Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

[Nummer 23]

Onze gravures.

Charles Alexandre Lachaud.

De beroemde advokaat der parijsche balie behoort wel is waar niet tot België, doch zijn naam is hier zóó zeer ingeburgerd, dat wij denken onzen lezers aangenaam te zijn met èn zijne trekken, èn een woord over zijn leven op te nemen. Zijn afsterven laat in elk geval eene groote leemte tusschen de voorname redenaars van onzen tijd.

Lachaud was den 25 februari 1818 te Treignae (Corrèze) geboren, en na de rechten gestudeerd te hebben, liet hij zich inschrijven aan de balie van Tulle. Verwonderlijk! de befaamd geworden Madame Lafarge, geboren Marie Capelle, had gezegd dat als zij ooit een advokaat noodig had, zij den jongen Lachaud zou verkiezen, wiens schitterend spreektalent haar diep getroffen had.



illustratie
charles alexandre lachaud.


Die ongelukkige wist voorzeker toen niet, dat zij weldra dat bewonderd talent tot hare verdediging zou inroepen. Toen Madame Lafarge in 1840 beschuldigd werd haren man, een maître des forges van Glandier, vergiftigd te hebbeu en deze beschuldiging derwijze gewicht kreeg dat de weduwe werd aangehouden, werd ook de jonge Lachaud, hij was toen twee en twintig jaar oud, met de verdediging dezer zaak belast.

De aandacht was nu algemeen op den talentvollen pleiter gevestigd; hij verbond dan ook zijnen naam aan verscheidene Causes celèbres, onder ander aan het proces van Marcellange. In 1844 verliet Lachaud de provincie, vestigde zich te Parijs en huwde er Mej. Ancelot, dochter van het lid der Akademie van dien naam.

Was zijne faam reeds gevestigd te Parijs, zoo als hij wellicht dacht, toen hij, na de verdediging van Madame Lafarge, zijnen naam door al de dagbladen zag herhaald worden? Verre van daar. Lachaud werkte nog jaren vooraleer de plaats te bezetten, die hem voor de assisen van Parijs met recht toekwam.

In België kenden wij den grooten redenaar vooral, sedert hij hier voor het hot van assisen van Henegauwen, de verdediging op zich nam, in vereeniging van Mr. de Paepe, van den beschuldigden graaf de Bocarmé.

In Frankrijk was zijn naam in schier al de weerklank hebbende processen gemengd, dat van Mme Lemone, de Mercy, Troppman, en anderen niet uitgezonderd.

Een schrijver van talent zegt van hem dat hij gemakkelijk, natuurlijk en elegant sprak; zijne stem was indringend en sympathiek en oefende een wezenlijken invloed uit op den rechter en het auditorium. Lachaud stierf op zijn 63e jaar, voorzeker geen hoogen ouderdom; doch hij was een werkzame geest en had zijne gezondheid door eene onvermoeide studie aanzienlijk benadeeld.

Voor Frederiks doodkist.

Wij zijn in den aanvang dezer eeuw; Europa moest voor het wapengeweld van Napoleon I bukken. De vorsten waren op tegenweer gesteld. Pruisen, om meer dan eene reden, wilde echter een onzijdig standpunt, opzichtens den machtigen en alles overheerschenden Korsikaan, aannemen. Rusland was de groote aandrijver tot den te bieden tegenstand, doch het vermocht den ezaar niet Pruisen's terughouding te breken, toen de handelwijze van Napoleon zelven, opzichtens het niet eerbiedigen der gesloten overeenkomst, den trots van koning Frederik-Wilhelm kwam krenken.

Het fransche leger had het pruisisch grondgebied geschonden, en ofschoon de keizer dit feit, door een aan den koning gericht schrijven wilde verontschuldigen, beschouwde Frederik-Wilhelm het als eene tekortkoming aan het gegeven woord, riep zijn leger onder de wapens, stond de Russen, die tegen de fransche armee opmarcheerden, den doortocht van Silezie toe, stelde in een krachtig protest zijn goed recht daar en verklaarde zich van alle verbintenissen jegen Frankrijk ontheven.

Terwijl het pruisische leger naar de grenzen toog, deed Rusland eene poging om Pruisen voor het gemeenschappelijk bondgenootschap tegen Frankrijk te winnen. De czaar ijlde in de laatste dagen van october naar Berlijn, en reeds den 3 november 1805 werd te Potsdam een verdrag geteekend, waarbij Pruisen de bemiddelingsrol tusschen Frankrijk en de bondgenooten op zich nam.

Het was in die hachelijke omstandigheden dat, op een donkeren novembernacht, toen de straten eenzaam waren en het klokkenspel alleen uit den hoogen toren klonk, een eenvoudig hofrijtuig voor het portaal der Garnizoenskerk stilhield. De koster, door een fakkeldrager bijgestaan, wachtte de nachtelijke bezoekers en ging hen voor. De fakkelschijn danste fantastisch op de hooge pilaren der kerk, en de sporen aan de hooge laarzen der mannen, rinkelden op den vloer.

Achter het altaar hield de groep voor een traliedeur stil; deze werd geopend en men stond voor de doodkisten der pruisische vorsten. De groep bezoekers bestond uit Frederik-Wilhelm, den czaar Alexander, die aan de koningin Louisa van Pruisen den arm gaf. De twee laatstgenoemden gingen voorop; Frederik-Wilhelm volgde; Alexander trad naar de doodkist, welke tot rustplaats diende aan Frederik, door zijne vereerders bijgenaamd de Groote; hij kuste het konde metaal en knielde neer, de handen van het koninklijk paar samenknellend.

Er was daar, in tegenwoordigheid van dat graf, een bond op leven en dood gesloten, en Alexander I had zijn opgewondenheid en geestdrift meegedeeld aan den meer prozaïschen Frederik-Wilhelm en de schoone Louisa, wien tranen van aandoening over de wangen biggelden.

[pagina 178]
[p. 178]

Wat was het gevolg van dit verbond?

Twintig maanden later schreef men in de pruisische geschiedenis het woordeke - Tilsitt.

Het was daar dat, na den bloedigen slag van Friedland, Napoleon zegevierend zijn hoofdkwartier neersloeg en de russische prins Labanoff eenen wapenstilstand kwam vragen. Die stilstand werd den 21 verleend, doch zonder dat er spraak was van Pruisen, welk land Alexander aan de willekeur van den overwinnaar scheen over te laten. Hij was dus het theatraal bezoek aan het graf en den bond, in het aanschijn des doods gesloten, reeds vergeten?

De miskende koning vroeg dan ook een wapenstilstand in eigen naam, en Frederik-Wilhelm ging met koningin Louisa, den hofstoet der overwonnen vorsten bij Napoleon vergrooten. Den 25 juni had op de Niemen de befaamde bijeenkomst plaats tusschen Napoleon en Alexander. Men had dermate eene boot geschikt, zegt Viennet, dat de twee keizers, ieder langs eene tegenovergestelde denr en gelijktijdig, binnentraden.

Door de geopende deuren zag men een oogenblik den schitterenden franschen en russischen staf, in sloepen gegroepeerd. De deuren werden gesloten en de twee keizers bleven alleen. De koning van Pruisen werd slechts tot de tweede bijeenkomst toegelaten, en de drie souvereinen namen hunnen intrek te Tilsitt.

Daar zag Napoleon met spijt de schoone Louisa verschijnen, doch hij weerstond aan alle smeekingen, aan alle tranen. Frederik-Wilhelm werd meer dan eens in de nieuwe verdeelingen, die men van de kaart van Europa maakte, miskend en hij leerde andermaal dat het verbond op het graf, in de kerk en te middernacht gesloten, niet meer waarde had, dan of die overeenkomst in het duinzand geschreven ware geworden.

Een prijskamp van kanarievogels.

Drie jaar geleden had David Col eene groote schilderij in de Antwerpsche tentoonstelling, die de aandacht van elken kunstlief hebber boeide, en bij wien zij dan ook een glimlach van voldoening op de lippen bracht. Zij stelde een konkoers voor tusschen zingende kanarie-vogels, eene liefhebberij, die in Antwerpen nog altijd op een aanzienlijken voet gedreven wordt.

Men heeft de drift van den zoogezegden ‘duivenmelker,’ die van den ‘hanenvechter.’ die van ‘dahlia-kweeker,’ die van den ‘pronkappelteuler’ reeds meer dan eens beschreven; de meer vreedzame liefhebberij der ‘geëmailleerde kanarievogels’ verdiende zeker zijnen Conscience te vinden. In afwachting heeft de geestige David Col, die in het vinden van gelukkige typen soms voor Madou niet moet ten achter staan, de ‘kanarievogel-liefhebberij’ herhaalde malen verheerlijkt, doch nooit zoo gelukkig als in de hier meegedeelde gravuur.

Wat voor ons die schilderij nog des te aantrekkelijker maakte, was dat de schilder ons een kleine honderd jaar terugbracht en ons onze grootvaders in die onnoozele liefhebberij deed bewonderen. Het groot concours heeft plaats in eene ruime ouderwetsche herberg, met hooge zoldering en schilderachtigen trap. De muren zijn met vogelkooien behangen, zoo regelmatig geplaatst als een leger in slagorde, en op de geïmproviseerde tafel staat er een half dozijn vogels, die gewis om den eereprijs dingen. Zie rechts van u, aan den wand: daar zijn de zilveren prijzen, tot zelfs de prachtige penduul, ten toon gesteld.

De vier rechters, die voor de kleine gele kampers zitten, zijn juweeltjes van typen; de houdingen zijn meesterlijk weergegeven; de uitdrukkingen op de wezens gansch verschillend, doch gansch op het belangrijke werk gevestigd, waartoe zij geroepen zijn, terwijl de secretaris de uitspraken opteekent met eene stiptheid, die ons zou doen denken, dat hij eene protocol opstelt van eene gewichtige staatkundige gebeurtenis.

Prachtig van verwaandheid, een echte Baas Ganzendonk, is de knecht die met zijne lange gaffel gewapend, geroepen is om de kooien van den hoogen muur te heffen en ze beurtelings voor de heeren van het gerecht neer te zetten, terwijl wij door de antieke glazen deur der gelagkamer, een aantal schimmen en schaduwen van liefhebbers zien dwalen, die de uitspraak van den jury afwachten en nu nog zwetsen en wedden op de uitstekende hoedanigheden van hunne kleine zangers.

Heel dat tooneel ademt eene opgewekte stemming, en tot deze dragen de welgeschikte en goed gekozen bijhoorigheden veel bij. De gravuur van David Col's schilderij gaat nu door ons tijdschrift de wijde wereld in, en zal door duizenden en duizenden bewonderd worden, die het oorspronkelijk werk niet kennen. Wij brengen alzoo een verdiende hulde aan den schilder, die meer dan eens een ronden vlaamschen humor deed blijken.

De dwerguil.

Deze vogel, met zeer schoone pluimage, hoort vooral in de dennenbosschen van Duitschland thuis. In schoonheid, vlugheid en vroolijkheid wint de dwerguil het zeker van alle zijne uilenbroeders. Inderdaad een vroolijke uil is schier iets zonderlings! Deze vogel is niet grooter dan eene ekster; zelfs kleiner. Zijn gepluimt is bruingrijs, op de vleugels vindt men roodachtige witte plekjes en voor op de borst merkt men langwerpige zwartbruine vlekken. De pootjes zijn donkergeel, met scherpe klauwen gewapend en boven met haar bezet. Geel is de bek, en het oog dat een goudgelen glans heeft, is door een wit pluimen randje omzet.

De dwerguil wordt bij dage gezien, hetgeen zeker nog al vreemd is voor een uil, en hij maakt ook in het volle daglicht jacht op zijne prooi. Zelfs is het nog al karakteristiek dat deze vogel in 't geheel de schuwheid niet aan den dag legt, die men anders bij zijne soort ontmoet. Vindt hij een hol in eenen boom, door de specht verlaten, dan neemt hij er bezit van en houdt zich gewoonlijk in den hoogsten top van den donkeren den of dichten beuk op. Komt de winter, die de takken kaal schudt, en de uil daar boven, op zijne hoogste verdieping, het te koud vindt, dan daalt hij naar beneden en verblijft in de eenzame bergachtige streek. De veldmuis is zijn voedsel; doch niet zelden klauwt hij bij dage ook de onvoorzichtige, rondhuppelende musch vast. Men rekent dat die vogel twee muizen per dag knapt, en in dit geval neemt hij 700 à 800 stuks van die schadelijke dieren per jaar weg, ongerekend den tijd dat hij jongen heeft.

Volgens een blad zegt, kan men den dwerguil zeer goed tam maken, en hem zelfs even veel aardigheden leeren als de papegaai. Zoo had, - dat leest men in Brehm's Thierleben, - een houtvester zijn tammen dwerguil geleerd, hem 's morgens door zijn geschreeuw wakker te maken, en het diertje volbracht dit werk zoo regelmatig als de wekker eener klok.

Men vindt den dwerguil ook in vele andere landen van Europa en elders. In het zuiden van Frankrijk noemt men dien vogel buero-l'holi, olie drinker, omdat het volksgeloof beweert dat hij 's nachts de olie komt drinken, die in de kerklamp is overgebleven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken