Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 313]
[p. 313]

[Nummer 40]

Onze gravures.

Kinderverhuis.

't Moet half maart zijn - de tijd van verhuizen. Wat de ouderen doen, doen ook de jongen. De jongen hebben de verhuiskarren door het dorp zien trekken, ofwel zij zagen misschien eene karavane landverhuizers, die het lieve vaderland vaarwel zegden omdat het hun als een egchel het beste bloed afzuigt, en ook wordt er ‘verhuizen’ of ‘Auswanderung’ gespeeld.

De zware kinderwagen is overdekt met kinderhuisraad: heel en gebroken speelgoed, alle bedenkelijke vodden en onbegrijpelijken rommel, die een tijd lang weggesmeten, nu weer door de jeugd voor den dag wordt gehaald en andermaal tot tijdverdrijf dient.

Het oudste zusterke zal den wagen voortstooten, het tweede draagt nog een armvol huisraad; de vlag, een uitgerafelde lap met een misschien heel wonderlijk koninklijk wapen in het midden, steekt op den wagen - en de oudste bengel, het hoofd der karavane, dient te gelijker tijd voor paard, voor kommandant en voor trompetter.

Heel de buurt zal weten dat men vertrekt, want de hoornklank zal kat en hond wakker maken. De kinderen zullen naar buiten komen gesprongen, de musschen zullen opvliegen en van de hoogte van 't dak de vertrekkenden gaê slaan; de haan zal, met de vleugels klepperend, de vlucht nemen; de honden zullen blaffen.



illustratie
kinderverhuis.


Maar wat nog het ergste van al zijn zal,

[pagina 314]
[p. 314]

't is de besmettelijkheid van het verhuizen, dat al de kinderen binnen eenige uren zal aandoen. Alles wordt spoedig bijeen gezocht in huis en, tot groot verdriet der moeders, voor den dag gehaald. Wie geen wagen heeft, neemt een asschebak en maakt er een sleê van; wie geen trompet heeft, draait een horen met het belastingbiljet van den hoogedelen-gestrengen heer ontvanger; wie geen vlag vindt, neemt moeders voorschoot; wie geen hond heeft om voor den wagen te spannen, zou het goedig kalf in 't gareel willen zetten. Heel de kinderwereld van het dorp verhuist, onder het zingen van ‘wij gaan naar Mexiko.’

Als nu de knapen en meisjes moê gespeeld zijn; als er hier of daar eene andere afleiding komt, laat men wagens en speelgoed staan en liggen waar het staat en valt, en de moeders moeten 's avonds het verhuisde weer binnen en de kleine trekvogels naar hunne dekens brengen.

De vuurtoren te Port-Saïd.

Sedert de doorsteking der landengte van Suez heeft dit deel der woestenij eene aanzienlijke verandering ondergaan, en deze laatste zal natuurlijk dagelijks grooter worden.

Als men het panorama der landengte van Suez nagaat, ziet men Port-Saïd liggen aan den ingang van het kanaal, in de Middellandsche zee, en ziet dus de vuurtoren met elektrick licht, waarvan wij hier eene afbeelding meededen, op zee uit.

Afzakkende heeft men rechts het meer van Menzaleh en Kantarn, links de puinhoopen van Pelusium; verder, rechts, het spoor van het oud kanaal van Neeos en eindelijk bereikt men door het kanaal van Suez, de waterkom en stad Rimsah.

Vandaar uit ziet men rechts het zoetwaterkanaal, uit den Nijl afgeleid. Voortstoomende komt men in de zoogeheeten Bittere Meeren, een halfronde waterkom, die de oude golf der Roode Zee vormde en in welke men, noordwaarts, de monding opmerkt van het oud kanaal, dat van daar uit naar het hooger gemeld zoet-waterkanaal liep.

Rechts van die kom liggen de steengroeven van Djebel-Geneffe, en lager loopt de weg van Kaïo; verder, landwaarts in, liggen op denzelfden kant de bergen van Attaka, waarvan wij in het volgende artikel spreken, terwijl links en aan den overkant van het kanaal, het Tih-gebergte zich verheft, dat zuidwaarts naar Sinaï loopt.

Uit de Bittere Meeren afvarende, bereikt men met eene lichte kromte eindelijk Suez en de reede van die stad, die aan den igang der Roode Zee is gebouwd; - alzoo ligt aan het noordelijk punt van het kanaal Port-Saïd, aan het zuidelijk Suez.

De bronnen van Mozes.

Men weet dat het Oosten in onze dagen het voorwerp is van veelvuldige studiën, niet alleen van wege de geloovigen, maar van de ongeloovigen. De eerstgenoemden willen door deze de gezegden bevestigen in het oud en nieuw Testament opgenomen; de tweeden hopen nog altijd eene tegenstrijdigheid op te sporen tusschen de woorden des Bijbels en hunne bevindingen.

De bronnen van Mozes werden reeds meer dan eens besproken en als de reizigers het tot nu toe over het getal dezer waterkommen niet eens zijn, en deze er vijf, een ander er twaalf, een derde er zeventien opgeeft, kan dit enkel geweten worden aan het al te oppervlakkig nagaan bij de telling.

Volgens de opgaaf van den ingenieur Conrad, een Nederlander, die zooveel bijdroeg tot het welslagen tijdens het graven van het kanaal van Suez, telt men twaalf bronnen: vijf groote en zeven kleine. Dit getal komt overeen met wat er in Exodus XV, vers 27 in de H. Schrift te lezen staat.

Het is op deze plaats dat, volgens de H. Boeken, Mozes en zijn volk God dankt in voor de redding uit de handen der Egyptenaars. Links ziet men de woestijn, begrensd door naakte en doodsche kalkheuvels; rechts strekt zich de watervlakte uit, daargesteld door de golf van Suez; en aan den overkant rijst het hooge Attaka-gebergte op.

Men ziet op onze gravuur dat er op die plaats eenig lommer bestaat. Inderdaad, bij de voornaamste bron is, door een rijk man van Suez, een klein buitengoed aangelegd, dat echter door de vernielzieke Bedouïnen niet geëerbiedigd, meer dan eens gehavend werd: zelfs, zegt een beschrijver der bronnen, enkel uit zucht tot vernielen.

Het geboomte bestond uit palmboomen en acazia's, met grijsachtig loof en witte bloesems; verder groeit er de ghoerkoed, een doornstruik met zurige vruchten, welke de hoedanigheid hebben zou het water der bronnen drinkbaar te maken, ofschoon dit niet als waarheid aangenomen wordt, evenals het wetenschappelijk onmogelijk is dat het manna van eene hier en daar in de woestijn groeiende plant, zou zijn voortgekomen.

Dr. Gramberg zegt over die punten het volgende:

‘Ook groeide er een kleine doornachtige struik, door de Arabieren ghoerkoed. genaamd, waarvan de zuurachtige vruchten het vermogen zouden hebben het bittere bronwater drinkwater te maken. De botanische naam der plant is nitraria tridenlata en Mozes zou deze plant hebben aangewend, om ondrinkbaar water bruikbaar to maken.

‘Eene fraaie onderstelling inderdaad dat de vruchten van eenige weinige nitrariaplanten, in deze woestijn aangetroffen, zouden hebben moeten dienen om aan een paar millioen dorstige lieden zoetwater te verschaffen en dat nog wel op een tijd, waarop de plant in bloei stond, namelijk op Paschen.

‘Dit moge ook gelden voor de moderne uitlegging der manna-voeding. In het lommer van Ayoen Moesa en verder op het schiereiland van Sinaï komt hier en daar een eigenaardig fijnbladig struikgewas voor, de tamarix gallica. Uit de dunne takken en twijgen sijpelt een wit, kleverig en zoetsmakend sap, dat bij opdroging een wit glinsterenden korrel vormt.

‘Het uittreden van het vocht uit deze plant wordt veroorzaakt door den steek van een insekt coccus manui parus, evenals de bij ons bekende galnoten op de eikenblaeren haar ontstaan aan den steek eener soort van wesp te danken hebben.

‘In de maand juni verzamelen de omwonende Arabieren deze korrels vóór zonsopgang, koken ze vervolgens op en kunnen de verkregen dikke massa dan gedurende een jaar en zelfs langer bewaren.

‘De in de geneeskunde gebruikt wordende manna, hoewel eenigszins gelijk in smaak, is echter afkomstig van een geheel ander gewas, namelijk van de fraxinns ornns of bloeiende esch. Deze in de woestijn voorkomende manna, door de Arabieren mon genoemd, zou, volgens de zoogenaamd rationalistische uitleggers der H. Schrift, den Joden tot voedsel hebben verstrekt gedurende hunne omzwervingen in de woestijn. Dat is alweer eene verklaring die geen steek houdt.

‘De plant, die slechts hier en daar in de woestijn voorkomt en alleen in de maand juni product afwerpt, zou gedurende veertig jaren een paar millioen hongerige magen hebben gevoed! Dit toch is eene ongerijmdheid, aanneembaar alleen voor hen, die alles met een beperkt verstand wenschen te verklaren en in niets de leiding willen erkennen eener hoogere Macht.’

Ziedaar eene klare en eenvoudige weêrlegging van die onwaarheid, die de hedendaagsche en holklinkende wetenschap, over de aanhalingen in de H. Schrift, ten beste geeft. Van die waarde zijn overigens al de opgaven dezer zoogezegde wetenschap: zij heeft de H. Schrift nog in niets kunnen omwerpen, en men staat verbaasd over de dommigheden, die zij uitbroeit om daarin te gelukken.

Wat het water zelve der bronnen betreft, de smaak is eenigszins brak en bevat nog al veel kalkachtige zelfstandigheden.

Gevaarlijke zitplaats.

Wij vroegen ons af toen wij dit plaatje zagen, of men hier een krokodillen-festijn had willen verbeelden. Inderdaad, die jager zit daar als was hij het middenstuk op eene tafel, rond welke een half dozijn gasten reeds hebben plaats genomen.

Een jager, die zich niet tevreden stelde met hier op weerlooze hazen en konijnen te schieten, was naar de zuid-oostelijke kust van Afrika getogen, om daar jacht te maken op grover en minder schuchter wild.

Zoo vertelt hij dat hij eens eene rivier was afgezakt in de hoop een nijl- of rivierpaard te ontmoeten, terwijl zijne vrienden op een ander deel van den stroom jacht maakten. Met een hemelsch geduld had hij op eene hoogte plaats genomen en wachtte daar zijne prooi af. 't Was zoel weêr en de stilte die hem omgaf, deed den jager Zachtkens indommclen. Eensklaps werd hij wakker en zag het half dozijn gasten, die rond de tafel hadden plaats genomen. Dat was nu juist geen vermakelijk tafel-tooneel.

Jules Verne vertelt in zijne Avontures de trois Russes et de trois Anglais een ongeveer dergelijk geval: Aan het eind van een soort van schiereiland, zat Nicolaas Palander onbeweeglijk op eene hoogte; hij zag niets, hij hoorde niets; hij had een potlood in de hand, een notitieboekske op de knieën en was gewis bezig met cijferen.

De geleerde Rus was op ongeveer twintig stappen afstand, bewaakt door eene bende krokodillen, die den kop uit het water staken. De vraatzuchtige dieren naderden van langzamerhand en konden hem in een oogwenk bemachtigen.

‘Laten wij ons haasten, zegde de jager; ik weet niet waarom de krokodillen wachten om hem op te eten!’

‘Zij wachten zonder twijfel tot dat hij zal gefaisandeerd zijn’ antwoordde Sir John.

Evenals in gemeld werk van Jules Verne, zullen hier de krokodillen wel op tijd en stond voor een paar geweerschoten verdwijnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken