Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 1 (1868-1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.45 MB)

Scans (1610.58 MB)

ebook (42.73 MB)

XML (2.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 1

(1868-1869)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De eekhoorn.

Dit lieve diertje, waarin men op het eerste gezicht eenige overeenkomst met het konijn bemerkt, wordt bij ons slechts in enkele streken aangetroffen. In Duitschland daarentegen komt het overal voor en maakt, het 't sieraad der bosschen uit. Maar niet alleen hier, ook in de meeste landen van midden Europa tot ver in den Caucasus wordt het gevonden, en in America, vooral in het noordelijk gedeelte, is het getal dier dieren zoo groot, dat zij menigmaal aanzienlijke verwoestingen aanrichten. Met alle wapens moet men er soms tegen te velde trekken als tegen de sprinkhanen in Egypte; in het najaar verzamelen de eekhoorns zich bij millioenen en trekken, alles vernielend wat zij op hun weg ontmoeten, over bergen en stroomen naar het zuid-oosten, waar zij den winter gaan doorbrengen. Menschen en dieren maken dan eene ware slachting onder hen, maar de gedunde rijen worden schier onmiddellijk door duizenden nieuw aangekomenen aangevuld. Toen de regeering van Pensylvanië in 1749 voor iederen dooden eekhoorn 3 pence uitloofde, bracht men haar meer dan een millioen dezer dieren. Maar wat beteekende dit nog? Gelukkig komt de natuur den mensch te hulp; op den tocht wordt het voedsel schaarscher, de dieren vermageren, sterven, en het kleinste getal bereikt het begeerde doel van de reis.

In Engeland heeft de eekhoornjacht ten doel de dieren levend te vangen, om er zich mede te vermaken; in China doodt men ze om hunne vellen. De Siberiërs zetten vallen uit, some bij duizenden, door welke zij de diertjes meester worden.

In Frankrijk is hun aantal minder groot, en bieden de bosschen hun zoo veel voedsel aan, hetwelk de mensch ongebruikt laat liggen, dat zij hier weinig schade aanrichten. Er wordt dan ook zelden jacht op hen gemaakt, en dan nog slechts om ze te temmen en tot huisdieren te maken.

Oude eekhoorns zijn daartoe minder geschikt; zij sterven meestal als men hun de vrijheid ontneemt. Beter is het zich in Mei van de jongen meester te maken op het punt dat zij het nest voor goed zullen verlaten. Zij zijn dan vier weken oud en door de ouders in alle mogelijke pijlsnelle en gymnastische toeren geoefend. Zeer spoedig gewennen zij zich in hunne gevangenschap, de vrijheid betreuren zij niet, want zij hebben haar niet gekend. De zorg, waarmeê men hen voedt, beloonen zij met allerlei koddige grappen en sprongen, en zóó gehecht worden zij aan hun meester, dat zij als een hond of kat hem op de Knieën springen en dikwijls de vrijheid verzaken, zelfs dan wanneer zij in de gelegenheid zijn hunne gevangenis te ontvluchten. Hunne eigenaardige geaardheid verlaat hen echter nooit; dat zij knaagdieren zijn, en soms lastige, toonen zij zoo menigmaal zij aan het oog des meesters ontsnappen kunnen, jonge struiken en heesters bereiken en zich aan huune schors te vergasten.

Sterke en scherpe tanden stellen hen tot het knagen in staat. De voorzijde der tanden is met een hard glazuur overdekt; van een helder wit gaan zij met den tijd in een lichtgeel over. De achterzijde slijt bij voortdurend knagen van hard voedsel gewoonlijk af, zoodat de tanden dan den vorm van scherpe mesjes aannemen. Vinden de eekhoorns weinig gelegenheid tot knagen, dan groeien de tanden in korten tijd met onbegrijpelijke snelheid, en het arme dier, dat er geen dienst meer van heeft, sterft den hongerdood.

Wat den vorm van het dier betreft, wij behoeven er nauwlijks iets van te zeggen; de gravure stelt die met treffende juistheid voor; maar zij doet nog meer dan dit, zij laat ons als het ware een blik slaan in het karakter van het dier, zoodat wij ook in dit opzicht kort kunnen zijn.

Het ranke lichaam des eekhoorns rust op vier pooten, waarvan de voorste kort, de achterste zeer lang en sterk ontwikkeld zijn. Hieraan heeft het dier zijn snellen loop te danken, waardoor het, wanneer overigens andere omstandigheden hem niet hinderlijk zijn, voor menschen en dieren, van de laatsten alleen de edelmarter uitgezonderd, schier onbereikbaar is. Hij loopt niet maar springt, en nooit langs een rechte lijn, maar meest in kronkelingen. De fijn gesneden kop met de sterk sprekende oogen draagt twee steile ooren, die dee winters door een haarpluim zich verlengen. Zijn lange, breede en rondom behaarde staart is hem een wezenlijk sieraad; als hij zit verheft deze zich achter hem en maakt hem schier onzichtbaar.

Zijne kleur wisselt af van roodbruin tot grijs; alleen de borst en de buik zijn in den regel wit geteekend. Geheel witte of gevlekte eekhoorns zijn groote zeldzaamheden en worden door de liefhebbers, vooral door de engelschen, met handen vol gouds betaald.

Toen wij vroeger een artikel schreven over den edelmarter, hebben wij doen zien, hoeveel middelen den eekhoorn ten dienste staan om het gevaar, als het hem dreigt, te ontvluchten. Niet alleen bedient hij zich dan van zijne lichaamsvermogens, maar zelfs schijnt hij nauwlettend te berekenen lang welken weg de uitkomst het best te bereiken is. Maar is het gevaar voorbij, dan vertoont hij zich in al zijne zorgeloosheid en lichtzinnigheid. Wasschen en poetsen, van tak tot tak springen, klanteren en dartelen zijn zijne voornaamste bezigheden. Te midden van zijn spelen bemerkt hij eensklaps eene noot, en fluks zet hij zich op de achterpooten, strekt den staart met welgevallen achter zich uit, plukt de

[pagina 356]
[p. 356]

noot, kraakt haar en eet als een aap uit zijn pootje, maar met oneindig meer welvoegelijkheid dan zijn africaansche medebroeder

De lezer heeft reeds begrepen dat het vlakke veld de woonplaats van den eekhoorn niet is; - neen, bosschen, lange rijen van hazelnoten en beukenboomen, ook naaldbosschen op berghellingen zijn zijne lievelingsplaatsen, en die hem overvloedig voedsel aanbieden. Allerlei fruit is naar zijne gading, als het slechts hard is; het vleesch der vruchten werpt hij weg en stelt zich tevreden met de harde pit.



illustratie
De Eekhoorn.


Zijne toekomst baart hem weinig zorg. Meer aandacht wijdt hij aan zijn toilet. Zindelijk als hij is, zit hij zich meermalen daags te wasschen; ook duldt hij geene vuiluis in zijn nest. De lekkerste noten vergeet hij, als zijne verblijfplaats op de eene of andere wijze bezoedeld is. Soms wel is waar volgt hij de mieren na en vergadert voorraad voor den langen winter, doch eene beuzeling kan den zorgelooze afleiden, hem zijne voorraadschuren doen vergeten - en zijne lichtzinnigheid berokkent hem dikwijls den hongerdood.

Ofschoon de bouw van zijn nest hem geen onverschillige zaak is, streeft hij niet naar den roem der architecten. Vindt hij een oud

[pagina 357]
[p. 357]


illustratie
Paleis van Justitie te Rouaan.


[pagina 358]
[p. 358]

kraaiennest, dan spaart hij de moeite zich eene woning te bouwen; hij vergenoegt zich met hetzelve in te richten. Het fondament is gelegd; muren en dak bouwt hij met takjes, die hij behendig in elkander vlecht en met zachte stoffen behangt. De twee openingen, die hij laat, bewijzen dat hij niet zonder overleg te werk gaat; hij houdt zich de mogelijkheid voor dat men aan de eene zijde in zijn nest zal dringen; daarom wil hij zich in staat stellen door de andere te ontvluchten. Hier verbergt hij zich tegen roofvogels en andere vijanden; hier zoekt hij een schuilplaats tegen storm en onweder. Maakt de wind het hem al te benauwd, dan stopt hij de opening, die naar de windzijde gekeerd is. rolt zich tot een bal ineen, en wacht gerust en tevreden het einde van den storm af. Het is niet gemakkelijk hem hier te vangen; zelfs niet des nachts. Meermalen heeft men het beproefd, de poging mocht zelden gelukken. Als om met hen te spotten, liet de eekhoorn zijne vijanden tot zeer nabij zijn nest komen, dan ontsprong hij het gevaar; eenige oogenblikken kraakten takken en bladeren, en alles was doodstil, het nest ledig, de eekhoorn verdwenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken