Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het wonder der bieën.
(Reisherinnering.)

Een korf met bieën is eene wereld vol wonderen, en men staat inderdaad verbaasd over al het vernuft en gevoel, dat zich daarin ontwikkelt. Een reiziger, die in de maand juli de oevers der Essequibo, eene rivier in Zuid-Amerika, bezocht, deelt ons eene nieuwe bladzij over de bieën meê, wel waardig hier aangehaald te worden. Ziehier wat hij meêdeelt:

‘Na eene moeielijke vaart van tien uren en vol verlangen om onze afgematte leden te laten rusten, landden wij op een laag en zanderig strand, dat zich langs den stroom uitstrekte. Het was stikkend heet. Onze Indianen verspreidden zich rechts en links. De mannen gingen heen om eenig wild voor het avondmaal te schieten; de vrouwen zochten klein hout, om des nachts het vuur gaande te houden.

De schittering der zonnestralen op het strand, deed mij pijn aan de oogen; met messlagen baande ik mij eenen weg door de lianen en afhangende mosplanten, welke den ingang van het bosch versperden en ik gelukte er niet zonder moeite in den boord van eene frissche en schaduwrijke kreek, door een prachtig bladgewelf overdekt, te bereiken.

Op een grauwen stam, die deels langs het water lag, gezeten, en wiens verdorde takken door een prachtigen rooden bloemenmantel bedekt was, ontstak ik eene cigaar en een boek uit den zak halende, sloeg ik schier onoplettend de bladen om. Nu eens was mijne aandacht afgewend door het gedurig geklop van den specht met gelen kop, en die onvermoeid de holten van een naburigen boom peilde; dan door een lichtenden straal, welke een door het groen schietenden zonneglans brak, en voortkwam van de karabimitas - een vliegvogeltje, met topazen keeltje, en dat het liefst aan de eenzame en beschaduwde kreeken huist. Daar, op de pas ontloken bloemen, vindt het eene groote menigte vliegjes, die het aan zijn gaaike brengt, aan de trouwe wachtster van het onzichtbare nestje, hetwelk boven het water en in de avondkoelte wiegelt.

Ik zat daar ongeveer een kwartier uurs, nu eens verslonden in mijn lievelingsdichter, dan eens verdiept in de bezielde poëzie, die in duizende insekten gonsde, in het geritsel der bladeren, in het gemurmel des waters, wanneer als bij toeval mijn oog op eene kleine, schitterend grijze bie, ongeveer het vierde van een duim lang, viel en die in de nog vaste schors van den boom, waarop ik gezeten was, verdween.

Er was langs de oppervlakte van de schors niet het minste spleetje te ontdekken, en ik moest mij waarschijnlijk bedrogen hebben. Toen ik tot dit besluit kwam, zag ik plotseling een schelpke der schors opgelicht worden en dezelfde bie, of ten minste een harer zusters - de gelijkenis was volledig - vloog buiten. Het geheim was ontdekt.

De slimme bouwmeester der republiek had eene deur weten te maken, die zoo goed sloot, dat zij alle onderzoek te leur stelde. Ik meende zeker te zijn, den vinger op de plaats zelve te leggen, en echter, hoe scherp ik toezag, bemerkte ik geen spoor van uitwendigen omtrek. De schors, ofschoon gepolijst, was hier en daar door kleine bleeke streepjes overdekt, die men op de meest gladde schorsen opmerkt, en de knappe timmerman had, om zijn mysterieus doel te bereiken, die natuurlijke lijn benuttigd.

Geneigd om dat meesterstuk te onderzoeken, zonder zijne fijnheid te schenden, moest ik geduldig wachten, tot dat de geheimzinnige deur weêr geopend werd. Lang wachtte ik niet. Een der leden van het huisgezin moest naar buiten; de kleine luik werd andermaal opgelicht en een puntje van een takje, dat ik gereed hield, belette haar weêr toe te vallen.

Ik zag alsdan dat de luik van onregelmatigen vorm was, gebekt aan de boorden, een vierde van een duim breed en eens zoo lang. Zij was gemaakt uit het weefsel der schors en door een eindje daaraan verbonden; zij werd geopend en sloot zich, als het ware door eene veer bewogen. De slimme werkman scheen berekend te hebben, dat, als hij haar korter maakte, hetgeen de omvang der bieën zeker had toegelaten, de opening, natuurlijk, grooter wezen moest en dit op de elastieke hengsels eene spanningskracht moest uitoefenen, die zeer spoedig de elasticiteit zou wegnemen en aan de juiste sluiting schaden.

Onder de luik, en als het ware op den dorpel dezer republiek, zag men eene voorkamer of portiers-logie, ten gebruike van een kleine personnage, eene bie in grijze livrei, en die, zonder hare schuilplaats te verlaten, haar misnoegen over mijne onbescheidenheid deed blijken, door

[pagina 100]
[p. 100]

met pooten en angel eenen aanval tegen het houtje te wagen, dat de deur half open hield.

Van de voorkamer liepen twee cirkelvormige gangen naar het binnenste der stad, uit welk het verward gegons eener druk in beweging zijnde bevolking opsteeg. Ik liet de deur weêr toevallen en ik bewonderde de keurige netheid van het werk, toen eene nieuwe bie aansnelde en op eene recht zonderlinge manier de luik deed openen.

Na tegen den ingang te zijn aangevlogen en er met hare kleine pooten op geklopt te hebben, vloog zij andermaal de lucht in, rond de boomstam en verscheen aan de andere zijde. Regelrecht snorde zij nu naar de luik, die snel geopend werd, de bie binnen liet en andermaal snel toeviel. De bie, welke mij met poot en angel dreigde, vervulde inderdaad de rol van portierster, en door het tokje met den poot verwittigd, juist op het oogenblik opende om alle ongenoodigde gasten af te wenden. De bieën kwamen nu achtervolgens opdagen; allen deden wat de voorgangster gedaan had: zij klopten namelijk aan, vlogen in verschillende richtingen weg en kwamen juist op het oogenblik terug, wanneer de deur of luik geopend werd.



illustratie
HET KASTEEL VAN LAERNE.


Ik bespiedde deze diertjes een oogenblik, en ontdekte eindelijk de reden waarom zij niet rustig het openen der deur bleven afwachten.

[pagina 101]
[p. 101]

Ik bemerkte onder de verdorde blaêren en in de ruwe reten der schors, een aantal kleine insekten, grijs gelijk de bieën, gevleugeld gelijk zij, hebbende op den rug twee lichte zwarte streepjes, en verder dikke buiken: - dat waren de parasieten van het bieënnest (eene soort van sluipwesp), welke gaarne hare eieren op eene veilige plaats leggen en hare kleinen ten koste der republiek willen zien opvoeden.



illustratie
HET DOODE LAM.


Wanneer ik die diertjes boven de bieën zag drijven; als ik zag dat zij soms poogden zich aan deze vast te hechten, op het oogenblik dat zij binnen snapten, dacht ik dat zij eene poging aanwendden om in het nest te geraken; geene enkele gelukte echter daarin. Er moest

[pagina 102]
[p. 102]

dus een ander middel bestaan, om haar bloedgierig nageslacht aan de nijvere bieën op te dringen.

Ik bemerkte inderdaad dat de bandieten zich beijverden hunne eieren aan de bloemstof te doen kleven, welke iedere bie aanbracht. Dat gelukte meer dan eens, en dit niettegenstaande den bewonderenswaardigen krijgslist der bieën.

Allengs verflauwde de werkzaamheid der portierster: al de bieën waren in hare schuilplaats verzameld, slechts eenige achterblijvenden uitgezonderd. De schuinsche stralen der zon gaven mij bericht, dat de nachtvogels weldra hunne ronde zouden doen, en ik moeite hebben zou, om, in het dichte bosch, mijnen weg te vinden. Ik was immers onder eene luchtstreek, waar de zon plotseling door den nacht vervangen wordt.

Ik verliet dan ook den wilden zwerm, waar ik, in eenige oogenblikken, zooveel vernuftige werking had mogen gade slaan. Ik keerde naar mijne gezellen terug, die op den oever druk bezig waren met het avondmaal gereed te maken; aan de lage takken hingen zij de hangmatten, in welke wij den nacht zouden doorbrengen, gewiegd door het geschreeuw der apen, het gehuil der jaguars, de verschillende kreten van den nacht-uil, de vleermuis, de vampier, den tijger-vogel, en dat van alle andere bewoners dezer wilde streken.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken