Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 15 (1882-1883)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.13 MB)

Scans (1521.32 MB)

ebook (28.09 MB)

XML (2.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 15

(1882-1883)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 369]
[p. 369]

[Nummer 47]

Onze gravures.

De kaartspelers.

Drie liefhebbers van het kaartspel, en als vierde, de dochter der herberg, 't Moet de dorpsschoolmeester, de dorpssekretaris en de winkelier zijn - en hij die rechts zoo aandachtig, zoo scherp naar de kaarten van dezen laatste ziet, houden wij voor een rentenierenden deurwaarder. Spreken doen zij niet, neen! Al hunne aandacht is op de kaarten gevestigd. De schoolmeester aarzelt, maar de sekretaris, die tegenover hem zit, loert als een vos ter zijde. We zouden veel verwedden dat de schelm een rijken voorraad troef in de hand heeft, en hij met eene soort van barbaarsche gerustheid zijne tegenpartij afwacht.

De typen der spelers zijn zeer natuurlijk; ze zijn zelfs als gefotografeerd; doch diepe zin is er in dit tafreeltje niet te vinden. In het weergeven van innige denkbeelden en gevoelens zijn de duitsche kunstenaars de onze verre te boven; deze echter moeten op hunne beurt de vlag strijken in krachtig koloriet.

Hoe het zij, - en hier spreken wij in het algemeen - onze tegenwoordige schilderschool volgt meer en meer de verderfelijke fransche school, die eigenlijk slechts bestaat in het ruwe schetsen, terwijl zij integendeel, onovertrefbare meesters, in het genre vindt, tusschen de vlaamsche en hollandsche schilders van de XVlIe eeuw. Maar ook om deze te volgen, moet men op solieden grond bouwen en deze laatste ontbreekt in onze dagen, in het onderwijs der beeldende kunsten.



illustratie
de kaartspelers, naar p. putzeys.


De dagen der gewetensvolle genre-schilders zijn niet meer, zou men schier zeggen; men

[pagina 370]
[p. 370]

werkt in onzen tijd vlug - en slecht. Vele stukken kunnen den toets der Ware kritiek niet onderstaan en zullen ook, als de mode der tegenwoordige schildering zal zijn voorbijgegaan, niet veel hooger geschat worden dan onze oleografiën.

Van gansch die vracht genre-stukken, die er thans geleverd worden, zal er niets overblijven dan 't geen in waarheid, met wezenlijke kunstliefde, dat is met zorg gepenseeld en wat als ingegeven werd door de oudere meesters: dat is door het ware realism, door de natuur.

Ahmay, die tandpijn!

Bertel Kwikkelbeen is een politicus, een man, die tien of vijftien dagbladen per dag letterlijk van voor tot achter verslindt. Daartoe heeft hij dan ook ruimen tijd, want Kwikkelbeen is een rijk geworden ossenkooper, die vroeger altijd met vee omging en nu, van den vroegen morgen tot den laten avond, wandelt, al wandelende ‘gazetten’ leest, en daarna naar de herberg gaat, om daar zijne denkbeelden voor de ‘borrelende’ boeren en burgers uiteen te zetten.

Het geheim plan van Kwikkelbeen is, dat zijne aanhoorders een grooten dunk van hem zullen krijgen en dat zij hem eens naar de wetgevende Vergadering zullen zenden, of ten minste hem tot raadslid of burgemeester verheffen.

Wat Bertel vooral kenmerkt is zijn voortvarende geest. Voor niets - en daar klopte hij op de tafel dat deze dreunde - zou hij achteruit gaan, voor niets! Hij zou als hij von Bismark was - een nieuwe klop - die weerspannige bisschoppen doen dansen! Hij zou als hij czaar was - alweer een klop - die nihilisten tot groezelementen verpletteren! Hij zou, was hij nihilist - nogmaals een klop - dien czaar doen springen dat het kraakte! Hij zou, was hij onderkoning van Ierland - daar volgt een verschrikkelijke klop - die leren doen hangen! En was hij Ier - alweer een klop - hij zou al de onderkoningen met dolk en kanon naar de hel jagen!

Met een woord, Bertel Kwikkelbeen is als Prudhomme, gereed om op hetzelfde oogenblik de instituchons van zijn land aan te randen en tevens te verdedigen,

Kwikkelbeen gaat door voor een onversaagd man, spottend met hel en duivel, lachend met leven en dood, den brui gevend van smart en pijn. Niemand kan hem deeren, niemand zou iets tegen hem durven wagen. Men zou hem het hoofd van den romp kunnen trekken - en dit gedaan zijnde, zou hij nog ‘neen’ zeggen, als hij eens ‘neen’ gezegd had.

Eens zou Kwikkelbeen eene redevoering uitspreken, die eene omwenteling in stad en dorp moest teweeg brengen, die, zooals de politicus zelf zegde, ‘de torens op hunnen kop zou doen gaan staan en de tirannen, gekroonde en andere, het hart bloedig uit het lijf doen springen.’ Helaas! de mensch wikt - God - neen daar houdt Bertel Kwikkelbeen zich niet mee bezig! - het noodlot beschikt.

Op dien grooten dag had Kwikkelbeen wat een kind in de wieg, gelijk eenen ouderling, in 't hoekske van den haard, kan doen janken en stampvoeten: Kwikkelbeen had tandpijn. Alle middelen werden aangewend; niets mocht helpen. Ziet hem, beste lezer! Hij jankt en jammert en tranen als erwten zoo groot, rollen over zijue wangen. En wij die dachten dat Kwikkelbeen zoon'n hard en bloeddorstig mensch was!

Nu staat hij voor den tandmeester, die met een ijzeren instrument gewapend, gereed is om den kleinen plaagduivel te doen verhuizen, en de groote Kwikkelbeen word zóó klein als een schooljongen. Hij is bang, letterlijk bang en durft zich niet aan de operatie onderwerpen; van dan af was Bertel Kwikkelbeen als politiek man verloren.

De omstanders die hem voor een zoo stout en kloek man hadden gehouden, zien nu dat hij niets anders is als een groote blaffer, die zich door een armzaligen tand uit de baan laat knikkeren. Sic transit gloria mundi; zoo wordt een groot man door eenen tand onttroond! Men heeft Bertel Kwikkelbeen zien ‘grijzen,’ men heeft hem leelijke en belachelijke gezichten zien trekken; men heeft gezien dat hij bang was - van dat oogenblik is hij verloren, voor eeuwig verloren in de volkspolitiek van ons landeke.

De eerste zwaluw.

't Is in het voorjaar, dus waarmee alles herleeft, alles herbloeit - enkel de oude menschen, gelijk grootvader, worden niet jonger, niet levendiger. Neen, die worden allengs al rimpeliger, broozer, zwakker en sukkeliger. Wel schijnen zij, in hunnen geest, tot de kinderjaren terug te keeren, maar zij blijven toch altijd ‘groote kinderen’, die in alles bij de ‘kleine kinderen’ verre ten achter staan.

Grootvader is kindermeid geworden en hij heeft, evenals zijne kleinkinderen, een wezenlijk plezier in de lieve zwaluwen, die weer hun nest aan het oude huis zullen timmeren, om andermaal weg te reizen als de booze winter komen zal.

Als de kinderen groot zullen zijn en ter schole gaan, zal de verstandige schoolmeester hun van die schoone vogeltjes vertellen, die bij het aanbreken der lente, uit de verre landen herwaarts komen, in groepen van 100 of 200. Wanneer zij in groote massa's reisden, zouden de roofvogels immers schoon spel met hen hebben, en des te gemakkelijker eene groote slachting onder hen aanrichten!

Als de zwaluwen de Middellandsche Zee over zijn en de gebergten van Zwitserland en Frankrijk naderen, worden de groepen nog dunner. Daar, op die hooge toppen, wachten hun de arenden en valken, en 't is slechts als zij de bergen voorbij zijn dat zij zich weer vereenigen, om zich in alle dorpen en steden van ons land te vestigen.

Heeft ieder zijne plaats bij voorkeur? Voorzeker. De vogeltjes komen terug daar waar zij werden uitgebroeid en groot gebracht, niet zelden op dezelfde plaats waar het vorige jaar hun nest stond. Bij allen, oud en jong, is de ranke en vlugge zwaluw in onze gewesten welkom. Wij zien ze met genoegen weerkeeren; wij zeggen haar tot weerzien als zij, op 't laatst van 't jaar, zich op onzen dakrand in grooten getalle vereenigt en eindelijk de verre reis aanneemt.

Wij kennen twee soorten van zwaluwen: huis- en boomzwaluwen. De eersten nestelen boven in onze schoorsteenen, anderen onder een afdak, nog anderen in de holte van eenen muur, naast een oud anker, ja, soms komen zij wel binnen 's huis hun nestje timmeren. De boomzwaluw zoekt bij voorkeur een hollen tak van eenen boom, of wel plaatst haar nest tusschen de mik van twee takken, waar het wiegske hunner jongen tegen regen en wind beveiligd is.

De zwaluw legt 4 tot 6 eiers, broeit zeker tweemaal 's jaars, in de lente en in den zomer, en leeft van insekten die zij, in de breede bochten harer vlucht, behendig weet te vangen. Het getal insekten dat zij per dag verslindt, is overgroot. Van daar dan ook dat de zwaluw een nuttig dier is voor tuin- en landbouw.

Als grootvader dit altemaal eens kon vertellen aan de kleinen; doch hij is zoo oud, dat hij het weinige wat hij eens wist, reeds lang vergeten is. Trouwens hij heeft zich in zijn leven nooit om het ‘waarom’ en het ‘daarom’ bekommerd. Hij heeft gezien, gehoord en gevoeld zonder ooit tot eene uitlegging te komen; hij heeft geloofd, gehoopt en bemind - en altijd trouw gewerkt.

De opgravingen te Lara in Stiermarken.

In gemelde plaats heeft men, op een breeden voet, voorwerpen uit de dagen der romeinsche beschaving gevonden. Onder de belangrijke stukken, die machtig bijdragen tot het opbouwen der romeinsche samenleving, graafde men een relief op, voorstellende een zeer schoon hoofd, met omkranst voorhoofd, lokkige haren en sterk ontwikkeld in tressen gevlochten baard. De beeldtenis, die volgens dezen geleerde een Silenus- volgens anderen een Bacchushoofd voorstelt, moet een uit den muur vooruitstekend aanzetsel versierd hebben. De kop is met het eiloofblad gekroond, en dit op eene recht smaaken kunstvolle wijze. Hier en daar verschijnt tusschen het blad eene vrucht, niet ongelijk aan die van het eiloof. Men kan het over zekere beteekenis van dien gevonden schat niet eens zijn, als kunstvoorwerp betwist niemand zijne hooge waarde, en het doet andermaal zien, dat de beschaving in het tijdvak der romeinsche keizers reeds op breeden voet verspreid was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken