Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 6 (1873-1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.54 MB)

Scans (1480.51 MB)

ebook (33.39 MB)

XML (2.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 6

(1873-1874)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De meimaand.

Ja, heerlijk is de lieve meimaand, dan wanneer de ijskoning weggesmolten is en op de plaats waar hij getroond heeft en zijn langen sneeuwmantel sleepte, bloemen en groen ontluiken. Dan als het zonneke ons weêr toelacht, de vogelen zingen, de blaêren ontkiemen - wanneer alles, kortom, tot een nieuw leven opstaat.

't Is niet alleen feest in de natuur, 't is feest in de dorpskerk, feest in huis, feest overal waar de mensch een stoffelijk bewijs van zijn godsdienstig gevoel heeft geplaatst.

Feest in de dorpskerk, want de kleine tempel, van buiten door het mos als vergrijsd, is binnen door de schoonste bloemen versierd die het voorjaar oplevert. Feest in huis, want welk meisje heeft geen meitak of meikrans.

In den eersten meinacht plant in vele onzer dorpen de jongeling een bloeienden meitak voor het venster zijner geliefde, schreven wij elders of op het stroodak harer woning. Wee haar, die geenen meitak heeft - de arme verlatene!

‘Hier pronkt de kersentak met zijn sneeuwwitten bloesem, die ook van eerste liefde schijnt te spreken; daar de den met zijn eeuwig groen loover, die aan de geliefde de verzekering van een onwankelbaar gevoel geeft; ginds de treurwilg die de smart van den hopelooze aan het oor van het meisje schijnt te willen fluisteren; verder de doorntak, het zinnebeeld van gekwetste en verstootene liefde; soms binot men de eerste rozen aan de ijzeren spijlen van het venster, waar achter de uitverkoorne slaapt en droomt.’

Een der oudste meiliedjes is voorzeker wel datgene, hetwelk wij hier laten volgen, en dat als zangerigheid eene bijzondere opmerking verdient. Het werd vroeger in onze dorpen veelvuldig gezongen, doch het is nu verloren gegaan, even als het dichterlijke meiplanten, op vele plaatsen, in de vergetelheid raakt. Luistert:

 
‘Schoon lief, hoe licht ghy daer, en slaept
 
In uwen eersten droome?
 
Wilt opstaen en den mey ontfaen,
 
Hy staet hier al zoo schoone.’
 
 
 
- 'k En zou voor geenen mey opstaen,
 
Myn vensterken niet ontsluyten.
 
Plant uwen mey waert u gerey (schikt)
 
Plant uwen mey daer buyten.
 
 
 
- Waer zou ick hem planten of waer doen?
 
't Is al in 's Heeren straten.
 
De winternacht is koud en langh
 
Hy sou syn bloeyen laten.
 
 
 
- Schoon lief, laat hy zyn bloeyen staen,
 
Wy sullen hem begraven,
 
Op 't kerckhof by den eglantier;
 
Syn graf zal roosekens draghen.
 
 
[pagina 219]
[p. 219]
 
‘Schoon lief, en om de roosekens
 
Sal nachtegaelken springen,
 
En voor ons bey in elken mey
 
Sijn soete liedekens singen.’

‘Des morgens, zegden wij verder, als de eerste meizon het landschap begroet, worden de vensters heimelijk en achterdochtig geopend, en met schelmsche blikken zien de meisjes, wat haar des nachts werd aangebracht: de nacht, die misschien in slapeloosheid voorbij sloop, of waarin zij door bange droomen over den meitak benauwd werden. De vader moge razen en tieren, dat de deugnieten zijn effen dak, bij het opklouteren, vernield hebben; maar het hart der dochter begroet den lieven meiboom met een gelukzalige klopping.’

't Is ook feest langs het boschpad, want ons dunkt dat de twee kinderen, die op den rand van het bosch de eerste bloemen plukken, voornemens zijn het Mariabeeld, in het kleine houten kapelleke, aan den beukenstam vastgemaakt, te gaan versieren.

Beneden aan den voet van dien beukenstam staat eene bank, waarop de vrome bidt, de vermoeide een oogenblik rust. Daar, op die bank, komt de oude grootvader, op zijn krukske leunend, ieder dag wat neêrzitten en er een enkel ‘wees gegroet’ bidden. Als de oude man nu het beeld met bloemen versierd ziet, zal hij gelukkig zijn en vragen, ‘wie dit toch wel mocht gedaan hebben?’ Maar zwijgen, zwijgen zullen ze, en hem heel ernstig doen gelooven, dat de engelen of de musschen dit hebben gedaan.....

Het oude kleiudochterke plukt nog altijd een goeden voorraad bloemen; het jongske staat op den uitkijk, of grootvader nog niet, ginds verre, op het binnenpad verschijnt, en omdat de goede man niets merken zou houdt zij zelfs hare bloemtuil zorgvuldig op den rug verborgen.

Nog een oogenblik, en de oudere zuster zal bloemen genoeg hebben gegaard, en snellen zij beiden heen en hechten de eerste bloempjes der meimaand, aan het rustieke Maria-beeld, dat zich in den winter, toen de sneeuw het omvatte, zich met de versiering van wat gekleurd zilveren goudpapier moest tevreden houden. Nu, in de meimaand krijgt het ieder dag nieuwe reine bloemen, door reine handen geplukt, door reine harten opgedragen - en ook gewis beloond door een reinen blik uit den Hemel.

Gij spotlacht, geleerde uit de stad, als gij voorbij dat kapelleke treedt en misschien zijt gij ondeugend genoeg, met uwen wandelstok, de bloemen neêr te slaan? Gij hebt ongelijk: die kinderen zijn grooter wijsgeeren dan gij; zij gevoelen dat het den Zoon het harte streelen moet, als men Zijner Moeder het zuiver wierook-offer brengt, als men haar, de reine en gebenedijde, kinderlijk vereert en bemint!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken