Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Charlotte Corday.

Van de talrijke heldinnen der fransche omwenteling is de rol welke tot op de planken van het schavot vervuld werd door eene geestdriftige vriendin der Girondijnen, door de jeugdige Charlotte Corday, een der meest indrukwekkendste.

Marie Aline Charlotte, geboren in 't jaar 1768, te St. Saturnin, eene plaats van het Calvados-departement, was de eenige dochter van een fransch edelman Jean François Corday. De edellieden werden echter tijdens de fransche revolutie tot Ci-devants en eenvoudige burgers en Corday deed niet slechts afstand van zijnen toenaam ‘d'Armans,’ die de oude benaming was van zijn rijk normandisch geslacht, maar was zelfs zoo van de republikeinsche beginselen doordrongen, dat hij zijnen naam meermalen veranderde in dien van ‘Cordelier’ ter herinnering aan de beruchte clubs te Parijs. Zijne republikeinsche gezindheid verwierf hem den post van burgemeester in de stad Caen. Geen wonder dus dat de geest der jeugdige Charlotte reeds vroegtijdig werd gevoed met de onzalige leerstellingen der nieuwe wijsbegeerte; de bijzondere voorliefde, waarmede zij de levensgeschiedenissen van Plutarchus en de heldenfeiten van het oude Rome overwoog, ontvlamde hare vurige verbeelding en wekte in haar gemoed een verlangen op, om, door eene daad van moed en zelfverloochening, haren naam te vereeuwigen in de geschiedenis van de helden der omwenteling. Schoon, met de edelste gaven van verstand en hart bedeeld vergat zij echter de christelijke zedeleer, die aan God alleen het recht over leven en dood toekent. Innig getroffen door de verdrukking, waaronder haar vaderland gebukt ging, eigende zij zich zelf het recht toe om, op 't voorbeeld der helden van 't heidendom, door het bloed van eenen dwingeland haar vaderland en hare vrienden te wreken. Eene toevallige ontmoeting bracht hare voornemens tot volkomene rijpheid.

Het was namelijk op een somberen avond in de maand Juni van het jaar 1793. De straten der stad Caen zijn ledig, de Juni-lucht is koel en herinnert aan de nabijheid der Noordzee. Op de rivier de Orne, vroeger door zoovele schepen bezocht, is het stil en doodsch. Mijmerend zit aan het venster van een huis, aan den stroom gelegen, de oude Corday, de burgemeester der stad. De treurige en hopelooze blik, waarmeê hij op een nieuwsblad ziet, verraadt de treurige tijding, die hij uit den Moniteur heeft vernomen. ‘De bergpartij heeft in de Conventie gezegevierd; verslagen en gevlucht zijn zijne vrienden: de Girondijnen.’ In deze treurige gemoedsstemming vindt hem de binnentredende Charlotte.

‘Wat nieuws vader?’ vraagt zij vol belangstelling, ‘vertel mij spoedig wat onze vrienden te Parijs tegen de bloeddorstige slaven van Robespierre, St. Just, Couthon en Collot d'Herbois hebben uitgericht.’

‘Treurig nieuws,’ was het antwoord; ‘ik geloof....

‘Gij gelooft dan altijd nog, dat de deugd en de romeinsche beschaving zouden moeten wijken voor de ruwe barbaarschheid, dat een Vergniaud, Barbaroux, Brissot, Condorcet zouden moeten onderdoen voor den advokaat van Arras, voor eenen ellendigen Hebert of voor een walgelijk gedrocht als Marat?’

‘Ja, mijn kind. Verloren is de Gironde! Lees den Moniteur.’

Met krampachtige nieuwsgierigheid grijpt Charlotte naar het blad; terwijl zij geheel verdiept is in de lezing, wordt er aan de deur geklopt; een jongman wenkt den ouden Corday buiten te komen. In de duisternis beweegt zich een scheepje op de rivier; men ankert voor de woning van Corday; een twintigtal mannen stapt uit het vaartuig; zij werpen de maskers af, die hun gelaat bedekken, drukken de hand van den grijsaard; het zijn zijne vrienden, de ontvluchte Girondijnen.

[pagina 28]
[p. 28]


illustratie
DE JUDAS-KUS. ARY SCHEFFER. PINXT


[pagina 29]
[p. 29]


illustratie
CHARLOTTE CORDAY. M. WARD. R.A. PINXT


[pagina 30]
[p. 30]

Weldra heeft de vaardige Charlotte een souper fraternel bereid; de rondgaande roomer wijn bevestigt den vriendenband; het geestdriftige lied der vrijheid, waarmede eens Rouget de Lisle Marseille begroette, weergalmt uit aller borst; allen verhalen en vloeken de gruweldaden van Parijs en zweren dood aan de dwingelandij. De driftige, vurige taal dier mannen, zoolang door Charlotte reeds vereerd, vindt weerklank in 't hart der jeugdige maagd. In de stilte des harten kiest zij eenen dwingeland uit, die zij niet waardig denkt om door eene mannenhand te sterven; zij zweert haat aan Marat en weldra zal zij toonen met welk eene kracht eene vrouw kan haten. Zonder aan haar vader of aan iemand anders, iets te ontdekken verzoekt zij een aanbevelingsbrief van Barbaroux aan den minister Duperret, onder voorwendsel van te Parijs eenige papieren te moeten halen, die aan een harer vriendinnen toebehoorden.

Zij komt den 11en Juli in de hoofdstad; te vergeefs zoekt zij Marat in de zitting der Conventie; reeds eenige dagen had eene ziekte den woesteling belet de vergadering bij te wonen. Deze omstandigheid kon echter het plan der vrouw niet verijdelen: listig richt zij aan haren vijand den volgenden brief:

‘Burger, ik kom uit Caen. De liefde, die gij het vaderland toedraagt, moet u verlangend doen zijn om de gebeurtenissen te kennen, die in dit gedeelte der republiek plaats hebben. Heden avond tusschen zeven en acht ure zal ik bij u zijn. Ik zal u in de gelegenheid stellen een grooten dienst aan Frankrijk te bewijzen.’

Op den bepaalden tijd begeeft zij zich naar de woning van Marat in de Cordeliersstraat; men weigert haar eerst den toegang, omdat hij zich in het bad bevindt. Doch op last van den minister zelven, die de stem verneemt van het meisje, dat hem geschreven heeft, nadert zij. Charlotte noemt de namen der naar Caen ontvluchte Girondijnen, zij spreekt over hunne samenzwering en de eeden door hen gezworen. ‘Wees gerust’ zegt de wreedaard, ‘binnen twee dagen zullen zij hunne straf ondergaan.’ ‘Doch eerst gij tiran!’ roept Charlotte in woede uit, tegelijker tijd trekt zij eenen dolk van onder haar kleed, en steekt dezen tot aan de gevest in de borst van Marat. Op het geschreeuw snellen de huisgenooten toe, de woning wordt vervuld met burgers en soldaten, die Charlotte naar de gevangenis slepen.

Zoowel in de gevangenis als in 't verhoor voor den rechter bleef de maagd dezelfde onverschrokkenheid vertoonen, die zij bij den moord zelven had aan den dag gelegd. Met kalmte en verachting voor elke bestraffing, antwoordde zij op de vragen, haar door den rechter gedaan, en wel verre van in iets de waarheid te bedekken, bleef zij zich op hare daad beroemen als op een weldaad haar vaderland en de menschheid bewezen.

‘Waarom hebt gij Marat vermoord?’ vroeg haar de president.

‘Om zijne misdaden!’

‘Sedert wanneer waart ge tot den moord besloten?’

‘Ik zwoer den dood van den dwingeland, toen ik voor 't eerst de Girondijnen zag, die om zijne gruweldaden te ontgaan, naar mijn vaderland vluchtten.’

‘Hebt ge geen leedwezen over uwe misdaad?’

‘Neen, ik heb één man gedood om duizenden menschenlevens te redden. Indien ik nog moest kiezen, zou ik het andermaal doen.’

‘Vreest ge de straf der gerechtigheid niet?’

‘Ik verlang niets vuriger dan te sterven voor het heil van 't vaderland, hetwelk ik van eenen tiran heb bevrijd.’

Charlotte ontving de door haar gewenschte belooning; met koude onverschilligheid hoorde zij het vonnis harer ter dood-veroordeeling voorlezen. In de gevangenis teruggevoerd schreef zij eenen brief aan haren vader om dezen vergiffenis te vragen, dewijl zij over haar leven zonder zijne toestemming had beschikt.

Den 17den Juli viel haar jeugdig hoofd onder de bijl der guillotine, te midden der stille verbazing eener onafzienbare menigte.

De nevenstaande gravure, naar een schilderij van den engelschen schilder Ward genomen, stelt Charlotte voor op 't oogenblik, dat haar de haren worden afgesneden, om gekleed in 't roode gewaad der misdadigers op het schavot te verschijnen. Het ensemble van het tafreel is treffend door zijnen eenvoud in samenstelling; het is kunstvol in zijne schittering van figuren en accessoires.

Charlotte Corday is een wezen dat wel verschillend is beoordeeld geworden; doch, hoe men het neme, men kan hare daad nimmer rechtvaardigen; alleen dan zou zulks mogelijk kunnen zijn, wanneer men uitsluitend hare heidensche opvoeding voor uitgangspunt name. Als christene is zij niet te verontschuldigen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken