Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 4 (1871-1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (43.40 MB)

Scans (1580.43 MB)

ebook (42.77 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 4

(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Allerlei.

Een reusachtige hond.

Eenigen tijd geleden werd uit New-York een hond naar Engeland overgebracht, die wel onder de reuzen van het hondengeslacht mag gerangschikt worden. Ofschoon nog geen jaar oud en dus geenszins volwassen, had het dier eene hoogte van 0,96 ned. el en eene lengte van 2,35 el; de omtrek van zijn lichaam was 1,04 el, die van zijnen hals 0,63 el en een zijner voorpooten 0,33 el. Zijn gewicht bedroeg 200 eng. of ruim 90 ned. ponden.

Een beroemd Engelschman

gebeurde het eens in zijn ziekte, dat een zijner oppassers hem in plaats van zijn drankje bij vergissing een lepel inkt uit een fleschje op den schoorsteenmantel deed innemen. Nauwelijks echter had de zieke het zonderling geneesmiddel genuttigd, of de oppasser bemerkte de begane fout en riep bevreesd: ‘vergeving, genadige lord, ik heb u inkt gegeven.’ - ‘Trek het je maar niet aan, beste jongen,’ antwoordde de zieke geruststellend, ‘haal mij, om de inktvlak weg te nemen, maar gauw een velletje vloeipapier.’

Een jong advocaat

was lid geworden van een dijkstoel, die voor 't meerendeel uit boeren bestond. De jeugdige rechtsgeleerde liet bij de discussiën hier en daar nog al eens duidelijk merken, dat hij zich boven de andere leden verheven achtte. ‘Weet ge wel,’ zegde hij eens tegen een boer, die hem had aangetoond, dat hij in een zijner voorstellen de plank geheel mis had geslagen, ‘weet ge wel, dat ik op twee universiteiten gestudeerd heb en in twee vakken promoveerde?’ ‘Nu ja, wat zou dat!’ antwoordde de boer bedaard, ‘ik heb een kalf gehad, dat de melk van twee koeien kreeg, en hoe meer het dronk, des te grooter kalf werd het.’

Een der vroolijkste

feestavonden van 't jaar was in ons land van oudsher de avond van het Driekoningenfeest. Ja, een onzer hollandsche schrijvers zegt er van, dat ‘het was alsof men dan alles wilde genieten, vóór men stierf.’

Het was op Driekoningenavond in sommige plaatsen gebruikelijk zich te verkleeden en de kinderen kozen bij voorkeur alsdan het habijt van ‘munnicken’ of ‘morische koningen met de starre,’ om aldus uitgedost langs de straten te wandelen, liedekens ‘van de dry koningen van 't Moorenland’ te zingen en in luidruchtige pret den zoogenaamden ‘koningskoek’ te deelen. Gelijk in Engeland was er ook in Nederland geen gezin, waar de ‘koningskoek’ niet op tafel kwam. In het gebak werd één boon verborgen en hij of zij, die deze boon toevallig tot zijn deel ontving, was de ‘Driekoning’ des avonds en nam de verplichting op zich, om aan de aanwezige gasten een feestelijk onthaal aan te bieden. Muziek en dans ontbraken niet bij de feestelijkheid; de dans bestond echter grootendeels in het springen over de zoogenaamde koningskaarsen, die men bij deze gelegenheid gewoon was te ontsteken, en wat de liederen betreft, die aan 't feest eigenaardig waren, hunne dichterlijke waarde is veelal dezelfde, als die van het thans nog populaire Driekoningsliedje:

 
‘De wijzen klopten aan Herodes zijn deur
 
Herodes de koning kwam zelvers veur.
 
Herodes de koning sprak met een valsch hart:
 
Hoe ziet de jongste van dryen zoo zwart?
 
Al is hij wat zwart, hij is wel bekand
 
Hij is er een uit het Moorenland;
 
Moorenland is een zoo schoone stad,
 
Daar Maria met haar klein kindeken zat.’

Bij gelegenheid

van de allerluisterrijkste feesten, die ter eere van 't huwelijk van den Dauphin gegeven werden, vroeg Lodewijk XV aan zijn minister van Financiën: ‘mijn waarde, hoe vindt gij deze feesten?’ - ‘Sire,’ antwoordde de bestierder der schatkist, ‘ik vind ze onbetaalbaar.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken