Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 2 (1869-1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.22 MB)

Scans (1589.07 MB)

ebook (27.84 MB)

XML (2.74 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 2

(1869-1870)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 137]
[p. 137]

[Nummer 18]

Z.E. kardinaal Antonelli.

Sedert eenigen tijd - we mogen zeggen sedert eenige jaren - zwijgt de aan het Christendom vijandige pers over Kardinaal Antonelli; zij heeft reeds al haren haat tegen hem aan den dag gelegd, en schijnt thans geen woorden meer te kunnen vinden om hem te honen. Zij zwijgt, en de moedige kardinaal zetelt nog altijd op de eereplaats, aan de zijde van den onsterfelijken Pius. Heerlijk schouwspel in onzen tijd, zoo rijk aan droefenis en jammeren. De zoo machtige europeesche pers, die zich de leidster der publieke opinie noemt, heeft het hoofd moeten buigen voor hem, die haar durfde trotseeren en den strijd volhield tegen haar en allen, die haar steunden.

Indien wij, naar aanleiding van het portret des kardinaals, dat wij in dit nommer onzen lezers aanbieden, eenige regelen schrijven over den hoog vereerden Antonelli, dan zie men daarin niet eene biographie - want deze zou boekdeelen eischen - maar slechts eenige schetsen, die, zij het dan onvolmaakt, den kardinaal aan onze lezers zullen doen kennen.

Jacobus Antonelli, kardinaal-diaken van de H. Agatha, werd op den 2 April 1806 te Sonino in den Kerkelijken Staat geboren. Hij is dus thans ruim 63 jaren oud. Zijn eerste onderwijs ontving hij van geestelijken, die voor de zaak der Kerk geleden hadden onder de tyrannie der Franschen, en wellicht ontleende hij aan hen de vurige liefde tot de Kerk, die men altijd in hem heeft bewonderd. Daar zijne familie zich weldra te Rome vestigde, bezocht hij vroegtijdig het romeinsche seminarie, waar hij onder de ijverigste en godsdienstigste kweekelingen werd geteld. Van het seminarie naar de Universiteit overgegaan, maakte hij hier zulke snele vorderingen, dat hij reeds op 21 jarigen leeftijd tot doctor in het burgerlijke en canonieke recht gepromoveerd werd. Hierdoor werd hem de weg gebaand naar eene plaats in de rechtsgeleerde prelatuur. Antonelli had het geluk aan de vereischten voor deze waardigheid te voldoen, en toen hij 24 jaren oud geworden was, werd hij, na afgelegd examen, in de prelatuur opgenomen.



illustratie
Z.E. KARDINAAL ANTONELLI.


Nu volgde dra de eene bevordering op de andere; hij werd achter-

[pagina 138]
[p. 138]

eenvolgens benoemd tot Assessor bij het hoog gerechtshof en tot delegaat te Orvieto, Viterbo en Macerato.

In deze laatste plaats deed hij zich het eerst als een kundig staatsman kennen. In het jaar 1831 beproefde de tegenwoordige keizer Napoleon en zijn jong gestorven broeder allerlei pogingen, om in vereeniging met de italiaansche revolutionairen Italië aan de Oostenrijkers en de wereldlijke macht aan den Paus te ontnemen. Zij plaatsten zich aan het hoofd der oproermakers, trokken het landvolk aan hunne zijde en waren stout genoeg Paus Gregorius XVI een verzoekschrift aan te bieden, waarin zij er op aandrongen dat hij afstand zou doen van zijne wereldlijke macht. Het geschrift werd natuurlijk niet beantwoord, en Mgr. Antonelli wist het landvolk van de zijde der oproerlingen af te trekken en deze laatsten zelf onderling in verdeeldheid te brengen, waardoor het gevaar dat zeker ernstig was, van Rome werd afgewend.

Tot loon daarvoor riep de Paus hem naar Rome en benoemde hem tot secretaris-generaal aan het ministerie van binnenlandsche zaken; weinig later volgde zijne benoeming tot minister van finantiën.

Dat men zulke verschillende betrekkingen aan Mgr. Antonelli opdroeg bewijst voorzeker zijne veelzijdige talenten, zijne kundigheden op meer dan een gebied, maar niet minder pleit het voor zijne uitstekende bekwaamheden, zijn zuiveren levenswandel, zijn onuitputtelijken iever voor de belangen en de rechten der Kerk, dat de groote Gregorius hem steeds met zijne gunsten overlaadde en in de moeilijkste zaken zelfs zijn oordeel inriep.

Eveneens genoot Mgr. Antonelli het hooge vertrouwen en de gunst van den opvolger van Gregorius, Pius IX. Reeds in 1847 schonk hij hem den kardinaalshoed en benoemde hem tot president van den ministerraad. In den aanvang zijner regeering verleende Pius vele koncessiën aan het misleide volk, dat ze eischte, en ze door tusschenkomst van Antonelli meende verkregen te hebben. Daarom genoot de kardinaal in die dagen in hooge mate de volksgunst, de revolutionairen waren er wel van overtuigd dat Antonelli nimmer voor hen te winnen zijn zou, doch zij meenden hem te kunnen bedriegen. Nauwlijks erkenden zij evenwel dat zij met geen staatsman van gewone talenten te doen hadden, of zij drongen op zijne verwijdering aan, waartoe Pius zich genoodzaakt zag te besluiten. Maar Antonelli bleef niettemin zijn vertrouweling, die hem ondersteunde tijdens de ministeriën Mamiani en Rossi, aan welk laatste door een revolutionairen dolk een einde werd gemaakt.

Nauwlijks was de moord van Rossi bekend geworden, of het woedend volk kwam den Paus in het Quirinaal belegeren; maar ook Antonelli snelde toe en gedroeg zich in die moeilijke oogenblikken zoo moedig en fier, dat de gezanten der verschillende Mogendheden steeds met de grootste bewondering over zijne houding op dien dag gesproken hebben.

Toen Pius te Gaëta een toevlucht zocht, na alle middelen te hebben aangewend om zijn volk de oogen te openen, riep hij nogmaals den kardinaal Antonelli tot zich en benoemde hem tot staats-secretaris, welke betrekking hij tot op dezen dag bekleedt. De geschiedenis wijst weinig of geen ministers aan, die als Antonelli gedurende 20 jaren met het vertrouwen hunner vorsten vereerd werden.

Hier is men, om zoo te spreken tot het einde genaderd van het bijzondere leven des kardinaals; de biograaf, die het leven van den kardinaal in het tijdsbestek van 1498-1869 wil schetsen ziet zich noodzaakt eene geschiedenis te schrijven van het wereldlijk en voor een gedeelte ook van het geestelijk bestuur van Pius IX gedurende dit tijdvak; want aan iedere daad, aan iedere gebeurtenis is de naam van Antonelli verbonden; hij trad overal en ten allen tijde op als de eerste minister van den Paus; hij was het die er mede belast was te onderhandelen met de vorsten en hunne regeeringen, de verdragen en overeenkomsten te sluiten, nota's te schrijven, waarbij hunne handelingen werden goedgekeurd of aan strenge kritiek onderworpen; en in dit alles was hij steeds de ieverigste verdediger van Pius en zijne rechten.

De nota's van Antonelli hebben meer dan eens schrik en ontzetting in de Tuileriën en in het paleis Pitti, te Florence, gebracht; moedig trad de kardinaal den franschen keizer en zijn dienaar, koning Victor Emmanuel, onder de oogen en wees hun op de eischen van het volkenrecht en op hunne plichten jegens den Stedehouder van Christus; geen net van verraad wist men te spannen, of hij rukte er zich uit en verscheurde het. De slimste diplomaten werden uit Parijs naar Rome gezonden, zij waren voorzien van beloften, bedreigingen, listen, maar Antonelli doorgrondde steeds hunne plannen en keerde die menigmaal tegen hen zelven.

Bleef hij onverzettelijk weigeren, toen Napoleon in 1849 den Paus op vernederende voorwaarden te Rome wilde doen terugkeeren, hij verhief niet minder zijne stem tegen den valschen Cavour op het congres van Parijs en bezorgde dezen minister menigen slapeloozen nacht. Men heeft beiden met elkander vergeleken en gevraagd wie de grootste staatsman was? Ons dunkt die vraag is geen vraag. Wanneer een groot verrader een groot staatsman is, dan komt ongetwijfeld aan Cavour de eereplaats toe, doch blijven alleen groote talenten, rechtschapenheid, liefde tot het recht en de verdrukte onschuld den uitstekenden staatsman vormen dan zeker zullen tijdgenoot en nakomeling den palm aan Antonelli schenken.

Nooit hebben beloften of bedreigingen hem zijn plicht kunnen doen verzaken. Indien de archieven zich openden, zou er menige nota te voorschijn komen, waarmeê tegen Antonelli's trouw en eerlijkheid gewerkt is, maar geen dezer geschriften zou kunnen verklaren, dat het iets heeft uitgewerkt. Antonelli is en blijft de verkleefde dienaar en vriend des Pausen, en de kogel van den verfoeilijken Defelice, waarmede die booswicht op den 12 Juni 1855 den kardinaal hoopte te vermoorden, heeft hem slechts tot martelaar voor de goede zaak gemaakt.

Hooren wij het oordeel van den franschen gezant, Rayneval over de pauselijke administratie, dan vinden wij tevens een oordeel uitgesproken over het beleid van den kardinaal, die de ziel dezer administratie is.

‘Wat ik gezegd heb,’ dus spreekt de Rayneval, ‘moest reeds voldoende zijn om te bewijzen dat op al de maatregelen, door de pauselijke administratie genomen, de stempel der waarheid, van het gezond verstand en van den vooruitgang is gedrukt, dat zij steeds goede resultaten hebben opgeleverd, in één woord, dat er niet ééne bijzonderheid, geschikt om tot het zedelijk of stoffelijk welzijn der bevolking mede te werken, kan genoemd worden, die aan de oplettendheid der pauselijke regeering ontsnapt is, of waarvan niet op gunstige wijze gebruik werd gemaakt.

‘Waarlijk, wanneer zekere personen zeggen dat het pauselijk gouvernement eene administratie heeft, waarvan het welzijn des volks het doel niet is, kan dat gouvernement hun antwoorden: zie onze daden, en veroordeel ze als gij durft.

‘Om te besluiten zijn wij na rijp onderzoek genoodzaakt te erkennen dat het pauselijk goevernement zijne taak niet heeft verwaarloosd, maar dat het regelmatig is voortgegaan op den weg der hervormingen en verbeteringen en dat het aanmerkelijken vooruitgang heeft gemaakt’

Nog een enkel woord over het bijzondere leven van den beroemden kardinaal.

Het groote aantal zijner werkzaamheden en bemoeiingen, zijne hooge waardigheid en het ambt dat hij bekleedt, zouden doen vermoeden dat hij schier ongenaakbaar is. Het tegendeel is intusschen het geval. Hij is den ganschen dag en zelfs tot laat in den nacht toegankelijk voor ieder die hem wil spreken en is zoo toegevend mogelijk op het stuk der etiquette. De verschrikkelijke kardinaal ontvangt lieden van allen rang en stand, spreekt tot hen met de meeste welwillendheid en toont zich zelfs niet eens verstoord over de dwaasheden, die hij, gelijk men kan begrijpen, menigmaal moet aanhooren. Hij weet zelfs zorgvuldig te verbergen dat de spreker hem verveelt en betoont de grootste aandacht, zoolang men binnen de grenzen der betamelijkheid blijft. Maar tevens weet hij zoo goed zijn gezag te bewaren, dat de hoogst geplaatste staatslieden het niet durven wagen hem op onwelvoegelijke wijze te behandelen.

Des morgens ten 6 ure hoort hij de Mis, gebruikt daarna het ontbijt, begeeft zich dan naar den H. Vader, met wien hij zich onderhoudt over de zaken van den Kerkelijken Staat en de wereld en wiens bevelen en besluiten hij daarna met den grootsten iever gaat volbrengen. Voorts neemt hij van het overige van den dag een uur voor zijne maaltijden, eenige oogenblikken die hij met zijne moeder, eene hoogst achtenswaardige vrouw, doorbrengt en is verder aan onvermoeiden arbeid overgegeven, dien hij herhaalde malen moet afbreken om gehoor te verleenen aan de verschillende burgerlijke en militaire autoriteiten, gezanten, Romeinen en vreemdelingen.

Zijne levenswijze is hoogst eenvoudig, hoezeer zijne vijanden ook het tegendeel beweerd hebben. Zijn rang noodzaakt hem eenige pracht ten toon te spreiden in zijne equipage, huisraad enz., doch hij verraadt niet onduidelijk dat deze met zijne neigingen niet overeenkomt. Zijn kabinet, waarin hij het grootste gedeelte van den dag doorbrengt, draagt daarvan eveneens de duidelijkste sporen.

De kardinaal is van eene lange gestalte, heeft een open, indrukwekkend gelaat, waarop welwillendheid en deftige ernst als 't ware om den voorrang strijden. Zijn gang is een weinig moeilijk, daar hij voortdurend door de jicht gekweld wordt. Overigens ligt in zijn geheelen persoon het kenteeken van waardigheid, fierheid en zelfstandigheid, dat hem den Romeinschen Richelieu heeft doen noemen, wiens uitstekende talenten hij bezit zonder in zijne gebreken te deelen.

P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken