Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 10 (1877-1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.92 MB)

Scans (1279.35 MB)

ebook (29.24 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 10

(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De spraak der dieren.

De spraak is, in den ruimsten zin van het woord, iedere uiting desgeestes door teekenen. De gebaren-, oog- en vingerspraak, vervangen de stem of vullen deze aan. Vermits nu de dieren het vermogen bezitten om in bepaalde toestanden, òf door stemgeluid, òf gebaren hun gevoel en gewaarwording te vertolken, kan men gewagen van de spraak der dieren.

Maar de eigenlijke spraak is den mensch alleen gegeven, dat is, het vermogen om, door middel van zijn stemgeluid, bepaalde woorden voort te brengen en daardoor zijne gedachten en gewaarwordingen te openbaren. De spraak is derhalve de tolk van 's menschen verstand. Dewijl de eerste mensch, naar zijne levensbestemming, volmaakt is geschapen, ontving hij bij zijne schepping verstand, geest en spraakorganen, zoodat de spraak een onmiddellijk geschenk van Gods hand is. Hij sprak, omdat hem verstand, geest, een sprankel van de Godheid en kenmerk van zijne verhevene natuur, werd toebedeeld en hij toegerust werd met spraakorganen, die dat verstand beheerschen. Hij toch beschikt met verbazende behendigheid over die organen. Het stemgeluid der dieren is beperkt en brengt slechts enkele, onveranderlijke klanken voort, 's Menschen stem daarentegen is als eene onuitputtelijke bron van beteekenisvolle klanken, die de spreekorganen naar believen buigen en plooien en, naar den aard van het onderwerp dat hij bespreekt, in

[pagina 380]
[p. 380]

verschillende toonen van de lippen vloeien. En welken invloed oefent 's menschen stem niet uit! De stem van den grooten redenaar is albeheerschend in de maatschappij, terwijl die van den beroemden zanger eene grenzenlooze bewondering afdwingt. Trouwens de Almachtige kan geen onvolmaakt wezen scheppen, dat is in strijd met Zijne almacht en het doel, het voortbestaan der geheele schepping. En gelijk God het licht en het hemelruim met al zijnen luister schiep, zoo als wij het thans nog bewonderen, zoo ook werden de schepsels, volmaakte gewrochten Zijner handen, op de aarde geplaatst.

Te vergeefs hebben de geleerden van alle eeuwen, het bijbelsche verhaal van de schepping verwerpende, door spitsvinnigheden getracht het te ontzenuwen; die bedrieglijke stelsels zullen der vergetelheid prijs gegeven worden: het bijbelsch verhaal blijft ongerept. Grootsche en kostbare gaven heeft alzoo de mensch ontvangen. Zij zijn de bron, waaruit hij de kennis van zijn Schepper, van zijn bestaan, van zijn einde en zijne macht en kracht op aarde put. En wat vooral ons deze gaven als een onwaardeerbaar geschenk moet doen beschouwen, is, dat zij den mensch de wetenschap van het ware geluk leeren.

De dieren intusschen, hoe diep zij ook beneden den mensch staan, bezitten het vermogen, om door stemgeluid of gebaren hunne gevoelens en gewaarwordingen te openbaren. Zij zijn, in dit opzicht, mitsdien in zooverre volmaakt, dat zij van den Schepper het voorrecht ontvangen hebben elkander te verstaan. Sommige soorten van vogels zelfs overtreffen, wat de ontwikkeling van de stemorganen betreft, den mensch. Hij toch wordt hulpeloos geboren; de spraak, het verstand liggen diep verscholen, gelijk een diamant met ruwe korst omsloten; de eerste klank, die van zijne lippen vloeit, is een smart-, een hulpkreet. Zijn ondergang ware onvermijdelijk, indien de Schepper niet een onuitbluschbaar vuur van liefde in het moederhart, had ontstoken. En hoeveel tijd vereischt zijne ontwikkeling niet! De vogels echter, zoo als de watervogels b.v., bezitten, onmiddellijk na het verlaten van den eierdop, dus zonder opleiding of ontwikkeling, hunne eigendommelijke spraak, voldoende, betrekkelijk volmaakt voor de noodwendigheden van hun dierlijk leven.



illustratie
LEOPOLD II, KONING VAN BELGIE.
(Naar een photographie van de H.H. Gebr. Ghémar.)


Maar ook de mensch verstaat, begrijpt het stemgeluid van de dieren, vooral van diegenen, welke aan zijne macht onderworpen zijn. Hoort gij het gebalk van de koe op stal? Hare stem klinkt smeekend en klagend; het is duidelijk: zij smeekt. Zij, de hulpelooze, wier leven geheel van u afhangt, roept uwe hulp in; zij beklaagt zich, dat gij haar verwaarloost; het uur immers, waarop zij gewoon is het voedsel uit uwe handen te ontvangen, is verstreken; ‘kom en help mij.’ En het hinniken van het paard? Hoe verscheiden is zijn stemgeluid! Dan is het als een zacht gemurmel, dat vreugde of een teeder gevoel verraadt; dan weder klinkt het roerend en trillend, scherp en schel als een trompetgeschal.

Buffon onderscheidt vijf verschillende toonen in het hinniken van het paard, die verlangen, verwondering, gramschap, vrees of vreugde uitdrukken en den paardenkenners wel bekend zijn. Ziedaar het lam onder eene talrijke kudde schapen, die als twee druppelen water op elkander gelijken, van zijne moeder gescheiden. Zal het zijne moeder terug vinden? Ja, het heeft

[pagina 381]
[p. 381]

dien geheimzinnig teederen angstkreet van zijne moeder onder talrijke blatende schapen gehoord; het dringt huppelend, dartelend door de menigte en, zonder aarzelen, staat het aan de zijde van zijne beangste moeder. Ook de herder verstaat die spraak.

Zullen wij ook van 's menschen trouwsten vriend, den hond gewagen, die hem over de geheele aarde vergezelt, die, alleen onder de dieren, het maatschappelijk en huiselijk leven werkelijk deelt? Wij merken alleen op, dat zijn stemgeluid talrijker in klanken is, dan dat van eenig ander dier, de zang der vogels uitgezonderd. Het is als of zijne hartstochtelijke liefde en trouw jegens den mensch zijne spraak hebben verrijkt; want het is niet aannemelijk dat hij, in de wildernis levende, zoo velerlei klanken zou voortbrengen. Zijn gehuil is een langgerekte kreet, die een door droefheid en smart diep geschokt gemoed verraadt, en den mensch, vooral des nachts, zelfs weemoedig stemt; zoodat de bijgeloovige daaruit wel eens een voorteeken van den naderenden dood trekt. In vreugde is hij uitgelaten; zijne stem klinkt als een schaterlach. Ook zijne gebaren zijn onbedrieglijke tolken van zijne gemoedsaandoeningen. Het is wellicht daaraan toe te schrijven, dat de mensch, als door die liefde en trouw overmeesterd, dit dier dikwerf eene overdrevene, eene hem onwaardige teederheid betoont.



illustratie
MARIA HENRIETTA VAN OOSTENRIJK, KONINGIN VAN BELGIË.
(Naar een photographie van de H.H. Gebr. Ghémar.)


En hoe ontzagwekkend is het gebrul van den, zelfs in zijne kooi opgesloten, leeuw! Het is den rollenden donderslag gelijk; het is de stem van den machtige, van den sterke, die den angst om het hart slaat.

Er bestaat intusschen een groot verschil in de spraak van de dieren, wat den rijkdom van klanken betreft. De dieren, die een eenzaam leven leiden, zijn arm aan klanken, maar hunne zintuigen zijn scherper ontwikkeld. Waartoe zou hun de spraak ook dienen? Zij behoeven slechts voor eigen persoonlijke veiligheid te waken. Zij spreken derhalve meer door gebaren en houding, omdat zij op hunne scherpe zintuigen, het gezicht, het gehoor, den reuk enz. bogen. De vos is hiervan een treffend voorbeeld. De dieren, daarentegen, die een gezellig leven leiden, zijn door een hechten band, waarvan hun bestaan afhangt, verbonden. Dat maatschappelijk leven eischt eigendommelijke karaktertrekken, vermogens, noodzakelijk tot behoud en bescherming der leden onderling. De Schepper heeft ze deze dieren met milde hand toebedeeld: onderlinge toegenegenheid, die tweespalt uitsluit en den gemeenschappelijken arbeid bevordert; trouw, die waakzaamheid; zorg, die opwekking, waarschuwing kweekt. Deze dieren openbaren die karaktertrekken door hun eigenaardig stemgeluid, dat ook ons niet misleidt.

De perken van dit opstel, waarin wij slechts een vluchtigen blik op de spraak der dieren werpen, laten niet toe, over de levenswijze en zeden van verschillende dieren breed uit te weiden, en het besprokene door feiten te staven. Het zal intusschen voldoende zijn, enkele ons welbekende dieren te noemen, den invloed van hun stemgeluid en hunne samenleving eenigermate aan te toonen.

Op het erf, onder het pluimgedierte, schittert de fiere, prachtige haan. Hoe beteekenisvol is zijn taal en zijn gekraai! Hij roept, hij vermaant, hij waarschuwt en wekt de hennen op.

[pagina 382]
[p. 382]

Zij verstaan hem, het is duidelijk zichtbaar. Zijn gekraai klinkt als een triomf kreet, terwijl het des nachts als het krijgsgeschreeuw van den schildwacht weêrgalmt en verschillende nachtelijke stonden aankondigt. En let eens op de door hare jongen omringde hen. Het is als of zij een toespraak tot haar kroost houdt, waarin angstige zorg en teedere liefde doorschemeren.

De bewonderenswaardige orde, die de vogels bij hunne verre tochten in acht nemen; de veiligheidsmaatregelen, waarmede zij hunne rust- of legerplaats omringen, worden door verschillende klanken van hunne stem bepaald en geregeld. De zwanen, ganzen, kraanvogels bijv. volbrengen hunne reizen, gerangschikt in den vorm van een scherpen hoek, een vorm juist berekend, om den tegenstand van de lucht te breken. De aan de spits geplaatste vogel klieft, breekt den luchtstroom en opent, als 't ware, de baan voor de hem volgenden. Het is eene zware, vermoeiende taak, die zijne krachten zou uitputten; maar, vermits de arbeid onder hen billijk is verdeeld, neemt ieder op zijne beurt deze taak over; de volgende treedt in zijne plaats en hij sluit zich bij de laatsten aan. Hunne rust- of legerplaats, waarin honderdtallen zich vereenigen, omringen zij met schildwachten, die, terwijl de bende in diepe rust is verzonken, waken, een scherpen blik over de vlakte werpen en het hemelruim schijnen te peilen. Dreigt de vijand of naakt het gevaar, een schrille kreet, door den schildwacht geslaakt, wekt de bende, als of een bliksemschicht haar trof.

En de zang van de vogels? Hebt gij den nachtegaal gehoord, terwijl de natuur in diepe rust is verzonken en de maan haar zacht, liefelijk licht over de aarde uitspreidt? Wie schetst die beurtelings krachtige, diepe, roerende toonen? Zij zijn voor geen vorm vatbaar; zij zijn onnavolgbaar, en toch grijpen zij diep in 't gemoed; zij roeren en overstelpen ons met een onbeschrijfelijk gevoel.

Naarmate wij de dieren kennen, zullen wij ze ook leeren waardeeren en mitsdien elke onwaardige behandeling of liever mishandeling vermijden. Dat is het doel van dit opstel.

 

's Bosch, Juli 1878.

Mr. Hubert Sassen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken