Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

In 't hartje van Afrika.
De stammen der Niams-Niams en der Monbuttous.
(Vervolg.)

Munza droeg voor die razende plechtigheid een recht wonderlijk costuum. Vooreerst moeten wij opmerken, dat de afrikaansche vorsten, zooveel mogelijk, in verschillende dracht, voor hunne respectieve onderdanen verschijnen. Ditmaal had Sire een hoed op de haren staan, gemaakt van een apenvel, hetgeen deed denken aan den kolbak van een grenadier. Boven op dien hoed staken lange arendsveêfen. Aan zijne armen hingen staarten van genetkatten. Om zijn middel was een voorschoot van beestenstaarten vastgemaakt en aan zijne naakte beenen rinkelden een aantal metalen ringen. Sire was als razend in die solodanspartij of cavalier seul.

't Mocht gek zijn in de oogen van den Europeaan, maar in de oogen der Monbuttous is alles, wat Zijne Majesteit doet, geheiligd, even als alles wat hem eigen is. Zoo zou het bij voorbeeld met den dood gestraft worden, als iemand zijn pijp durfde aansteken aan de vlam, die voor den troon opflikkert. De koning eet alleen; zijne vrouwen bereiden zijn maal; niemand is verheven genoeg om met hem aan tafel te zitten. Gaat Sire uit, dan is hij door muziekanten en soldaten vergezeld, en loopers met bellen kondigen het publiek aan, dat Zijne genadige Majesteit komt.

Munza heeft zoo wat vijf honderd vrouwen; worden zij oud, dan verblijven zij buiten het paleis; zijn zij jong, dan heeft ieder hare bijzondere hut. De vrouwen der Monbuttous hebben overigens meer vrijbeid dan bij de Niams-Niams en, nieuwsgierig als de vrouw overal is, zaten zij Schweinfurth als schaduwen op de hielen en brachten gausch zijn plantenschat in verwarring. Dorenhagen, spuitingen met koud water - niets hielp om hem van die nieuwsgierige dames te verlossen. Enkel het dreigend geweer van vijf of zes der schildwachten gelukte hierin.

De Monbuttous achten zich meer dan een ander volk; menschenvleesch is schier een gewoon maal voor hen. Zedelijkheid kennen zij niet. De banden des huwelijks zijn hun niet heilig en van eenig godsdienstig gevoel is er geen spraak.

De Chaillu, de vroolijke verteller, spreekt van een ras van dwergen, die de evenachtslijn bewonen. Schweinfurth zag er gansch eene bende, die hij in den aanvang voor kinderen hield. De Akkas, zoo heet die stam, is een schrikachtig, wild, maar toch tamelijk boosaardig volkske. Munza bood den reiziger een exemplaar van hetzelve aan, in ruiling voor eenen hond.

Een Akkas is zoo wat drie voet hoog. Het lichaam is mager, de beenen zijn kort, het hoofd is groot, het voorhoofd plat gedrukt, de lippen zijn dik en de kin achteruit vluchtend. Niets leelijker kan bedacht worden dan die type, zegt onze reiziger. Al wat deze deed om Nseoue, zoo heette de Akkas, te temmen was vruchteloos. Hij was en bleef vreesachtig, zwijgend en onderdanig gelijk een min of meer gedempt dier. Toen Schweinfurth vertrok, weende de knaap op eene jammerlijke wijze, al deed de reiziger hem een veelkleurig kleed aan. Wat was de reden van den doodelijken schrik? De Monbuttous houden geene slaven en als zij gerangenen hadden, was dat enkel om ze op te smullen; welnu, Nseoue dacht dat de blanke ‘menheer’ hem slechts meênam om hem bij gelegenheid op te eten.

Gaarne had Schweinfurth de reis nog verder dan het land der Monbuttous doorgezet; doch Abou Sammat reisde niet verder en nam den

[pagina 28]
[p. 28]

terugtocht naar Karthoum, opnieuw door het land der Niams-Niams aan. Daar echter wachtte de karavane een aantal gevaren. Wando was openlijk vijandig en hij had, zegde men, gezworen de ivoirkoopliên uit te roeien. Het plunderen van een moniac-veld gaf aanleiding tot moeilijkheden. De vrouwen vervolgden de plunderaars en Abou-Sammat, wel wetende hoe gevaarlijk het was met de Niams-Niams in twist te zijn, had zijne dragers doen afzweepen, hetgeen de dames der Niams-Niams wel deed lachen, maar toch den wrok niet bedaarde.

Weldra vond men op weg de teekens der oorlogsverklaring; hier en daar lag een maïs-aar, de pluim van een vogel en een pijl. Die teekens willen zeggen, dat al wie de hand aan den oogst of aan het pluimgedierte stak, door de pijlen der wilden zou worden doorboord.



illustratie
DE ZIGEUNERKNAAP.


Verschrikkelijk oogenblik! Abou-Sammat kommandeert halt. De bosschen worden doorzocht; doch men vreest vooral dat de gidsen, waarvan men zich bedient, verraders en met de Niams-Niams in betrekking zijn.

Dit was ook zoo. Kort nadien viel een dezer gidsen Abou-Sammat aan en wondde hem gevaarlijk met zijne lans. De ongelukkige bekocht het met den dood. Abou-Sammat trok zelf koelbloedig het wapen uit de wonde, en Schweinfurth stelpte het bloed en verbond ze. De weêrwraak der Nubiërs was verschrikkelijk; zij brachten overal moord en brand. De volksstam dacht niet anders of Abou-Sammat was gedood en zij eischten, ten bewijze, zijn lichaam. ‘Wij eischen,’ riep men, ‘het lijk van Mbahly!’ zoo noemde men Abou-Sammat.

De ivoirkooper was echter, wat men reeds moet bemerkt hebben, een krachtdadig man. Hij zette zich, omringd door zijne Nubiërs, op eenen heuvel en bleef daar meer dan een kwartier uurs staan, onder het zwaaien van zijn krom zwaard, en riep: ‘Ziet mij aan, ziet mij aan

[pagina 29]
[p. 29]

Mbahly is niet dood’ Dit tooneel vertraagde zijne genezing, maar het verhoogde de moraal zijner Nubiërs en sloeg den moed der Niams-Niams neêr.



illustratie
NOOIT PLATZAK.


's Nachts vielen deze echter, in grooten getalle, verraderlijk op de karavane aan; alleen de eerste rei der strijders was zichtbaar; maa het gebrul der stemmen in de verte, niet ongelijk aan het brullen der zee, deed veronderstellen dat de vijanden ontelbaar waren. De geweren der Nubiërs bliksemden echter een aantal vijanden neer en dewijl de Niams-Niams geene vuurwapenen hebben, duurde het gevecht kort en sloegen zij op de vlucht. Niettemin werd de karavane gedurig door de Niams-Niams achtervolgd, en toen men eindelijk een der versterkingen buiten hunne grenzen bereikte, viel men in de handen van een hunner bondgenooten, even zeer te vreezen als Wando.

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken