Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 7 (1874-1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (26.18 MB)

Scans (1195.24 MB)

ebook (27.07 MB)

XML (2.04 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 7

(1874-1875)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De hoveling.

Balthazar Gracian schreef, zoo wat drie eeuwen geleden, een boek over de kunst van hoveling te zijn. Onder Lodewijk XIV, toen die kunst zoo zeer te stade kwam, werd het boek uit het stof opgehaald en door Amelot de la Houssaye in het fransch overgebracht. Het is, zegde een schrijver van verledene eeuw, het is nu twee honderd jaar geleden, dat Gracian de geheimen der hovelingen openbaarde, ‘en zijn boek is gelijk aan het nog gave lichaam van eenen grootvader, waarin de kleinzoon volkomen de familietrekken herkent.’

Ja, hovelingen blijven hovelingen, en vorsten blijven altijd vorsten - dat wil zeggen: menschen, die niet altijd zien.

Amelot de la Houssaye droeg zijne vertaling aan den roi-soleil op, wiens eigen vergoding, thans den scherpzichtigen bezoeker te Versailles met walg het hoofd doet omkeeren, of meêlijdend de schouders optrekken. ‘Gij zijt,’ riep hij dien trotschen koning toe, ‘gij zijt de Achilles van Europa, en geheel Europa is uw Homerus. Gij zijt de man des roems. Te veid te trekken, heet bij u ter overwinning gaan. Gedurende de veertig jaren der regeering, hebt gij meer gedaan dan veertig koningen... Wanneer er ooit een meester-koning bestond, dat wil zeggen: een zoodanige wiens eigenschappen, onder honderd anderen verdeeld, uit iederen eenen grooten man zouden hebben gemaakt, dan bekent Europa dat gij zulks zijt.’

Verder zegde die platte hoveling:

‘Velen hebben hunne eerste jaren met lauweren, hunne laatste met de bloemen van den wellust gekroond. Alleen onder uwe regeering, Sire, is alles schoon en majestueus, van gelijke kracht en volheid, en gij kunt zeggen, gelijk Alfonsus, koning van Napels en Arragon, dat gij geenen dag uws levens kwalijk hebt besteed.’

Dat heet de waarheid onbeschaamd den hals omdraaien!

Wonderlijk was het wel, dat Amelot de la Houssaye precies aan dien koning een werk opdroeg, waarin hij dikwijls als in een spiegel zien kon, dat zijne hovelingen hem fopten; hoe zij poogden netten te spannen om den machtigen heer daarin te vangen; maar nog wondelijker was het, dat die koning, na het gelezen te hebben, even wijs bleef als te voren.

Laat ons dat voor eeuwen geschreven boek eens ter loops en gedeeltelijk doorblaêren, en zien welke wenken den hovelingen daarin gegeven worden.

 

Men heeft thans meer eigenschappen noodig om één wijze te vormen, dan eerstijds de zeven wijzen uit Griekenland, en er wordt in onze dagen meer bekwaamheid vereischt om met één mensch te onderhandelen, dan eertijds met een geheel volk.

 

Zwijgen is het heiligdom des verstands; het verbergt niet alleen geheimen, maar ook gebreken.

 

Wie gedronken heeft, keert der bron den rug toe; met de afhankelijkheid verdwijnt ook de dankbaarheid; daarom moet men zich bij de koningen altoos noodzakelijk maken.

 

Alle overmacht is hatelijk, maar die van een onderdaan op zijnen vorst, is dwaas en voorspelt ongeluk. De slimme verbergt zijne bekwaamheden, gelijk eene vrouw hare schoonheid onder een negligée. Men erkenne eens anders meerderheid, slechts niet in verstand; vooral mogen dit de vorsten niet doen. Aan een vorst zijn overmacht doen gevoelen, is een misdaad van staat plegen.

 

Een hoveling, die eens van Filips II verscheidene schaakpartijen won, kwam bedroefd thuis en zegde tot zijne kinderen: ‘Het is met ons gedaan! De koning weet, dat ik beter schaak speel dan hij.’

[pagina 148]
[p. 148]

Men moet nooit raad geven; maar altoos, als het ware, het vergetene herinneren.

 

Van verre blijven staan, is dikwijls goed; men heeft van afwezigen altijd hooger denkbeeld dan van hen, die tegenwoordig zijn.

 



illustratie
DE DORPSSCHILDER.


Er zijn zekere lieftallige menschen, die overal bemind zijn. Hoe zij dit worden, leeren zij noch uit boeken, noch in scholen. Zij weten alles wat er in de wereld omgaat, kennen alle gebruiken en volgen die getrouw, onthouden de schoonste plaatsen uit de boeken, het belangrijkste uit de dagbladen, het piquantste uit de paskwillen. Zij verhalen anekdoten uit de galante wereld, halen nu een hekeldicht, dan weêr de spreuk eens wijzen aan, en sparen altijd dengene, met wien zij in gesprek zijn. Al wat beleedigen kan, verzwijgen zij en wat een derde afkeurt, verontschuldigen zij. Wie deze kunst bezit, dien is zij dienstiger dan wanneer hij meester in de zeven vrije kunsten was.

 

Houd u somwijlen alsof gij niets verstondt, om anderen het genoegen te geven u te onderrichten. Veel vinden een groot pleizier in te onderrichten en beminnen hen, die zich daartoe leenen.

 

Hebt gij gebreken, doe dan als Julius Cesar: bedek uwe kale kruin met lauweren.

Het ongeluk is gewoonlijk een kind der zotheid. Zoek de gelukkigen om u van hen te bedienen, doch vermijd de ongelukkigen (!) De grootste kunst in het piketspel, is het wegwerpen; de kleinste kaart in troef is meer dan de hoogste in eene andere kleur.

[pagina 149]
[p. 149]


illustratie
ALLES MIJN.


[pagina 150]
[p. 150]

Leer wachten. Filips II zegde: ‘de tijd en ik, wij zijn twee anderen waard.’ De tijd met zijn spinrok brengt grootere dingen te weeg, dan Hercules met zijne knots. De wijze Bias placht te zeggen: ‘Jupiter zou sedert lang geen bliksems meer hebben, indien hij geen geduld had.’

 

Wie zich zelf beheerschen kan, zal weldra ook anderen beheerschen. Bedenk u lang, handel met spoed; het kostbaarste metaal groeit het langzaamste.

 

Leer op eene behoorlijke wijze iets weigeren. Van menigeen hoort men liever een neen, dan van anderen een ja, wijl een beleefd neen meer voldoet dan een brommend ja Men moet ook met dat neen zoo maar niet regelrecht in huis vallen, maar het langzaam ingeven, altoos nog eene hoop laten flikkeren en de leemte behoorlijk aanvullen. Ja en neen zijn een paar korte woorden, doch voor dat men ze uitspreekt, moet men lang daarover nadenken.

 

Een hoveling mag geene luimen hebben; dan alleen, wanneer de gedaante der dingen rondom hem verwisselt, verandert hij ook.

 

Verstandige menschen schikken zich spoedig naar alles. Door eene vernuftige wending ontsnappen zij aan elken doolhof. Door een glimlach vermijden zij soms een opkomenden twist. Tegenspraak omkleeden zij door eene beleefde dubbelzinnigheid. Het is eene schoone kunst, niet al te verstaanbaar te zijn.

 

Doorgrond hem die prijst, maar nog meer hem die laakt, en geloof niet, voor dat gij weet waarom hij eenen pijl wil afschieten.

 

De nijd is een soort van bliksem, welke doorgaans slechts de hooge voorwerpen treft. Bega soms kleine misstappen, opdat de nijd iets in u te berispen hebbe. Plinius zegde van een bekwaam redenaar: ‘hij heeft geene andere fouten, dan dat hij geene fouten heeft.’

 

Maak u uwe vijanden ten nutte; men moet geen mes bij het scherp aanvatten, maar bij den heft. De wijze trekt meer voordeel uit zijne vijanden dan de dwaas uit zijne vrienden.

Men ziet aan die weinige punten, dat de hoveling zijn ‘ik,’ openlijk of verborgen op een voetstuk zet. Vermijd den ongelukkige aan het hof! Hoe wordt in dien stelregel eensklaps al de eigenbaat, welke een hoveling bezielt, ontsluierd! Laat ons meer kristen zijn, en denken dat, werd gansch de wereld door dergelijke grondbeginsels geregeerd, zij zeker niet gelukkiger wezen zou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken