Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1881-1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.05 MB)

Scans (1450.37 MB)

ebook (27.56 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Onze gravures.

In bange verwachting.

Het is onbegrijpelijk hoe de dikwijls zoo verraderlijke en trouwelooze zee zich nog op zulke driftige minnaars kan beroemen. Het wee en de ellende, welke zij over tallooze gezinnen gebracht heeft, schijnen haar nooit te zijn aangerekend, want de vaders en zonen, wier eenige hoop zij naar haar reddeloozen afgrond sleurde, gaan den volgenden dag opnieuw weêr aan boord, om op hare blauwe bergen te vlotten. Geheel anders is het gesteld met de vrouwen en moeders dezer dappere zeelieden. Storm en noodweêr gaan voor haar bijna altijd gepaard met bedreiging van het liefste wat zij op aarde bezitten en ten gevolge daarvan ook van hare hoop op de toekomst. Onze gravure stelt dit alles in beeld voor. Het heeft gestormd en de visscherspinken waren in zee. Meer is er niet noodig om honderden harten van angst en vrees te doen kloppen. De zee is weêr bedaard, maar nog altijd toeven moeders, vrouwen en kinderen aan het strand, om te trachten het zeil te bespeuren, dat hen de behouden terugkomst meldt van hun eenige hoop. Doch hoe de uitslag ook zij, hetzij dat de visschers terug keeren of nooit meer hun dorp zien, toch zullen zulke tooneelen daar nog dikwijls voorvallen en daar blijven voorvallen zoolang de zee hare heerschappij behoudt op hen, die zonder haar niet zouden kunnen leven.

Waar ben ik?

Een eenvoudig en tevens algemeen kinderspel heeft de schilder, naar wiens paneel onze gravure werd vervaardigd, op het doek aanschouwelijk voorgesteld, een spel zoo algemeen, dat het moeielijk zou gaan het bij zijn juisten naam te noemen, daar het in onderscheidene streken van ons land onder verschillende namen bekend is en het eene provincialisme zooveel recht van bestaan heeft als het andere. Het is den kleinen jongen aan te zien, dat hij noch aan den eenvoud noch aan de algemeene bekendheid van zijn spel denkt; maar dat hij bijzonder veel plezier heeft, getuige de hond, die op het schateren van de kleine is komen toeloopen en nu in de uitbundige vreugde deelt.

Vrouwen verstaan toch meesterlijk de kunst om kinderen bezig te houden of laten we liever zeggen: zij bezitten eene gave, die naar hare roeping van ‘moeder’ heenwijst. Zij verstaan de taal van het wezen dat nog geen woord kan uitbrengen en knoopen een geregeld gesprek aan met een kind van twee jaar. Aan die gave der vrouw hebben we het ongetwijfeld te danken, dat we in onze eerste levensjaren ongemerkt spreken leerden. Ja, ons eerste onderwijs ontvingen we van haar, en geen geleerde ter wereld of hij zal gaarne bekennen, veel aan de kindermeid zijner moeder verschuldigd te zijn, ten minste als hij overtuigd is, dat zijne moeder er destijds een kindermeid op na hield.

Cromwell na den slag bij Marstonmoor.

Het gevecht is geëindigd. Cromwell, de opstandeling, heeft gezegevierd en zijn koning als het ware den genadeslag toegebracht. Meer dan vier duizend lijken bedekken het slagveld, en daaronder bevinden zich die van de trouwste vrienden des konings, zonen van de edelste familiën des lands. Honderd standaarden en veldteekens, tot zelfs de banier van prins Rupert toe, benevens een ontzaglijke buit, zijn den Puriteinen in handen gevallen, en van dit oogenblik af kan de vreeselijke strijd tusschen den wettigen vorst en zijne oproerige onderdanen als beslist worden beschouwd.

Cromwell beseft dit, en trotsch op de behaalde zege, spreekt hij zijne getrouwen toe. Hij dankt hen voor den moed, waarvan zij zulke schitterende blijken hebben gegeven, en wijst hen op den bijstand des Allerhoogsten, die zichtbaar hunne wapens gezegend heeft. Zonderling schouwspel, de oproerling, die met verkrachting van alle goddelijke en menschelijke wetten de wapens tegen zijn koning aangordde en duizenden landgenooten in zijn opstand meêsleepte, hij durft nog van den zegen des Hemels spreken en op den bijstand rekenen van denzelfden God, die ons eerbied voor het wettig gezag geboden heeft. Jammerlijk gevolg der dwaling, die in hare blindheid tot het ijsselijkste fanatisme in staat is.

Dat fanatisme, die machtige geestdrijverij, welke duizenden in den waan bracht, dat zij met hun koning te beoorlogen een aan God welgevallig werk verrichtten, heeft de schilder van het historisch tafereel, waarnaar onze gravure vervaardigd is, meesterlijk in zijne figuren uitgedrukt. De trotsche houding van den veldheer, wiens paard zelfs eerbiedig den kop voor hem schijnt te buigen, de opgewektheid der zegevierende soldaten, welke hun beminden veldheer met eene soort van heilig ontzag aanhooren, ze bewijzen ons dat de schilder het karakter van den tijd, dien hij ons voor oogen stelt, volkomen begrepen heeft. Zijne schilderij oogstte dan ook op de koninklijke academie te Londen, waar zij in 1877 was geëxposeerd, grooten lofin.

De argali's.

In Midden-Azië en Noord-Amerika vindt men eene eigenaardige soort van wilde schapen, die zich door hunne groote horens en hooge pooten van hunne natuurgenooten onderscheiden, en door de natuurkundigen argali's (van het tartaansche woord Archar) genoemd worden. Deze dieren leven voornamelijk op de houtrijke hellingen der bergen van Mongolië, zij zijn ongeveer twee meters lang en anderhalven meter hoog. Hunne horens, die zeer sterk zijn, zijn bij den oorsprong in elkander gegroeid, loopen vervolgens met eene sterke kromming aan weêrszijden van den kop uit een en eindigen in eene scherpe punt. Het haar der argali's is dik, fijn en kort; op het bovengedeelte van het lichaam is het donkergrijs en op de overige deelen heeft het eene nog donkerder kleur.

De argali, die, gelijk reeds gezegd is, zeer hooge pooten heeft, dankt daaraan eene bewonderenswaardige vlugheid. Wanneer hij door jagers achtervolgd wordt, springt hij over afgronden en beklimt de steilten met zulk eene snelheid, dat het uiterst moeilijk en gevaarlijk wordt het dier te vangen. Tegen zonsondergang daalt hij van zijne bergen naar de dalen af, om te komen grazen. Hij heeft zeer ontwikkelde zintuigen; vooral zijn gezicht is buitengewoon scherp en aan zijn gehoor ontgaat ook niet het minste gerucht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken