Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 8 (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 8
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.33 MB)

Scans (41.13 MB)

XML (2.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 8

(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 302]
[p. 302]

Boekennieuws en kronijk.

Duik. - De Vlamingen en zeggen niet soldag, maar zondag; niet lundag, maar maandag; niet marsdag, maar dijsendag; niet mercurdag, maar woensdag; niet jeudag, maar donderdag; niet venerdag, maar vrijdag.

Zaterdag alleene, dat geen dietsch woord en schijnt, ontschoont en ontzient de reke namen die de Vlamingen gebruiken om de dagen van de weke te onderscheiden.

En nog bestaat er een dietsch woord, dat vroeger gebruikt wierd, om zaterdag te zeggen, te weten zonavond.

Waarbij komt het dat de maanden meest al, op onzen tijd, ondietsche, ongermaansche namen dragen: Januarij, Februarij, Maarte, April, enz. tot October, November, December, enz., ook medebegrepen?

Is 't ter indachtigheid van Julius Caesar, onzen veroveraar, dat wij Julij zeggen?

En wat oorzake hebben wij om aan keizer. Augustus eere te bewijzen, en onze schoone Koornmaand liefst Augusti, Augst, Oogst, Oost, Oegst, Oest te heeten, dat altegâre latijn is?

Reden of geen reden, 't ware de moeite weerd de oude, dietsche namen van de maanden, die bestonden of nog bestaan, weêr in te brengen, en daarbij eenparig, zoo een zoo al, aan eenen en den zelfsten string te trekken.

Die in dit opzet willen helpen en moeten maar hunnen Duik voor 't jaar ons Heeren 1894 te rade gaan.

Duik immers zegt voor:

I. Januarij nieuwjaarmaand.
II. Februarij schrikkelmaand.
III. Martij lentemaand.
IV. Aprilis grasmaand.
V. Maij bloeimaand.
VI. Junij zomermaand.
VII. Julij (Caesaris) hooimaand.
VIII. (Caesaris)-Augusti koornmaand.
IX. Septembris herfstmaand.
X. Octobris zaaimaand.
XI. Novembris slachtmaand.
XII. Decembris wintermaand.

Die de redens begeren te weten waarom die maandnamen, buiten en boven alle andere, door Duik verkozen zijn geworden behooren Biekorf (Brugge, De Plancke, S. Clarenstr.), 1892, bl. 355 te lezen.

Die bovendien vernemen dat de Gazette van Brugge, Loquela, en veel andere tijd- en dagbladeren daarin meêdoen, en zullen waarschijnlijk niet achterblijven.

Buiten die veranderingen heeft Duik weêrom zijne spreuken veranderd en ontelbare wetensweerdigheden ten dienste van zijne vrienden gesteld.

Elk zegge 't den anderen en koope, eer 't te late is, eenen Duik voor zijn nieuwjaar!

(Gelijk in 1893 zal Duik weder verschijnen met zijn grooten ver-

[pagina 303]
[p. 303]

sierden schild, die er een dubbelen en waren prachtalmanak van maakt, een plakalmanak en een hangalmanak. De prijs wordt niet verhoogd en blijft fr. 1,00; men kan den Duik bekomen ook in vorm van boekje; om alle jaren de aanvraag niet te moeten doen zal men best tot wederroepens inschrijven. Bij Siffer te Gent.)

 

3 1/2 maand Fabriekarbeidster. - Eene practische studie door Mevr. Mina Wettstein-Adelt. - Leiden, A.H. Adriani, 1893.

Ziehier een boekje uit het Duitsch vertaald, en goed vertaald, en waarvan wij ten warmste de lezing aanbevelen, omdat het eerst en vooral is een zeer goed boekje.

De schier plotselinge overgang van het nijverheidsstelsel zonder stoom en barnkracht tot het nijverheidsstelsel met stoom en barnkracht, heeft op allerlei manieren het evenwicht der maatschappij geschokt en soms verbroken: wat men noemt de sociale kwestte, dat is de som van al de honderden afzonderlijke maatschappelijke vraagstukken waaraan die verandering van nijverheidsstelsel aanzijn heeft geschonken.

Onder deze afzonderlijke maatschappelijke vraagstukken is de Vrouwenkwestie: zal er in alle opzichten gelijk recht heerschen voor de vrouw als voor den man, of niet? gewis een der belangrijkste.

De schrijfster heeft, onder de vermomming eener arbeidster, drie maanden en half als fabriekarbeidster doorgebracht. De ongelukkige toestand der fabriekwerksters, dien zij door eigene ervaring kent, en dien zij aanschouwelijk ons schetst, wordt vooral tot een argument ten voordeele der oplossing: gelijke rechten voor vrouw en man. En misschien wel doet zulks afbreuk op de waarde van het boek. Het is immers niet hoofdzakelijk uit de ongelijkheid van rechten dat de onduldbare toestanden ontstaan, waarover zij terecht hare verontwaardiging uitspreekt: zoodat gelijkheid van rechten alleen die toestanden dan ook niet zoude doen verdwijnen.

Maar wat de waarde uitmaakt van het werkje, is de vertrouwbaarheid der inlichtingen en de kracht waarmede het tot de overtuiging brengt: dat kan en mag niet blijven voortduren! De volkomene ontvoogding der vrouw kan misschien een der middelen zijn om te bewerken dat haar toestand verbetere; het behoort niet aan ons die vraag te beslissen; maar er zijn ook nog vele andere middelen die niet verwaarloosd mogen worden: eerst en vooral moet de wonde gepeild, en dan de middelen beraamd. De wonde hier is de zedelijke ontaarding en stoffelijke verslaving van de vrouw, in massa, onder den invloed van de fabriek; en in al hare ijselijkheid krijgen wij het kwaad hier te zien: geene abstracte beschouwingen of menschlievende perioden; de schrijfster voert ons binnen in de fabriek en hangt ons tafereelen voor uit het bestaan dat daar geleid wordt, en rukt ons de oogen open met feiten, wanneer we uit onwetendheid geneigd zouden zijn te roepen: neen neen, zóó erg kan het niet gesteld zijn! terwijl het werkelijk zóó erg, of nog erger gesteld is... Zij voert ons binnen in de enge kamertjes waar de ongehuwde arbeidsters hun

[pagina 304]
[p. 304]

tehuis hebben; in de vunzige woningen van de gehuwde; zij doet ons de danszalen en de andere plaatsen van vermaak bezoeken, waar de arbeidster haren zondag gaat doorbrengen; zij toont ons het hopelooze van het bestaan der arbeidsters, wien het verboden is te droomen van eene gelukkiger toekomst; en eindelijk zij laat ons een blik werpen op de uitgestrektheid en de talrijkheid van de gevaren waaraan hare zedelijkheid iederen dag is blootgesteld...

Een goed boekje, wij herhalen het, en vanwege de schrijfster, eene groote, eene goede daad.

 

Geschiedenis van de Orde der Minderbroeders, door P. fr. Bernardinus Mets, Minderbroeder Conventuëel. - Gent, A. Siffer. 3 fr.

Bovenstaand werk kan ik niet anders dan een merkwaardig boek noemen. Het werk geeft in 't kort het reeds meermalen uitgegeven leven van den H. Franciscus van Assisië, en behandelt vervolgens de geschiedenis van de Orde, die zoovele groote mannen in Gods Kerk heeft voortgebracht.

Voor velen was de geschiedenis dier Orde eene onbekende. Vanwaar de vele hervormingen, vanwaar de verschillende namen, de verschillende kleeding, enz. Ziedaar zoovele vragen, die meermalen bij ons oprezen, wanneer wij aan de geschiedenis der Minderbroeders dachten.

Over dit alles werpt het werk van fr. B. Mets een helder licht. In geschiedkundig oogpunt juichen wij het dan ook volgaarne toe. Het is een werk van navorsching en studie geweest. Er is licht gebracht over datgene, wat voor velen duister was. 't Is een werk van onzen tijd, die men weleens de tijd der geschiedenis noemt.

Toch zou men de vraag kunnen stellen: is de uitgave van zulk een werk wel geheel goed te keuren? Is het wel goed, dat dit alles onder de oogen van het publiek worde gebracht?

De schrijver had deze vragen voorzien en beantwoordt ze in 't kort in de heerlijk geschreven voorrede.

Het werk is meer dan een werk van geschiedenis, 't is een werk van piëteit, een werk uit liefde geschreven voor de Orde, waartoe de schrijver behoort en die volgens Hem niet altijd gunstig werd beoordeeld.

In zooverre kunnen wij het geheel eerbiedigen.

Waar schaduwen vallen, waar ze niet mogen zijn, is de schilder verplicht ze te verwijderen, ook al zijn die heldere kleuren niet eenieder aangenaam.

Daarbij gelooven wij niet, dat een ieder het werk zal koopen. 't Eenvoudige volk houdt niet veel van historische werken en den meer ontwikkelde zal het geen kwaad doen. Fouten kleven nu eenmaal aan alle menschelijke instellingen en ‘zoolang de Orde,’ gelijk de Eerw. schrijver terecht opmerkt, ‘zich kan beroemen op 2000 martelaars, 5200 gelukzaligen en heiligen, zoolang zij kan wijzen op 7 pausen en 56 kardinalen, op mannen als Alexander de Hales, Bonaventura, Rogerius Bacon, Don Scotus behoeft zij niet bevreesd

[pagina 305]
[p. 305]

te zijn voor hare geschiedenis. De schaduwen zijn voorbijgaande, het licht der zonne blijft.’

Daarbij staan onder ieder hoofdstuk de schrijvers waaruit geput werd, en daar, voor zoover wij meenen, velen hunner tot de hervormingen behoorden, is ook de onpartijdigheid gewaarborgd.

Wij lazen het werk met genoegen. Over den stijl behoeven wij niet te spreken. De schrijver van zoovele juweeltjes in Belfort, Dietsche Warande, Kath. Gids en Centrum strekt daarvoor tot borg. Wel zijn hier en daar kleine onvolmaaktheden, die bij eene tweede druk gemakkelijk te verbeteren zijn, doch over 't algemeen is de stijlt vloeiend en zijn de drukfouten weinig in getal.

Siffers naam is daarbij de beste waarborg voor eene nette uitvoering. Alles maakt een aangenamen indruk.

Wij wenschen het boek in handen van allen, die zich bezig houden met de kerkelijke geschiedenis.

S. Pr.

Postel's biographisch Woordenboek van de XIIe tot de XIXe eeuw, door Th. ign. Welvaarts. Brecht, 1892. 8o 274 bl. en 15 platen.

Na gedurende meer dan twintig jaren menigvuldige schriften in 't licht gegeven te hebben over de geschiedenis der abdij van Postel en der omliggende gemeenten, heeft de geleerde prior-archivaris zijne laatste levensjaren benuttigd om uit meer dan twee duizend handschriftelijke stukken in de boekerij der abdij van Postel berustend, de noodige inlichtingen te putten over den handel en wandel der Norbertijnen die in de abdij het kloosterleven geleid hebben. Dit biographisch woordenboek komt eene leemte aanvullen die men in de Geschiedenis der Abdij Postel, in 't jaar 1877 verschenen, ontmoette, alwaar er van levensbeschrijving der Norbertijnen van Postel geene spraak kon zijn. Deze biographieën zijn alle gesteund op een grondig onderzoek der nog voorhanden zijnde oorspronkelijke stukken. Zij geven ons vele inlichtingen van groote waarde voor de geschiedenis van Postel en van de omliggende dorpen en zijn ook van groot belang voor een aantal oude Vlaamsche familiën. Dit laatste gewrocht van den te jong afgestorvenen archivaris is gekenmerkt, even gelijk zijne vorige schriften, door eene groote wetenschappelijke nauwkeurigheid. Geen enkel feit, hoe onbeduidend het ook moge wezen, hetwelk de schrijver vóor het aan te halen, niet grondig onderzocht heeft. Ook zullen wij den wensch uitdrukken dat al de Norbertijnsche abdijen van ons land zulken gewetensvollen geschiedschrijver zouden vinden als de abdij van Postel er in den betreurden T. Welvaarts eenen gehad heeft. Het boek is versierd met vele platen: men bemerke in 't bijzonder het prachtig fac simile van de belangrijke charter van 1173. Het bevat ook eene lijst der kerken door de Witte Heeren van Postel bediend, alsook eene chronologische lijst van al de Norbertijnen die in de abdij ooit eenig ambt bekleed hebben. Een alphabetisch register der plaats- en geslachtsnamen vergemakkelijkt de opzoekingen.

Adolf De Ceuleneer.

[pagina 306]
[p. 306]

Quinze jours au pays des cédules, par X. Gand, A. Siffer. Prix fr. 2,50.

Niet alleen een schoon boekdeel dat eere doet aan den drukker, maar ook een belangrijk werk waarvoor de ongenoemde schrijver (wiens masker toch doorschijnend is) lof en hulde verdient.

Het is een dagboek van de reis naar Argentina: het leven aan boord van den Magdalena; de beschrijving der merkwaardigheden van Rio, van Buenos-Aires en andere plaatsen; het verhaal der wederwaardigheden en der uitstapjes, en eene studie over de netelige geldkwestie waarin dat rijk en vruchtbaar land verwikkeld zit.



illustratie

Aangenaam om lezen is het boek, leerrijk in verschillige oogpunten; geene langdradigheden, maar alles kort en duidelijk, en opgekruid door geestige zetten en het verhaal van geestige toestanden. Het boekdeel is overigens opgeluisterd met verscheidene zichten en eene menigte humoristieke schetsen ook te danken aan de pen van den schrijver-teekenaar.



illustratie

De verborgen schat of het verborgen leven van O. Heer Jezus-Cristus op eene eenvoudige en praktische wijze overwogen door P. Fr. Germanus Verleyen, Minderbroeder-Recollect der Belgische provincie.

[pagina 307]
[p. 307]

Deze overwegingen, een schoon boekdeel van 150 bl. uitmakende, zijn opgesteld in eene klare, vloeiende en zuivere taal, zonder daarom door hoogdravendheid voor minder geleerden onverstaanbaar te worden. Warm aanbevolen bij alle vrienden van goede Vlaamsche godvruchtige lezing. - Prijs fr. 0,80, franco per post fr. 0,90.

Zeisels en Vertellingen van S. LEROY, onderpastoor te Staden. Thielt, bij P. Pollet. In-8o fr. 2,50, in-12o fr. 1,50.

Het zijn sagen die voortleven op de lippen der onverbasterde en patriarchale landlieden in West-Vlaanderen. Gemoedelijk geschreven, met den geur van 't oude en de kleur van 't eigenaardige Westvlaamsche heeft de schrijver ze geleidelijk weten in te kleeden en boeiend te vertellen, ook zal de lezing dier verhalen de lust uitmaken van de winteravonden aan menigen Vlaamschen haard.

De heer Leroy kan schrijven, heeft ooren die kunnen luisteren en oogen die kunnen zien, hopen wij dat hij het bij dit eerste werk niet zal laten en dat hij onze volksletterkunde met nieuwe parelijes nog zal verrijken.

De geheimen der vrijmetselarij, door Pater Schouppe, in het Vlaamsch overgezet door eenen priester des aartsbisdoms van Mechelen. Brussel, Valentijn, uitgever.

Uitmuntend werkje dat dient verspreid te worden om het volk te vrijwaren tegen de listen en lagen der huichelende secte, die men vrijmetselarij noemt. Boven de heilzame propaganda hier bedoeld heeft men het genoegen een boekje te lezen dat in zuivere, vloeiende en gekuischte taal geschreven is. Prijs 12 centiemen, ten voordeele eener katholieke school.

- In Nederlandsch Museum schrijft de heer Rooses een artike over de ‘stichting der Koninklijke Vlaamsche Academie’. Het heeft hoofdzakelijk ten doel, te doen uitschijnen wat de liberalen beproefd hebben om meester te worden van de instelling, welke, onder hunne heerschappij, voor de katholieken zou gesloten gebleven zijn. Het stuk zegt ons weinig dat wij niet reeds wisten, en getuigt van eene zekere naïeveteit.

Eene partij-Academie, gelijk de Académie royale, zal de Vlaamsche niet worden: daar zorgen de katholieken voor met hunne kleine meerderheid, die zij niet zoeken te versterken, hierin geheel anders handelende dan de ‘Broeders en Vrienden’ te Brussel in de Fransche Academie. En de liberalen, die mededingen in de wedstrijden der Vlaamsche Academie, blijven niet onbekroond, omdat zij liberaal zijn, terwijl men te Brussel katholieke schrijvers in de prijskampen verstoot, omdat ze katholiek zijn.

 

Koninklijke Vl. Academie. Zitting van 18 Oct.: De eerw. heer Dr Claeys biedt, met een inleidend woord van waardeering, een exemplaar aan van de nieuwe omgewerkte en verbeterde uitgaaf ‘Dertien Linden’ door den eerw. heer Eugeen de Lepeleer, leeraar van poësis in het Klein Seminarie te Sint-Nicolaas. Hoogleeraar De Ceuleneer doet hetzelfde met een werkje: ‘Van Houwaerts plagiaat’ door Wil-

[pagina 308]
[p. 308]

lem de Vreese, medewerker aan het ‘Nederlandsch Woordenboek’ te Leiden.

De heer E. Hiel draagt een gedicht voor, getiteld: ‘De Vlaamsche herberg’.

Verder besprak men zaken van inwendige orde, alsook het uitgeven der biographie van al de bekende Vlaamsche schrijvers.

Dezer dagen liet de Academie verschijnen: 1o, de 4e afl. van hare Verslagen voor 1893, waarin de belangrijke studie voorkomt over den te veel vergeten schrijver R. Versteganus, door H. Sermon.

2o Gebruik der naamvallen, tijden en wijzen in den Heliand door J. van de Ven, S.J. Dit werk, aan het belangrijk Oud-Saksisch epos gewijd, werd in 1892 door de Academie bekroond.

Davidsfonds. - De nieuwe uitgaaf van David's Vaderlandsche historie, die bij al de lezers zoo welkom is, gaat geregeld voort: de eerste helft van het achtste deel is dezer dagen aan de inteekenaars rondgezonden.

Het winterseizoen is aangebroken voor de afdeelingen, ook bereidt er men te alle kante muziekfeesten, vertooningen en voordrachten. Borgerhout en Zele komen wederom aan de spits; den 2 October voerde men te Zele voor de leden de lieve tooneelscherts uit van Silvester: Een Vlaamsche schoolmeester onder het schrikbewind; den 4 October was het er algemeene vergadering en mis voor de afgestorven bijtreders. Den 23 October was er concert te Borgerhout met voordracht door den eerw. heer Van Speybroeck.

In November houdt Gent de plechtige prijsuitdeeling aan de bekroonde leerlingen in hare prijskampen.

† Etienne Michel Van Kempen, leeraar emeritus der Hoogeschool te Leuven, een der medicale beroemdheden van ons land. Destijds behaalde hij den prijs in den vijfjaarlijkschen prijskamp 1856-1861 met zijne worken: Manuel d'analomie générale, Expériences physiologiques sur la transmission de la sensibilité du mouvement dans la moëlle épinière.

Hij sterft in den ouderdom van 89 jaar.

† J. Hubertus Janssen, tooneelschrijver. Hij gaf uit: De geneesheer of dat heeft mijnheer van boven gedaan, De sleutel van de secrétaire, Jan Dwars (te Antwerpen bekroond in eenen tooneelprijskamp). Hij was griffier bij de havendienst te Amsterdam.

† T. Terwey, bevoegde Hollandsche gramaticus, medeopsteller van ‘Taal en Letteren’.

† Charles Gounod, de wereldvermaarde christene toondichter, sterft te Parijs, 82 jaren oud. Zonderling samentreffen: hij werkte aan een Requiem.

Ziehier zijne bijzonderste werken: Sapho (1851); Ulysse (1852); la Nonne sanglante (1853); le Médecin malgré lui (1858); Faust (1859). Van nu af begon zijne glorie: Philémon et Baucis (1860); Reine de Saba, Mireille (1864); les Deux Reines, Tobie, Colombe, Roméo et Juliette (1867); Gallia (1871); Jeanne d'Arc (1873); Cinq-Mars (1877); Polyeucte (1878); le Tribut de Zamora (1881); Rédemption (1884); Mors et vita (1885). Daarbij dienen zijne talrijke en bewonderenswaardige Missen gevoegd te worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Adolf de Ceuleneer

  • over Theodoor Ignatius Welvaerts

  • over S. Leroy

  • over Bernardinus Mets

  • over Germanus Verleyen