Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1877-1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.92 MB)

Scans (1279.35 MB)

ebook (29.24 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Jerusalem in de lijdensdagen.

Gedurende de dagen, waarin op plechtige wijze de gedachtenis van 's Heeren lijden wordt gevierd, is de geheele Kristenheid in den geest te Jerusalem, de martelplaats van den Godmensch. Men volgt het Lam, dat voor onze zonden geslachtofferd werd, van Getsemané naar Golgotha, langs den smartvollen weg, gedrenkt door zijn goddelijk bloed; men overweegt met een vermorzeld gemoed de verschillende tijdperken van een lijden, als de wereld nooit gezien heeft; men smeekt vergiffenis af voor zich zelven en voor allen, die in zonden leven.

Treffend is de schildering, die Anna Catharina Emmerich g[...]t van hetgeen te Jerusalem omging, toen Kristus door zijne vijanden van den eenen rechter naar den anderen gesleurd werd, en ofschoon wij aan de beschouwingen van deze godvruchtige kloosterlinge geen grooter waarde hechten dan daaraan mag worden gegeven, meenen wij toch door de mededeeling dezer schets onze lezers te zullen stichten, daarin het voorbeeld volgende van graaf Leopold von Stolberg en den beroemden bisschop van Regensburg, Michaël Sailer, die Anna Catharina Emmerich in haar leven gekend en gewaardeerd hebben.

 

In het groote en volkrijke Jerusalem heerschte de stilte van den nacht, toen de gevangenneming van Jesus al zijne vijanden en vrienden deed ontwaken. Boden der hoogepriesters doorkruisen de eenzame straten, om de vijanden van Jesus ter vergadering te roepen. Overal wordt aan de deuren geklopt om de slapenden te wekken, en deze spoeden zich, in de schemering der maan of bij het licht hunner toortsen, naar Sion, vanwaar het geschreeuw van het gespuis en der soldaten, die Jesus gevangengenomen hebben, tot alle punten der stad doordrong.

Nieuwsgierigen en dienaars loopen heen en weêr, om te zien of te vernemen wat er plaats heeft en het nieuws over te brengen aan degenen, die thuis gebleven zijn. Vele burgers sluiten hunne deuren met grendels of slagboomen, daar zij een oploop vreezen. In vele straten schuilen de bewoners bijeen, om aan de voorbijgangers te vragen wat er gaande is.

Er ontspinnen zich duizenden gesprekken, waarin de haat en eene boosaardige vreugde doorstralen, zooals nog in onze dagen in dergelijke omstandigheden plaats heeft.

De een zegt:

‘Nu kunnen Lazarus en zijne zusters zien, aan wien zij zich hebben overgegeven!’

Een ander voegt er bij:

‘Nu zullen Joanna, de vrouw van Chusa, Susanna en Salome hare onvoorzichtigheid inzien, maar te laat! - Saraphia, de vrouw van Sirach, moet nu haar man wel gelijk geven, die haar zoo dikwijls hare genegenheid voor den Galileër verweet! - De aanhangers van dien woelgeest, van dien dweper, schenen medelijdend neêr te zien op andersdenkenden, doch meer dan een hunner zal nu niet weten, waar zich te verbergen! - Nu strooit niemand kleêren en palmtakken op den weg, waarover hij rijdt! - Die schijnheiligen, die altijd beter willen zijn dan anderen, zullen hun verdiend loon krijgen, want allen zijn medeplichtigen van den Galileër! - Die zaak heeft dieper wortelen geschoten dan men wel geloofde! - Ik zou wel eens willen weten hoe Nicodemus en Jozef van Arimathea zich daaruit zullen redden, want reeds lang vertrouwt men hen niet meer! Zij houden ruggespraak met Lazarus! Zij zijn slim, doch alles zal zich nu ophelderen!’

Aldus spreken velen, die enkele familiën, welke Jesus zijn toegedaan, haatten, doch vooral geeft zich de woede lucht tegen de heilige vrouwen, die Jesus openlijk hadden durven verdedigen.

In andere straten wordt gefluisterd en treurt men. Verschrikt zoekt men een vriend op, om te saam in het geheim aan hunne sma[...]t lucht te geven, want weinigen durven luide bekennen, dat zij volgelingen zijn van Jesus.

De geheele stad is echter nog niet ontwaakt.

Alleen daar, waar de boden van den hoogepriester de leden van den Raad gaan wekken, waar de Farizeërs hunne valsche getuigen gaan opsporen, en in de straten, die op den weg, welke naar Sion leidt, uitloopen, heerscht de bedrijvigheid, waarvan wij spreken.

Het is alsof op verschillende punten van Jerusalem vonken van haat en woede uitbersten, die op de straten andere vonken ontmoeten, zich er meê vereenigen en steeds aangroeiende en grooter wordende naar Sion snellen, om voor de vierschaar van Caïphas als een vuurstroom te voorschijn te komen!

De romeinsche soldaten nemen eene strikte onzijdigheid in acht. Zij zien echter wat er gebeurt, want zij houden de wacht, zooals zij altijd doen tijdens de Paaschfeesten, uithoofde van den grooten toeloop van vreemdelingen.

De Joden, die de straten doorkruisen, vermijden echter hunne wachthuizen, want de Farizeërs antwoorden niet gaarne op den aanroep hunner schildwachten. De hoogepriesters hebben ongetwijfeld Pilatus kennis gegeven van hunne plannen, doch tusschen hen bestaat een wederkeerig mistrouwen.

Pilatus slaapt niet; hij ontvangt berichten en geeft zijne bevelen. Zijne vrouw heeft zich ter ruste begeven, zij slaapt echter onrustig: zij zucht en weent alsof zij in den droom smartelijke dingen ziet. Zij slaapt, doch ziet meer dan haar man.

Onder de bedienaars des tempels en de daglooners, die den tempelheuvel bewonen, heerscht diepe smart en verslagenheid. Door een plotselingen schrik zijn zij ontwaakt en zien daar hun weldoener, hun trooster, hem, die hen genezing bracht hunner kwalen, voorbij sleuren en onmenschelijk mishandelen.

Een nieuw tooneel treft hen nog pijnlijker. Daar zien zij de bedrukte moeder van Jesus en hare vriendinnen van het eene vriendenhuis naar het andere gaan.

Waarom dwalen die heilige vrouwen op zulk een uur door de straten?

Nu zijn zij, bij het naderen eener ruwe en schaamtelooze bende, verplicht, zich te verbergen, doch zij kunnen zich niet aan hare beschimpingen onttrekken; bij het hooren der gesprekken, waarin eene wreede blijdschap doorstraalt, wordt haar hart diep gewond; zeldzaam hooren zij een woord van medelijden met Jesus.

Eindelijk bereiken zij hare schuilplaats, waar zij elkander weenende in de armen zinken, doch terstond beuren zij elkander met troostende woorden op, en vallen eindelijk, na het hoofd met den langen sluier bedekt te hebben, op de knieën neer.

Indien er aan de deur geklopt wordt, beven zij en luisteren. Men klopt zacht. Een vijand

[pagina 231]
[p. 231]

klopt zoo niet! Zij openen, het is een vriend of een dienaar van een vriend van haar meester.

Zij omringen en ondervragen hem, doch zijne antwoorden rijten hare hartewonden nog verder open. Zij kunnen niet binnen blijven, op nieuw wagen zij zich op straat, doch keeren weldra terug, schier bezwijkende onder de smart.

De meeste apostelen en leerlingen dwalen rondom de stad en verbergen zich in de spelonk van den Olijfberg. Zij sidderen als zij elkaar ontmoeten en vragen fluisterend naar nieuwe berichten, doch bij het minste gerucht zwijgen zij angstig stil. Zij dolen rondom de stad en naderen haar in stilte.

Eenigen sluipen heimelijk in de tenten hunner landgenooten, die naar Jerusalem waren gekomen om het Paaschfeest te vieren, ondervragen hen en zenden bespieders naar de stad. Verscheidene beklimmen den Olijfberg. Van daar zien zij met schrik op de toortsen, welke Sion verlichten, luisteren met angst naar het gedruisch in de verte, wagen duizenden gissingen en keeren daarna weêr naar het dal terug, in de hoop er zekere berichten te zullen hooren.

Rondom de gerechtszaal van caïphas neemt het gedruisch meer en meer toe. De nacht is hier een heldere dag geworden door het licht der fakkels en der lantarens aan stokken gebonden. De offerdieren der vreemdelingen, die rondom Jerusalem in tenten gelegerd zijn, laten allen hunne stemmen hooren.

Er is iets roerends in het geblaat der tallooze lammeren, die den volgenden dag in den tempel moeten geslachtofferd worden.

Slechts één wordt er opgeofferd, omdat hij het gewild heeft, doch hij opent den mond niet, als het lam, dat men ter slachtbank leidt, als het lam, dat zwijgt voor den scheerder: dit lam is het Lam Gods, rein en vlekkeloos: het is Jesus Kristus.

De lucht is drukkend en wonderbare teekenen doen zich voor: dreigend komt de maan op, door vreemde vlekken beneveld; het schijnt dat zij veranderd is, en dat zij vreest tot hare volheid te komen, want het is op dat oogenblik dat Jesus sterven zal.

In het zuiden der stad, in de steile vallei van Hinnom (Gehenna), loopt Judas Iscariot rond; door zijn kwaad geweten gepijnigd, zoekt hij onheilspellende en ongenaakbare plaatsen op; hij is alleen, hij vlucht voor zijn schaduw, Satan wordt verbitterd tegen den verrader.

Duizenden duivelen verspreiden zich over de stad, ontstellen de gemoederen en sporen die tot zonde aan. De hel is losgelaten en drijft overal aan tot de misdaad. De last van het Lam vermeerdert, de steeds aangroeiende woede van Satan verdubbelt. Het Lam neemt dezen last op zich, maar Satan wil de zonde, en daar deze Rechtvaardige niet zondigt, daar al de bekoringen niets op hem vermogen, wil Satan ten minste dat zijne vijanden in de zonden vergaan.

Al de engelen verkeeren tusschen droefheid en vreugd; zij zouden voor den troon van God willen neêrknielen en Jesus gaan verlossen, doch zij kunnen slechts het wonder der goddelijke rechtvaardigheid en barmhartigheid aanbidden, dat van alle eeuwigheid in den hemel is en in den tijd in vervulling gaat; want ook de engelen gelooven in God den Vader, den Schepper van hemel en aarde, en in Jesus Kristus, zijn eenigen Zoon, onzen Heer, die ontvangen is van den H. Geest, geboren uit de Maagd Maria, die dezen nacht, onder Pontius Pilatus begint te lijden, die morgen zal gekruisigd, gedood en begraven worden; die zal nederdalen ter helle en den derden dag verrijzen van den dood; die zal opklimmen ten hemel, waar Hij gezeten is aan de rechterhand van God den Vader, almachtig, vanwaar Hij zal komen oordeelen de levenden en de dooden; want ook zij gelooven in den H. Geest, eene heilige, katholieke Kerk, de gemeenschap der heiligen, de vergiffenis der zonden, de verrijzenis van het vleesch en het eeuwige leven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken