Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een vrije dag.
Een eenvoudige maar ware geschiedenis.

In een somber, donker koopmanshuis had Philip Sanders zijne jongelingsjaren doorgebracht. Nu was hij in den herfst van zijn leven, had een talrijke familie te onderhouden, en nog immer bekleedde hij dezelfde betrekking.

Rustig, eenvoudig en schroomvallig was hij steeds geweest; hij had nooit verbetering van positie gezocht, maar verwacht, dat deze wel van zelf zou komen. Maar zooals het reeds voor twintig jaar geweest was, zoo was het ook nog heden; uit den stillen jongeling was een bedaarde man gegroeid, maar hij was en bleef kantoorbediende. Meer dan eenmaal had zich eene gunstige gelegenheid aangeboden, positie en inkomsten te verbeteren; nooit echter had hij het gewaagd den gestrengen gebieder, wiens blanke slaaf hij zoo lang geweest was, zulks bekend te maken.

Op zekeren dag echter trad hij eerbiedig voor hem.

‘Nu, Sanders, wat wilt gij?’

‘Ach, mijnheer Boons, ik dacht, u zoudt wel zoo vriendelijk zijn en mij, ik wil zeggen...’

‘Komaan, voor den dag er mee, wilt gij een voorschot?’

‘Neen, mijnheer Boons, ik zou slechts gaarne... Weet ge, Thomas Miller...

‘O, gij wilt verhooging van salaris?’

‘Neen, daarom te vragen zou ik nooit gewaagd hebben; maar Thomas Miller had een dag vrij...’

‘En zijn werk bleef liggen...’

‘Wij hebben dat allemaal geregeld, en ik ben zoo vrij u te doen opmerken, dat alle anderen verlof kregen en u onderdanigst te vragen, mij morgen een dag vrij te geven; het is reeds zoo vele jaren geleden ik niet meer uit de stad geweest ben en zou gaarne met mijne familie een uitstapje maken.’

‘Morgen? Morgen kan ik u niet missen; daar is geen denken aan.’

Teleurgesteld maar niet verstoord, verwijderde zich Philip; hij verzocht niet meer om een vrijen dag. Maanden achtereen had hij gespaard om het kleine uitstapje met zijne familie te kunnen bekostigen; maanden achtereen had hij er zich vooruit mee blijde gemaakt, en nu keerde hij ontgoocheld naar huis en bevool zijne vrouw alleen met de kinderen te gaan. Hij zelf begaf zich zonder morren aan het vermoeiende dagwerk en arbeidde in trouwe plichtsbetrachting van den vroegen morgen tot den laten avond.

Eenige weken later gevoelde hij zich ongesteld, en op zekeren dag miste men hem op zijn gewone plaats.

‘Waar is Sanders?’ vroeg de patroon.

‘Ik weet het niet,’ antwoordde een der bedienden; ‘misschien is hij ziek, hij zag er ten minste gisteren slecht uit.’

En hij was ziek, zeer ziek en de bezorgdheid voor zijn gezin drukte hem loodzwaar op het hart.

‘Morgen zal ik wel beter zijn,’ troostte hij zich zelven.

De dag echter die hem beterschap brengen moest, zou niet voor hem aanbreken. Om onkosten te besparen, wilde hij niet dat zijne vrouw een dokter liet komen en toen de pijnen ondraaglijk werden was het te laat.

De rijke koopman liet naar Philips toestand vernemen.

[pagina 292]
[p. 292]

‘Hij is erg ziek,’ boodschapte de loopjongen.

‘Ziek? Hij zal over een paar dagen wel beter zijn.’

‘De dokter geeft geen hoop meer,’ bemerkte de jongen hoofdschuddend.

Den volgenden morgen bezocht de heer Boons zijn trouwen bediende. De woning van den klerk was zeer armoedig en klein; hij wilde zijne kinderen eene goede opvoeding geven en daarom bleef hem niets voor de pronk over. Netjes en helder echter was het vertrek waarin juffrouw Sanders den onverwachten bezoeker voerde.

Philip bevond zich wezenlijk zeer slecht. Bij het zien van zijn patroon poogde hij te glimlachen en verzekerde hij wel weer spoedig den arbeid zou kunnen hervatten.

‘Maak u darover maar niet ongerust, Sanders, uw werk wordt intusschen gedaan. Houd uw rust en later zult ge de schade gemakkelijk inhalen.’



illustratie
aan boord, naar c. cap.


‘Neen, neen,’ beweerde de zieke, ‘ik kom spoedig, ik kom reeds morgen.’

‘Weet ge wat, Sanders, ik geef u morgen een dag vrij; vermaak u zoo goed mogelijk en denk niet aan werken, zoolang ge u niet sterk gevoelt.’

‘O! ik dank u,’ riep Philip verheugd uit, ‘het is mijn eerste vrije dag en ik verheug mij er over.’

Bij het heengaan vroeg de patroon inlichting omtrent den geldelijken toestand.

‘Wij hebben geen vermogen,’ antwoordde vrouw Sanders, ‘niettegenstaande al onze zuinigheid konden wij niets besparen.’

‘Uw oudste jongen is veertien jaar oud, niet waar?’

‘Ja, mijnheer.’

‘Hij kan in zijn vaders plaats treden, dat wil zeggen, wat het salaris betreft; voor het werk is hij nog niet bekwaam genoeg.’

‘O, mijnheer...’

[pagina 293]
[p. 293]

‘Reeds voor jaar en dag wilde ik het salaris van uw man verbeteren; hij echter herinnerde mij er nooit aan en zoo werd het altijd vergeten. Ik wil u het achterstallige uitbetalen.’

‘God zegene u...’

‘Ik verdien geen zegen voor iets wat ik verplicht was geweest reeds lang te doen. Neem intusschen voorloopig deze bankbilletten, opdat de ziekte van uw man u geen verdere zorg geve.’

En voor de verraste vrouw bedanken kon, was hij reeds verdwenen.

Snikkend ijlde zij naar haar man en vertelde hem den gunstigen ommekeer der zaken.



illustratie
op het kerkhof, naar wilhelm marc.


‘Hij was altijd een onbegrijpelijk karakter,’ fluisterde Philip; ‘deze handelwijze getuigt echter van zijn goed hart. En daarenboven heeft hij mij nog een vrijen dag gegeven. Ongetwijfeld ben ik morgen genoeg hersteld, om een uitstapje te maken.’

‘En zoo al niet morgen, dan toch zeer spoedig.’

‘Neen, morgen heb ik mijn vrijen dag; later moet ik aan den arbeid.’

‘Nu, wij zullen zien wat de dag van morgen brengen zal.’

Het Was een droevige morgen voor de arme familie. Den geheelen nacht lag de zieke in bewusteloozen toestand of wilde fantasiën en slechts één lichtstraal verhelderde den geest van den lijder: de beloofde vrije dag. Het

[pagina 294]
[p. 294]

vooruitzicht daarop verzachtte zijne pijnen, en gedurig bedankte hij zijn patroon voor zijne goedheid.

‘Morgen, Anna, morgen heb ik een dag vrij,... hoe gelukkig...’

De ijlhoofdigheid onderbrak zijn gedachtengang; op sommige oogenblikken echter keerde die gedachte altijd weer. En toen de vale schemering van den dageraad door de ruiten drong, richtte hij zich een weinig op.

‘Ha! de morgen breekt aan, Anna, ik heb mijn vrije dag. Het was een benauwde nacht; maar ik wist ja, dat het met het aanbreken van den dag beter zou worden. Wij willen naar buiten, onder de groote schaduwrijke boomen, waar wij voor jaren zoo gelukkig waren. Daar vinden wij frisch groen en bloemen en vogelen, en het zal voor ons zijn, alsof wij weer jong waren.’

Hij hield op; het snikken van zijn trouwe echtgenoote verbrak de stilte, zij buigde zich over den stervenden Philip.

‘Ja, Anna,’ begon hij weder en drukte liefdevol hare hand, ‘wij gaan naar buiten in de frissche, vrije lucht. O, wat ben ik verheugd met mijn vrijen dag. Kom, laat ons gaan... en... gelukkig... zijn!’

En de arme Philip had eindelijk zijn vrije dag... de vrije dag des doods. Treurend en snikkend omringden vrouw en kinderen het sterfbed: de dag die hem verlossing bracht, had voor hen slechts gejammer en ellende.

Er zijn hier beneden nog zoovele arme Philips. Ook voor hen zal eenmaal de vrije dag aanbreken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken