meeste oudste handschriften zijn uit de onmiddellijke omgeving van Thomas voortgesproten; men vindt in de Nav. verschillende zeer eigenaardige feiten aangehaald die allen op dezelfde omgeving passen, zoo eigenaardig dat het een bijna ongeloofelijk toeval zoude zijn, indien zij allen te zamen genomen ooit in eene andere omgeving waren voorgekomen; meerdere plaatsen van verschillende oudere Windesheimsche schrijvers zijn in het werk letterlijk weergegeven; eindelijk draagt het door Thomas zelven vervaardigde handschrift alle kenmerken van het eerste autograaf.

Ofschoon deze nieuwe bewijsgronden tot dusver slechts gedeeltelijk in genoegzaam wijden kring bekend werden, hebben zij hunne uitwerking niet gemist. De kanselier Gerson vindt zelfs in Frankrijk geene ernstige verdedigers meer. Buiten Italië gelooft niemand meer aan het bestaan van den fabelachtigen Gersen; in dit land zelf begint men zich over die mythe te schamen. Alle bepaalde tegen-candidaten van Thomas zijn van het tooneel verdwenen.’ (Dietsche Warande.)

 

S.P.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Passiebloemen


auteurs

  • over Max Rooses

  • over Nicolaas Beets

  • over Joan Bohl

  • over Frans van den Weghe

  • over Hélène Swarth

  • over Nestor de Tière

  • over Pol de Mont

  • over Jac. van Looy

  • over Frits Lapidoth

  • over Maurice Maeterlinck

  • over Willem Gerard van Nouhuys

  • over Virginie Loveling