Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De bewoners der Steppen.

Is het belangrijk de step pen, die eindelooze vlakten met zand, bloemen en gras overdekt, te beschouwen in hare gronden dierensoorten, dan is het zeker nog merkwaardiger diep na te gaan in hare bewoners. Laten wij ons een oogenblik naar die wildernissen verhuizen en den mensch in oogenschouw nemen. Doch eerst eenen oogslag geworpen op de prachtige gravure, die ons als bij tooverslag in de eeuwige wildernis verplaatst! Een stam van Steppen-bewoners, aan het eindelooze zwerven gewoon, heeft reeds voor het aanbreken van den dag zijne tenten opgebroken en is begonnen zijnen tocht zonder doel te vervolgen. Het daglicht heeft zich nog niet vertoond maar de duisternis des nachts is toch reeds verdwenen. Met iederen oogenblik neemt de oostelijke horizon nieuwe, en altoos lichtere tinten aan, die de schemering al verder en verder naar het westen drijven. Zilveren punten verschijnen, worden lijnen, worden stralen, die, uit de oosterkimmen voortgekomen, naar het toppunt des wandelaars heenschieten. De bron dier stralen wordt allengs geel-, purper- goudkleurig, en gedurig vlucht de nacht verder. Ten laatste komt een gouden stip te voorschijn, die dadelijk aangroeit en zich tot een kleinen boog vormt, die door nieuw goud gevoed, al grooter en grooter wordt; welhaast is deze een half cirkelvlak. Maar nog blijft de toevoer van goud aanhouden; het cirkelvlak nadert zijn voltooiing.... het is volkomen; het zweeft op de aarde aan den verren horizon, het verheft zich, en daar staat de zon vol majesteit aan den eindeloozen hemel, en men gevoelt zich gedrongen om het hart in dank tot God te verheffen.

Maar de Tartaar en de Mongool doen dat niet: zij kunnen den geest niet verheffen boven het stof en het gras hunner woestijnen.

Om de Steppen-bewoners te leeren kennen, begeven wij ons het eerst naar de boorden van de zee van Azof; daar vinden wij de Tartaren, ook Nogaïs genoemd. Deze, tot voor 60 jaren zwervers even als de overige bewoners der Steppen, hebben zich in het begin dezer eeuw vaste verblijfplaatsen gekozen in genoemde streek, daartoe aangezocht door een uitgeweken Franschman, graaf Meison, die tot belooning voor zijn goed geslaagde pogingen in 1808 door den Tsaar tot gouverneur der Tartaren benoemd werd. Zij zijn ten getalle van ongeveer 32000 zielen en wonen in 70 dorpen. Hunne huizen zijn klein en hebben daken van door elkander gevlochten takken, met graszoden belegd. Zij vinden hun bestaan in de veeteelt; ten gevolge hiervan hebben zij hunne oude levenswijze nog niet volkomen vaarwel gezegd, want om hun vee te voeden, zijn zij soms verplicht reizen van verscheidene weken door de Steppen te maken. Des winters is hun taak moeielijk; dan moeten zij het voedsel voor hunne kudde onder de sneeuw zoeken.

De Tartaren scheren zich het hoofd geheel kaal; de jonge lieden behouden slechts een bos haar op den kruin, ongeveer zooals de Japanneezen. Dit noodzaakt den Tartaren een wollen muts te dragen. Hunne kleederen zijn geheel uit wol saâmgesteld, zoowel het hemd, de wijde broek en mantel der mannen, als het hemd, de kaftan en de rokken der vrouwen. Zorgen de schapen door hunne wol voor de stof dezer kleedingstukken, de koeien geven het leder voor den lendenriem en de schoenen. Zij belijden den mahomedaanschen godsdienst en zijn nakomelingen van de barbaren, die, in 1260 onder Tchingis-Kan uit het hart van Azië gekomen, zich aan de oevers der Zwarte Zee neêrzetten en geheel zuidelijk Rusland overmeesterden.

Genoemde oevers worden thans bewoond door de Kozakken. Menig bejaard landgenoot beeft, als hij dien naam hoort; hij herinnert zich de woestelingen, die in 1813 ons van het fransche juk hielpen bevrijden, maar inmiddels de steden en dorpen, die zij doortrokken of waar zij eenigen tijd verbleven, door hunne onzindelijkheid, ruw- ja wildheid met afschuw vervulden.

De Kozakken hebben over het algemeen blauwe oogen, rood haar, dikke lippen en stompneuzen. Zij zijn vlug, sterk en onvermoeid, als één met hunne paarden en verschaffen daardoor aan het russische leger een ontzagwekkende ruiterij. Eenige wonen in steden, de meesten in dorpen, die door de Steppen verspreid liggen. Een klein gedeelte leeft van landbouw of van een pensioen, door langjarigen dienst verkregen; verreweg het grootste getal vindt in de veeteelt zijn bestaan. Hunne opperhoofden, die aan Rusland onderworpen zijn, heeten hetman of attaman en worden door hen met den grootsten eerbied behandeld. De grieksche godsdienst is de heerschende, en de Kozakken zijn de eenige Christenen, die men in het groote gebied der Steppen aantreft. Ongelukkig beteekent hun Christendom niet veel, daar de russische popen, hen in bijgeloof en domme onwetendheid verzonken laten.

Mag men eene fransche reizigster, mevr. H. de Hell, gelooven, dan zijn de Kozakken in hunne Steppen zoo vreedzaam en zachtaardig, als zij ruw en plunderziek in den vreemde zijn. ‘Men vormt zich,’ zegt genoemde reizigster, ‘een geheel verkeerd denkbeeld van de waarlijk edelmoedige en gastvrije Kozakken! De staatkundige gebeurtenissen van 1814 en 15 hebben een onoverwinnelijken afkeer tegen hen achtergelaten, dien zij zich inderdaad hebben waardig gemaakt. Maar zoo als wij ze in hun vaderland gezien hebben, verdienen zij niet de verontwaardiging, waarmede men in het Westen van haar spreekt. Nergens in Rusland reist men veiliger dan in hunne Steppen, en nergens vindt de reiziger een welwillender en vriendelijker onthaal dan in hunne dorpen.’

In de Steppen der Kaspische Zee maken de Kozakken plaats voor de Kalmukken; deze zijn van mongoolsch ras en bewoonden voor 1778 Turkestan. Zij leven nog altijd als nomaden, houden zich met de veeteelt bezig en leveren aan Rusland eenige troepen ter verdediging van de oostelijke en westelijke grenzen. Zij zijn klein van gestalte, mager en

[pagina 92]
[p. 92]

leelijk, geelbruin van kleur, hebben een breed en plat aangezicht met kleine oogen, platten neus, dikke lippen en gekroesden baard. Even als hunne naburen worden zij als gastvrij en zachtaardig afgeschilderd maar tegelijk als lui en listig. Zij belijden den heidenschen godsdienst van Lama en staan onder opperhoofden, die, Khans geheeten, door hen zelven gekozen worden.



illustratie
De trapmolon in eene engelsche gevangenis.


De reiziger, die de Steppen der Kalmukken doortrekt, ontmoet hier en daar, verre van bewoonde plaatsen, groepen van mannen, vrouwen en kinderen met bronskleurig gelaat, scherp geteekende trekken, omhangen met een zonderling samenstel van vodden en zich blootsvoets voortslepende over den gloeienden grond. Hij erkent op den eersten aanblik een dier afschuwelijke wezens in hen onbeschaamde bedelaars, listige dieven en wat al niet meer; hij ziet in hen de overblijfselen van den eertijds grooten en machtigen stam, wier raadselachtige geschiedenis de geleerden wanhopig maakt. Het voorwerp van de verachting en het wantrouwen van alle volken, voor alle tucht en opvoeding onvatbaar, zonder wet, zonder godsdienst, zonder vaderland, spreken die menschen eene taal, die niemand verstaat. Zij hebben zelfs geen naam en nemen dien aan, welken de vreemdeling hun geeft. In het oosten heeten zij romany, in Moldavië tsiganes. in Italië zingari, in Spanje gitanos, in Engeland gypsies, in Frankrijk bohémiens, in Duitschland en Nederland zigeuners. Eenige hunner hebben gedurende den afgeloopen zomer ons land een bezoek gebracht, wat voor hunne reputatie niet zeer voordeelig is geweest. Men wist niet van waar zij gekomen waren noch waar zij gaan wilden, en het had duidelijk den schijn dat zij het zelf niet wisten. De volksbeschrijvers brengen hen tot het ras der Hindous, maar wanneer en waardoor

[pagina 93]
[p. 93]

zijn zij uit hun vaderland verjaagd? welke geheimzinnige macht heeft hen over den aardbodem verspreid? wat dwingt hen tot een zwervend leven? van waar hunne zonderlinge neiging tol de ondeugd? Allen vragen, die niemand kan beantwoorden.



illustratie
De steppen bij zonne-opgang.


De Kaspische zee en de Kalmukken verlatende, komen wij in het hart van Azië, in de uitgestrekte vlakte, die door Siberië, Turkestan, het Tibethaansch Hoogland en het Mandschurische gebergte wordt ingesloten. Dit Steppen-gebied wordt hoofdzakelijk bewoond door de Kirghisen en Mongolen. Wat wij van hen weten, hebben wij voor een zeer groot deel te danken aan den onvermoeiden pater Huc, die niet alleen de katholieke Kerk maar ook de wetenschap zeer aan zich verplicht heeft. Even als deze beroemde missionaris thans het Rotsgebergte in het westen van N. Amerika doorkruist, heeft hij Mongolië en Tibeth doorloopen. Zijn bekeeringsiever kende geen grenzen, maar ook zijn liefde voor de wetenschap was groot. Terwijl hij de nomaden in de leer van den Gekruiste onderwees, onderzocht hij naar hunne zeden en gewoonten en bracht zijne indrukken op het papier. Met het kruis in de eene en het potlood in de andere hand doorliep hij eindelooze wildernissen en gaf bij iederen voet-

[pagina 94]
[p. 94]

stap een bewijs voor de waarheid dat het Katholicism wetenschap en beschaving aankweekt en bevordert.

De Kirghisen wonen van af de Kaspische zee tot aan de bronnen van den Tobol en den Irtysch. Ze zijn onderworpen aan den russischen en chineeschen keizer, hoewel de souvereiniteit des laatsten meer in woord dan in daad bestaat. De Kirghisen dragen een langen mantel met wijde mouwen van veelkleurige cachemir of zijde, eene nauwe wollen broek, turksche laarzen en een cylindervormige, gevoerde muts. In den oorlog bedienen zij zich van een kleed van paardenvel. De vrouwen verbergen zich geheel in een heel wijden mantel met ruime plooien, terwijl een sluier haar het gelaat bedekt. Zij leiden een zwervend leven, hebben al de ondeugden, geen der deugden van hunne naburen. Pater Huc beschrijft ze als listig, reed en barbaarsch. Zij eerbiedigen het leven van hem, dien zij gastvrijheid verleenen, maar niet zijn eigendom. Het paardrijden en de valkenjacht zijn hunne meest geliefkoosde bezigheden; en hun jagen is minder om het wild meester te worden dan wel om hunne neiging te voldoen, want zij eten niets liever dan schapenvleesch. De bereiding daarvan is even onzindelijk als eenvoudig. Nadat het schaap gedood en gevild is, snijden zij het in stukken en werpen deze in een grooten ketel, die bijna tot aan den rand met water gevuld is. Niets van het schaap dan de wol blijft buiten den ketel, en men geeft zich de moeite niet het vleesch of de ingewanden te wasschen. Nadat het vleesch gekookt is, wordt het aan de aanwezigen, die zich om den ketel geschaard hebben, toegediend. Ieder haalt zijn mes te voorschijn en snijdt zich een stuk van het heerlijke (?) vleesch af; als de mannen geëten hebben, beginnen de vrouwen en kinderen. Na den maaltijd wordt het vleeschnat tot den laatsten druppel gedronken. Nu volgt eene thee, waarvan een Europeaan zich zeker geen denkbeeld zal maken; het is een ware hutspot, want zij bestaat uit een mengsel van thee, melk, meel, boter, zout en water, dat tjjdens den maaltijd gekookt is.

Eindelijk blijven nog over de Mongolen; deze wonen ten noorden van de Kirghisen langs de grenzen van Siberië en ten oosten aan den voet van het Altaïgebergte tot aan het Tibethaansche Hoogland. Hoewel in verscheidene stammen verdeeld, komen zij in zeden en gewoonten zeer nauwkeurig met elkander overeen. Hen. die op de grenzen van Siberië wonen, schat men op 35000 huisgezinnen; de overigen moeten bij millioenen geteld worden. Hun godsdienst is heidensch; zij vereeren de zon als hunnen voornaamsten god en hebben daarbij nog een oneindig aantal mindere goden. Aan Rusland en China onderworpen, bepaalt zich hunne onderdanigheid tot het opbrengen van belasting en het leveren van krijgsvolk. De chineesche Mongolen zijn het meest beschaafd door hunnen omgang met de Chineezen, van wie zij vele takken van industrie hebben overgenomen. Wat hun lichaamsvorm betreft, zijn zij van kleine gestalte en leelijk maar vlug en behendig; het gehoor en het gezicht zijn bij hen buitengewoon scherp. ‘Maar.’ zegt pater Huc, ‘onder een onbevallig uiterlijk verbergen zij een zachtmoedig en opgeruimd karakter; de Mongool gaat plotseling van buitensporige vroolijkheid tot diepe zwaarmoedigheid over, die niet geveinsd is. Vreesachtig, omdat hij bijgeloovig is, ontwikkelt hij in tijden van gevaar een moed, die zich door niets laat bedwingen. Hij is eenvoudig en lichtgeloovig als een kind en luistert gaarne naar wonderbare verhalen. Zijn instinkt leidt hem tot het goede en het kwade, en zijne gebreken zijn die van slecht opgevoede kinderen. Zoo de beschaving zich onder de Mongolen vestigde, zij zou er wonderen verrichten.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken