Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 14 (1881-1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (28.05 MB)

Scans (1450.37 MB)

ebook (27.56 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 14

(1881-1882)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een bezoek aan eene Klokkengieterij.

(Vervolg.)
II.

Het is waarlijk geen gering genoegen den heer Fritsen klokkengieter te Aarle-Rixtel over, zijne kunst en alles wat daarmeê in verband staat te hooren spreken. Ongemerkt weet hij u te boeien, door bij voorbeeld te verhalen op welke manier men een veertigtal jaren geleden door Nederland moest reizen, toen een tochtje naar Friesland van grooter beteekenis was dan thans eene reis naar Noord-Amerika, en daaraan te verbinden een of ander fragment uit de geschiedenis van de klokken in ons land. Maar nog belangwekkender wordt zijn onderhoud als hij over zijne buitenlandsche reizen spreekt, ondernomen met het doel om de voornaamste klokken en klokkengieterijen van Europa te leeren kennen; want er is slechts ééne klok in Europa, welke een grooten naam heeft en niet door den heer Fritsen is gezien, namelijk die van Moskou. Ook deze hoopt hij echter nog te zien en te onderzoeken vóór men 't laatst voor hem de klok zal luiden.

Zeer opmerkelijk mag het genoemd worden, dat alle steden en niet het minst de dorpen zich ten opzichte hunner klokken zeer Nimrodachtig aanstellen en met het brutaalste gezicht van de wereld vertellen en in boeken laten schrijven, dat hunne voornaamste klokken eenige duizenden kilogrammen zwaarder wegen dan wezenlijk het geval is. De heer Fritsen vond dit bijna overal bevestigd en schreef dit esprit de clocher toe aan de hooge beteekenis, welke in vroeger dagen aan de klokken werd gehecht, eene beteekenis, welke thans wel is waar bijna geheel verloren is gegaan, maar waarvan het snoeven op grooter en zwaarder klokken dan er bestaan een overblijfsel is.

Meermalen is het hem gebeurd, wanneer hij in opdracht had ontvangen de een of andere oude klok te vergieten, dat hij de grootste moeite had de eigenaars der klok te overtuigen, dat zij slechts zooveel woog als de weegschaal aan-

[pagina 364]
[p. 364]

duidde, dewijl men maar niet kon gelooven dat de oude kroniek, waarin over deze klok gewaagd werd, onwaarheid zou hebben gesproken. Dewijl echter zulk eene kwestie zoowel voor den klokkengieter als voor zijne cliënten eene geldkwestie is, moest zij altijd uitgemaakt worden, en dan bewees de weegschaal hoezeer onze voorouders er op gesteld waren, dat hunne klokken voor zwaarder te boek stenden dan zij waren.

Zoo als wij reeds in het vorig artikel zegden, werd de groote klok als de oudste burger eener stad beschouwd en genoot als zoodanig de rechtmatige vereering van zijne medeburgers; om intusschen iets meer van de geschiedenis der klokken te weten moeten wij naar vroeger tijden terug. Hoe ver men juist terug moet, is tot heden niet uitgemaakt, en zal misschien wel nooit uitgemaakt worden. De eerw. pater Kircher schrijft in zijn China Illustrata de uitvinding der klokken aan de Egyptenaren toe en gelooft dat zij in China in het jaar 2691 vóór Kristus bekend waren. Hij voegt er echter bij dat chineesche documenten niet te vertrouwen zijn ten opzichte van kronologie, en het bewezen is, dat de Egyptenaren tot de achttiende eeuw gebruik maakten van houten klokken.

Toch kan het niet betwijfeld worden, dat de klokken in de hoogste oudheid bekend waren. De hoogepriester Aaron droeg klokjes aan de zoomen van zijn kleed; zij moeten echter zeer klein zijn geweest, daar de H. Clemens van Alexandrië meêdeelt, dat hij er evenveel droeg als er dagen in het jaar zijn. Gedurende de eeuwen van vervolging zouden de Kristenen zich niet van klokken hebben durven bedienen, zoo als dat de Romeinen deden bij het aankondigen hunner bijeenkomsten; hoogst waarschijnlijk werden de geloovigen aan hunne huizen gewaarschuwd, wanner er gelegenheid bestond de HH. Geheimen te vieren. In het Oosten werden de Kristenen bijeen geroepen door het slaan met hamers op planken of metalen platen, of wel door middel van houten ratels en kleppen, zoo als nog in onze kerken op Witten Donderdag en Goeden Vrijdag gebruikt worden.



illustratie
WAAR BEN IK? NAAR MOSLER.


De liturgisten van de middeleeuwen zijn het met elkaar niet eens over het juiste tijdstip, waarop de Kristenen zich van klokken begonnen te bedienen. Over het algemeen wordt echter aangenomen, dat ten tijde van Constantijn de eerste klokken in eenige kerken verschenen; dat ten tijde van den H. Paulinus, bisschop van Nola (409-431), de klokken meer bekend werden en een grooten naam kregen, door het

[pagina 365]
[p. 365]

beroemde metaal van Campanië, waarvan zij vervaardigd werden, en dat onder het pontificaat van Sabinianus (604-606) zij hun invoering deden in de romeinsche basilieken, om de canoniale uren aan te geven. Alcuinus en Amalarius, die slechts vier eeuwen na dezen Paus leefden, spreken zeer uitvoerig over de klokken zonder den oorsprong er van aan den bisschop van Nola toe te schrijven. De H. Paulinus zelf heeft eene uitvoerige beschrijving nagelaten van de kerk van Fondi, welke hij had laten bouwen, doch maakt er geen melding in van klokken.

De eerste klokken, welke men te Constantinopel zag, waren die, welke de Venetianen in 865 aan keizer Michaëlis zonden, uit dankbaarheid voor diens verleende hulp tegen de Saracenen; maar het gebruik van klokken nam in de grieksche Kerk geene groote vlucht en hield geheel op bij de inname van Constantinopel door de Turken. In de grieksche kerken gebruikt men tegenwoordig cymbalen en tam-tams. Alleen de Armeniërs hebben altijd de klokken gebruikt, zonder ze echter te wijden.



illustratie
CROMWELL NA DEN SLAG BIJ MARSTONMOOR, NAAR E. CROFTS.


Veel vroeger waren de klokken in het overig Europa reeds bekend. Toen in 615 koning Clotharius de stad Sens in Bourgondië belegerde, begaf zich, volgens de overlevering, de bisschop Lupus naar de Stephanuskerk dier stad en liet de klokken luiden om het volk te verzamelen.

[pagina 366]
[p. 366]

Toen de vijand dit geluid hoorde, sloeg hij vol schrik op de vlucht. - Toen bisschop Rigobert van Rheims (omstreeks 700) twee klokken ontnomen waren, wist hij ze op bijna wonderbare manier weêr terug te krijgen, en Flodoard, die dit verhaalt, schrijft over het gebruik der klokken in de kerken als eene zeer gewone zaak. - Gelijktijdig waren ook in Engeland de klokken bekend, en het schijnt dat zij van daar naar Duitschland en Nederland zijn over gebracht, want in verschillende oude werken vindt men vermeld, dat klokken, in engelsche kloosters vervaardigd, hierheen werden gezonden. - In Spanje waar de Kristenen tot vóór 850 onder de moorsche kalifen vrij waren in de uitoefening van hun godsdienst, brak na dat jaar eene bittere vervolging uit, waarbij de kerken verwoest en de klokken vernield werden. De geschiedenis van deze vervolging leert dat men in het begin de klokken boven de daken der kerken hing, eene gewoonte, welke men nog na het ontstaan van klokkentorens op sommige plaatsen bleef volgen. Deze eenvoudige manier van ophangen der klokken duurde intusschen slechts zoolang als de kerken maar eene enkele klok hadden, wat tot de 8ste eeuw overal het geval schijnt geweest te zijn; zoodra men echter meer dan ééne klok begon te gebruiken, kon men de klokkentorens niet meer missen, welke in 't begin afzonderlijk op het dak der kerk, later naast de kerk geplaatst werden, om eindelijk in den gothischen stijl met geheel het gebouw organisch verbonden te worden.

Op de oude dorpsklokken ziet men altijd de namen van heeren en burchtvrouwen, hetzij als gevers, hetzij als peter of meter. Dikwijls vindt men ook alleen de familiewapens. Tegenwoordig worden de klokken gemaakt van koper en tin (78 deelen koper en 22 doelen tin). In de middeleeuwen had men veel ijzeren klokken. Indien men eenige schrijvers mag gelooven, zouden er in Japan gouden klokken zijn. Van de houten klokken der Egyptenaren spraken wij reeds.

Men heeft wel eens beweerd dat de zilverige klank van sommige klokken voortkwam van het zilver, dat door peter en meter in het smeltende metaal werd geworpen. De feiten, waarop deze veronderstelling steunt, zijn zonderling genoeg om hier vermeld te worden. Zoo als wij later zullen zien, worden de klokken voor de katholieke kerken gewijd of liever gedoopt en bij die gelegenheid ontvangen zij behalve een naam ook een peter en meter; in vroeger tijden was het dan ook gebruikelijk dat peter en meter bij het gieten tegenwoordig waren, bij welke gelegenheid zij eigenhandig eenig zilver in den oven wierpen, ten gevolge waarvan de klank der klok schooner moest worden; ten minste dit meende men. De klokkengieter wist echter wel beter en hij zorgde er dan ook wel voor dat het zilver niet in de klokspijs, maar in zijn eigen zak terecht kwam. Het gat in den oven, waardoor men het zilver wierp, liep in plaats van in het metaal, in eene afzonderlijke bergplaats uit, waar de klokkengieter het wegnam zoodra het gieten was afgeloopen.

Over het wijden der klokken spreken wij in een afzonderlijk artikel; een enkel woord over het liturgisch gebruik der klokken moge daaraan voorafgaan.

Het gebruik om de klokken te doen zwijgen van het Gloria in de mis op Witten Donderdag tot Paaschzaterdag is zeer oud. In eene breve uit de achtste eeuw wordt daarvan reeds melding gemaakt. Het zwijgen der klokken herinnert ons aan de ingetogenheid, welke wij gedurende die drie dagen hebben in acht te nemen. De oude liturgische schrijvers voegen daarbij nog andere symbolische redenen. De zwijgende klok herinnert ons aan de stilte van Jesus Kristus in het graf en de vrees der apostelen, die gedurende het lijden van den Zaligmaker zich niet durfden vertoonen in het openbaar.

In de capitulariën van Karel den Groote leest men dat destijds alleen de priesters het recht hadden de klokken te luiden. In de eerste kloosters der Benedictijnen luidde de abt de klok, terwijl bij de ongeschoeide Carmelieten de koorheeren beurtelings dit ambt waarnamen.

Het gebruik om gedurende de Elevatie van den hoogdienst de klok te luiden, klimt op tot Gregorius IX (1227-1241) en had ten doel de geloovigen, die niet in de kerk aanwezig waren, uit te noodigen, zich in den geest met de gebeden der aanwezigen te vereenigen. Op sommige plaatsen, bijv. te Keulen bestond dit vroom gebruik reeds in het begin der dertiende eeuw. In de oude engelsche kerken hing eene klok, Sancte genaamd, in het priesterkoor, welke klok bij de Elevatie geluid werd. Toen de Pausen in de middeleeuwen zich het H. Sacrament vooraf lieten dragen, had de witte muilezel, die de ciborie droeg, een klokske om den hals, welks geluid de geloovigen uitnoodigde om te knielen.

Het luiden van het Angelus is genoeg bekend om afzonderlijk vermeld te worden, terwijl de meeste gewoonten uit de middeleeuwen omtrent het luiden der klokken tot heden bewaard zijn gebleven.

Maar ook in het dagelijksch leven vervulden de klokken eene nederige rol. De kloosterklok van den Sint Bernard, die zoo menige verdwaalde reiziger het leven heeft gespaard, is onder deze wel het meest bekend. Vóór de uitvinding der vuurtorens diende de klok ook tot gids voor de zeelieden. Gedurende de Italiaansche oorlogen in de middeleeuwen, werden klokken op wagens meêgenomen; zij vervulden de rol van trommen en gaven het teeken voor het gemeenschappelijk gebed.

Ten slotte dienden we te spreken over de nog bestaande groote klokken. Dewijl echter reeds vroeger in dit tijdschrift deze zijn opgesomd kunnen wij volstaan met daarheen te verwijzen. Eene enkele klok, welke destijds nog niet gegoten was, namelijk de groote keizersklok van den Keulschen dom, mogen we niet vergeten. Zij is gegoten uit fransche kanonnen, buit gemaakt in den oorlog van 1870 en vervaardigd door den klokkengieter Hamm in het Frankendal. Niet minder dan 22 groote kanonloopen en ongeveer 100 centenaars tin werden daartoe gebruikt. Haar gewicht bedraagt 545 centenaars; zij is 4.40 M. hoog, meet 3.42 cent. M. in doorsneê en 10.85 M. in omvang. De klepel is 3.30 M. lang en weegt 800 kilogram. De klokmantel heeft eene dikte, beneden van 27 centimeters, boven van 10 centimeters, op de klok leest men het volgende rijmpje:

 
Die Kaisersglocke heiss' ich;
 
Des Kaisers Ehre Preis' ich.
 
Auf heil'ger Warte steh' ich;
 
Dem Deutschen Reich eisteh' ich:
 
Dass Fried' und Ehr'
 
Ihm Gott bescher!

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken