Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Belfort. Jaargang 12 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Belfort. Jaargang 12
Afbeelding van Het Belfort. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Het Belfort. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.21 MB)

Scans (34.78 MB)

XML (1.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Belfort. Jaargang 12

(1897)– [tijdschrift] Belfort, Het–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 263]
[p. 263]

Bij jonggehuwden.

Tien uur slaat het op den dorpstoren en de slagen dreunen plechtig en akelig midden in de landelijke stilte. Tien uur is laat op den buiten.

De waardkamer: zwart van 't pikdonker; het verstomde mij. Waarom was er geen licht?

Ik liep een stoel omver; een glas viel luidrinkelend aan stukken op den steenen vloer; - het gebeurde gansch onwillens, ge moogt het gelooven. De jonge echtgenoot onderdrukte een lachje, maar Honoré, de kostganger en notaris-klerk, proestte het uit.

Het leek me een profaniteit in die beklemde atmosfeer. Ik hadde voor alles ter wereld gewild, dat het niet gebeurd ware.

De keuken: beslotener, met maar éen venster, zwarter nog. - Hier kwam een droef snikken tot mij, soms kort en afgebroken, dan lang en volgehouden van een die schreiende zucht: Och Valeer! zoo laat!... zoo laat!... Van waar komt gij toch?

Valeer maakte licht en - dáar, aan tafel, de teêre witte handen voor de oogen, zat zij, het tengere lichaampje zenuwachtig rillend: het was niet om aan te zien!

Ik stond wachtend.

Honoré had een ondeugenden, misprijzenden grimlach om zijn grooten niet-mooien mond. Het scheen me ook toe, dat zijn oogen vonkelden: moed-

[pagina 264]
[p. 264]

wil, kwaadaardigheid? Zijn toon zelfs had mij nooit zóo onhartelijk toegeklonken.

- ‘Maar Mieken toch, dat is nu kinderachtig!’ Hij keek op naar Valeer, alsof hij wilde weten, wat die nu plannens was te doen. De jonge man lonkte mij toe, net of hij beduiden wilde: ‘kijk, hoe weinig heur grillen mij aangaan!’

Maar - dát zal wel anders geweest zijn, ik voelde het; instinktmatig voelde ik het. Het was om uwentwille, Honoré, dat hij u en mij tegenlachte, dat hij deed er geen bezwaar in te maken; dát durf ik u zeggen!

Ik, ik vroeg u dien lonk niet, Valeer; gij moogt het weten; het ergerde mij, u zóo lauw te zien!

- ‘Maar Mieken toch, en schreit ge nu om ons,’ zei Honoré geveinsd sussend, - want zijn toon had niets warms, niets oprechts, - zijn aankoopjes ter tafel spreidend: nieuwsbladen, tijdschriften, boekjes, doosjes met opgelegde vruchten, visch en kaas: een heele winkel.

- ‘Zij is bang geweest,’ sprak Valeer voorkomend en inlichtend met iets liefs in zijn stem; toch ergerde het mij, dat hij geloofde, Honoré weêr spottend te moeten aanstaren en mij knipoogend.

Ja, ik kon dat oogje best missen!

Het was bedroevend om nagaan: de jonge vrouw snikte in stomme smart; Honoré had alleen oogen voor zijn snuisterijen en deed alle moeite ter wereld om een ernstig gezicht te zetten, sprak, toonde, liet proeven; hij sprak luide, ongedwongen, toonde met veel gebaren, met veel rumoer, liet zijn doosjes bezichten, deed Valeer proeven en - God was 't mogelijk - de jonge echtgenoot liet zich leiden door zijn vriend, was - inschikkelijk genoeg terwijl zijn lieve hartelijke gade te snikken zat.

Ik voelde mij te moede worden, - Honoré harde woorden te zeggen, - Valeer te vragen of zijn Mieken

[pagina 265]
[p. 265]

zulke veronachtzaming verdiende; ik voelde mij zóo week worden, zóo week om ook aan 't snikken te gaan. Mijn uitval zou alle kracht missen, want 'k zou mijn woorden niet kunnen in toom houden. 't Hart zou spreken, 't hart alleen, de geest zou verdrongen worden door de opgewondenheid, de onstuimigheid.

God-lof, Valeer naderde een stap tot de snikkende en zoet, ongemeen zoet, zoodat ik er hem erkentelijk voor was, ging het: ‘is dat nu zóo laat, Mieken-mijn, als we van Antwerpen komen?’

- ‘Van Antwerpen, van Antwerpen!’

Zij hief het hoofd op, het blondgelokte, even maar, als beschaamd en 't snikken herbegon, heftiger nu.

De jonge man hervatte: ‘gij hebt gezegd:’ ‘ge moogt gaan, waar ge wilt!’

Dat leek een verontschuldiging!

Zij begreep dat, invallend: ‘Wie had nu gedacht, dat ge met zóo'n weêr naar Antwerpen zoudt gaan; ik, die dacht, dat ge naar Cruybeke of Hemixem waart geroeid!’

- We zijn op de Wilfort gesprongen, Mieken, riep Honoré trotsch, zonder maar eens op te kijken uit een Fransch boekje, waarvan hij de gravuurtjes bezichtigde; figuurtjes, weêrgegeven zonder veel smaak of kunst.

- Naar Antwerpen, ge zijt, Zondag nog, naar de stad geweest,’ klonk het pruilend, altoos zonder opzien.

- ‘Ja, maar het was toch geen weêr, om met een klein bootje over te steken.’ sprak Honoré en, het griefde mij, dat zijn stem zoo hard klonk.

- ‘Het was geen weêr,’ beaamde Valeer, die door Honoré aanmoedigend toegelonkt werd.

- ‘Dáarom dat ik zoo ongerust was, niemand had u gezien,’ kwam het er nu van.

Dat was het! onrust!

[pagina 266]
[p. 266]

Zij was zoo'n sensitieve zoo vol inbeelding! En zóo teêr, zóo teêr als een kindje; zóo heur lichaampje en heur gedachtetjes!

Opeens kwam ik met mijn verontschuldiging voor den dag: dat het laat uitblijven mij te wijten viel, mij en geen ander, dat het mij ongemeen bedroefde en, dat het nimmermeer zou gebeuren?

Ik sprak in volle oprechtheid, al sprak ik ook voor heur jongen echtgenoot en voor Honoré, ervan onwetend, of zij die belofte zouden nakomen. Ik had nog veel meer gezeid, er was aandrang in mij tot spreken, maar Valeer onderbrak, stil, lachend, verklarend, ons tochtje nader toelichtend: ‘We zijn Leo tegengekomen; we zijn haast nergens binnen geweest!’

- ‘Neen,’ zei Honoré hier, en moest zich geweld aandoen, het niet uit te proesten; ‘neen Mieken,’ beaamde hij nogmaals, onbetoond.

- ‘We hebben haast geen voet buiten de Academie gezet,’ vervolgde mijn gastheer, waarna hij ermeê vooruit kwam: ‘mag Leonsken hier slapen?’

- ‘Dat weet hij wel, ja, zeker!’

Was het heur een streelend gevoelen, dat hij dit vroeg, in onderdanigheid?

- ‘Waarom dan niet gezegd, dat ge naar Antwerpen zoudt gaan?’ herbegon ze, pruilend.

- ‘Het zal nooit meer gebeuren, Mieken,’ zei ik en ook Honoré sprak luidruchtig en los, hierin toestemmend.

Ik wou heur weêr betuigen, hoezeer het mij spijtte, Honoré duwde mij onzacht opzij, en: ‘zijt ge nu zot, gaat ge weêr beginnen? Laat ze doen, of het is nooit gedaan!’

Ik voelde me rood worden van ergernis en zweeg - om heurentwille.

Keek zij door heur vingers of meende zij onze verrechtvaardiging onoprecht; voelde zij instinktmatig, dat het Valeer en Honoré geen ernst was;

[pagina 267]
[p. 267]

hoorde zij allicht onderdrukt gelach? Plots ging de kogel door de kerk: zij jammerde, dat het altoos beloven is, dat het nu zoo dikwijls ‘zóó’ was, dat zij altijd alleen zat, dat zij er nog liever uittrok, ‘voorgoed!’

Zij had haastig gesproken, heftig; als verschrikte zij nu zelve over heur drift, brak zij in tranen uit.

Ik zag Valeer verbleeken, aan zijn kin wrijven - dat zei me, dat hij geschokt was.

En Honoré? Hij keek in den grond - om den blik af te wenden?

Was het haar nog niet genoeg; opeens moesten we het hooren, dat we alle drie bedronken waren!

De jonge man wreef met zenuwachtige hand de kin, herhaaldelijk; ik aanstaarde hem vragend. Begreep hij mij; dreef ontroering hem ertoe?

Hij vloog op zijn jonge vrouw toe, en zoende heur.

Waarom nu eerst, waarom?

En weêr voelde ik behoefte in mij, mijn welgemeende spijt uit te drukken.

Het lag niet aan mij, sprak zij nu, ook niet aan Valeer maar aan Honoré ‘die zijn maand getrokken en, weêr lust in alles had.’

Een stond was ik er danig bang om, dat Honoré, onbedacht als altoos, smalend, schimpend zou antwoorden.

God-dank, neen; hij vergenoegde zich eens flauw te glimlachen en dan, los, gemaakt: ‘ik neem alles op mij, mea culpa!’

Honoré, jongen, toen keek ik u aan: een blik vol dankbare ontroering en nog - een gevoelen, ik weet niet welk. Op de trap drukte ik u met warmte de hand en als een lief kind zei ik, dat ik toch veel van u hield. 'k Had u kunnen aan 't hart sluiten!

[pagina 268]
[p. 268]

Honoré, zei ik 's morgens: - ik was hem komen opkloppen, - gij zijt oud genoeg om een mentor te kunnen missen, ik toch, ben alleenlijk uw vriend uw goede vriend!’

Hij knikte mij toe, met een verwonderd lachje, wat mij tot voortpraten aanmoedigde.

Die nacht had ik lange wakend gelegen: zóo had mij dit kleine tooneeltje getroffen.

- ‘Naar een goeden vriend zult ge luisteren, gelaten luisteren, niet;’ want hij werd ongeduldig om mijn talmen.

Ik zou er fluks meê voor den dag komen!

Ik sprak hem dan, met veel hart doch ook met veel geest, dat hij, vast onwillens, het er mooi op aanlegde, die twee jonge menschen van elkander te vervreemden; ja, zóo ver zou hij het brengen! - Valeer immers, liet zich al te licht door Honoré gezeggen.

Heeft Honoré het dan niet opgemerkt, dat Mieken ‘geheel ziel’ is, een hart van goud? Valeer ook is een gevoelmensch, een idealist, een wien zijn gade zijn al is, maar die zich zijner gevoeligheid te zeer schaamt in bijzijn van vreemden, en aldus vaak onhartelijk wordt.

 

Heeft Honoré mij begrepen: ik wil het denken.

 

Antwerpen.

Anemona.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken