Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

In de prairien.
Het dagboek van een goudzoeker.

14 januari. - Onze weg, zoo schrijft de held in Frank Webbers werk, liep vandaag nog altijd langs den Gross-Timber. In de eerste vijftien mijlen gingen wij döor vette en weelderige prairiën. Herten waren er in overgroot getal. 's Avonds werd de grond oneffen, zanderig en begroeid met grof en mager gras. Wij zagen garische vluchten blauwe kraanvogels, die in gestalte wel zes voet hoog waren. Die vogels zagen er zonderling uit en liepen fier op de kleine aardhoogten heen en weer. Van tijd tot tijd lieten zij een ruw geluid hooren, dat in dezen droogen luchtkring, als een pistoolschot klinkt.

De plechtige en geheimzinnige gebaren, die deze vogels met hunne lange nekken maakten, intrigueerden den docter, die zijn karabijn laadde en verscheiden keeren poogde er een te dooden; maar wij hoorden de hagelkorrels op de veeren afketsen. 't Was of zij enkel veeren hadden, want hunne magere karkassen bleven ongedeerd. De docter zwoer dat zij uit enkel beenders, nekken en vleugels gemaakt waren, en bewoond waren door de zielen van overleden saletjonkers.

's Avonds kampeerden wij aan eene kleine bron, op den rand van het bosch, die door wilde dieren was troebel gemaakt. Het werd eene moeielijkheid om aan helder water te komen. De oude Hicks en Gallagher brachteri ieder een lekker veldhoen van de jacht mee terug. De docter knoopte den langen kam van den eenen vogel, voor eenen kwispel aan zijne muts vast, waardoor deze, in vereeniging van eenen wolfstaart, een pronkend aanzien bekwam.

15 januari. Wij ontmoeten aardheuvels; hier en daar groeit een zand-eik. De pijpen en holen der zandratten en aard-eekhoorns maken het voortstappen der paarden, die telkens in die diepten zinken, zeer moeielijk. Twintig mijlen in den omtrek was de grond, ten allen kante, door die dieren omgewoeld en overdekt met kleine heuveltjes, gelijk aan die de mollen maken. Ofschoon wij over millioenen hunner pijpen reden, zagen wij geen enkel dier; dit werd door den stap onzer paarden verwittigd en verdween intijds.

De docter was daarover zeer ontsticht; hij had tot nu toe niets gezien dan een dozijn staarten van diertjes die in hunne holen verdwenen. Hij bleef dan ook in de prairie achter, evenals een reiger die, in het midden van een vischrijken waterplas, naar prooi uitziet.

Toen de schemering gevallen was, kwam hij weer bij ons en meldde op plechtigen toon dat hij eene groote, eene buitengewone ontdekking gedaan had, die zijnen naam onsterfelijk zou maken bij de natuurkundigen. Die ontdekking bestond hierin, dat hij, na een uur stil op den loer te hebben gestaan, een van de eekhoorns met den kop had zien te voorschijn komen en alzoo bemerkt had dat die diertjes niet alleen staarten, maar gestreepte neuzen hadden.

's Avonds sloegen wij ons kampement in het bosch op, waar wij ruimschoots goed water vonden. Goed gras was zeer schaars te vinden en wij moesten onze paarden op een zekeren afstand van elkander plaatsen. Ferguson bracht eene schoone ree van de jacht meê. Op eenigen afstand lagen een troep kalkoenen te rusten. Dolphin Larrey en Gallagher snelden er op af; wij hooren het neervallen der vogels, even duidelijk den knal der karabijnen. De vogels waren vet en leverden een lekker gebraad op.

16 januari. Nogmaals dezelfde grond. Ik werd meer en meer overtuigd, dat de Gross Timber een werk van menschelijke hand is. De boomsoort is, van zoo lang wij door die onvruchtbare zandheuvels trokken, nog altijd dezelfde als in de weelderige prairie en aan den zoom der vruchtbaarmakende rivieren, hoewel de boomen hier niet zoo groot en zwaar zijn als ginder.

Het komt mij even onnatuurlijk voor, volgens bemerkingen in de natuurkunde, dat deze boomen op zoo'n grond groeien als dat eene beek eenen berg zou opstroomen. Zij moeten geplant zijn door een sedert lang uitgestorven volk, dat de onafzienbare vlakten heeft bewoond, en eene vaste grensscheiding wilde maken tusschen hen en misschien onrustige buren. Dat gedacht is heel natuurlijk in een land, Waar een totaal gebrek aan steenen is.

De docter meende dat de aard-eekhorens dat bosch zouden geplant hebben, als zij ten dien tijde slechts een weinig talrijker waren geweest dan zij nu zijn. De oplossing van dat raadsel is wel in staat andere hersens dan de zijne, iri verwarring te brengen.

Hier ontmoetten wij witte kraanvogels. 't Zijn prachtige dieren en grooter dan de blauwe. Audubon (een reiziger in het laatst der vorige eeuw) meende dat de blauwe kraanvogels jonge vogels zijn. Als dit zoo is, dan komt het mij zonderlijk voor dat zij veel talrijker, en te oordeelen naar de manier, waarop zij zich laten schieten, zonder gekwetst te worden, heel oud en taai moeten zijn.

De docter galoppeerde dien avorid als dolzinnig in het kampement rond; hij zwaaide een dood eekhorentje boven zijn hoofd. Het was hem gelukt er een te schieten, na uren lang op loer te hebben gestaan. De oude jagers hielden dit voor een heldenstuk, daar zij het zoo onmogelijk achtten een eekhorentje in 't gezicht te krijgen als een olifant in de wildernissen van Amerika. Wat de beestjes betreft, zij gelijken op de gewone bruine eekhorentjes, doch zij zijn zwaarder van lijf, de voorpooten zijn kort en sterk om het graven gemakkelijker te maken, en zij hebben inderdaad gestreepte neuzen.

De grootste grap van den avond was nogtans eene poging van den docter, die zijne insectenverzameling met eenen schorpioen wilde vermeerderen. Hij zag een stuk vermemeld hout, dat in het vuur ging geworpen worden en bemerkte dat een dezer dieren daar onder aan hing. Zonder te weten wat het was, nam hij het voorzichtig met de vingers er af, doch liet het, met een plotselingen sprong en een kreet van pijn, vallen.

Pijnlijk en zelfs gevaarlijk is de steek van deze dieren. Barry kwam hem met een waar wildemansmiddel te hulp. Toen hij den vinger van den armen docter greep, dacht ik dat hij hem ging afbijten; maar hij stak hem in den mond en begon er dapper aan te zuigen. Toen hij dit eene poos gedaan had, liet hij hem los, spoelde zijnen mond met water, en richtte zich daarna met een komiek lachen tot den verbaasden en nu van zijne pijn verlosten docter. ‘Niet waar,’ zegde hij, ‘zijn pootje was heet?’

Oogenblikkelijk uitzuigen is het gauwste en het werkdadigste middel dat men kent tegen den steek van venijnige dieren. Het vergift wordt alzoo opgezogen eer het zich met het bloed kan vermengen. Om dit te doen moet de chirurgijn veel moed hebben, en onder de blanken zijn er niet veel die dit durven. Wat de Indianen betreft, die doen het zonder zich een oogenblik te bezinnen.

De uitgezonden spionnen kwamen dezen avond laat terug met het bericht dat er buffels in het gezicht waren. Wij zullen morgen eene jacht hebben. Slecht water.

17 januari. De oude Hicks sloeg vandaag eene noordwestelijke richting in, zoodat wij den Cross- Timber, op aanzienlijken afstand rechts lieten liggen. De streek is heuvelachtig, doch eene vruchtbare prairie. Voor ons was er niet anders te zien dan eene uitgestrekte grasvlakte, die met den horizon ineen smolt. De groote doodsche vlakte maakte op mij een onbeschrijfelijken indruk. Hier kan men zich het bestaan van God duidelijk voorstellen.

Toen het middag werd, zagen wij de donkere linie van het bosch nabij den zuidelijken arm van de Red-rivier aan den gezichteinder. Op de vlakte bemerkten wij hier en daar zwarte plekken. Een paar uren later zagen wij dat het buffels waren, die in kudde en in dezelfde richting als wij, voorttrokken. Wij trokken echter de kudde op een mijl afstand voorbij, doch hadden geen tijd er jacht op te maken.

Wij reden gedurig voort, want Hicks zegde ons dat wij of de Red-rivier moesten bereiken of het water missen. Welkom gezicht! Een uur later zagen wij, bij het maanlicht, uit de donkere schaduwen van het bosch, het water stroomen. Wij wajren erg vermoeid; want van zonne-opgang zaten wij te paard en hadden veertig mijlen afgelegd.

18 januari. Heldere, schoone morgen! Wij werden wakker gemaakt door eene kudde buffels, die niet ongenegen scheen vlakweg over ons heen te marcheerern. Die dieren kwamen ons als heel onnoozel voor; zij drongen tegen elkander, brulden met snuivende neusgaten en stonden op geen honderd stappen van ons.

Het duunde een paar minuten vóór dat wij te paard zaten en in hun midden waren, onze geweeren op hunne harde huid afvuurden, terwijl hun vreesselijk gebrul, gehuil en gestamp den grond dreunen deed. Zelfs eene kleine troep van eenige honderden, zoo als hier het geval was, doet den grond daveren wanneer de dieren, door een grooten schrik bevangen, in galop de vlucht nemen.

Na eene dolle vaart van ongeveer twintig minuten, hield ik mijn paard in. Ik geloof dat ik mij in dien tijd aan de grootste dwaasheden schuldig maakte, niet alleen door het razend sporen, het schieten zonder doel, maar ook door verbazend te schreeuwen. Vóór dat ik mij omkeerde zag ik nogtans nabij de donkere voorbij snellende horens en staarten, de. gestalte van den docter. Zijn mantel waaide achter hem gelijk de staart der buffels, die rechtuit stak. Het was niet te ontcijferen of hij door de dolheid der buffels, of door zijne eigene dolheid voortgejaagd werd.

Ik was benieuwd te weten. waten, na zooveel schietens en schreeuwen, van de gedoodde buffels zou geworden zijn. Ik stond verwonderd. Dan begreep ik weldra dat bij eene wilde jacht, zoo als de onze geweest was, er weinig buit gemaakt werd. De jager moet zijn dier kiezen, en het vervolgen met schoten totdat het valt. Als een jager duizend schoten onder eenen hoop buffels, in vollen galop, lost, treft nauwelijks een enkel schot een dier.

Het schieten nu op dit dan op dat wild beest,

[pagina 28]
[p. 28]

was eene moedwillige poeier-vermorsing. Het vleesch hadden wij juist niet noodig; wij wilden ons eigenlijk slechts eens vermaken met de verrassing onzer verbaasde en niet heel behendige gasten. Ons kampement lag niet onder hunnen reuk en vandaar dat zij ons slechts bemerkten, toen zij dicht bij ons waren.

De oude Hicks, Gallagher en Terenz waren koel gebleven en wij kregen dan ook een lekker stuk buffelvleesch bij ons morgenmaal teeten. De docter kwam voor den dag toen het stuk gebraden was; hij kuchte en zweette van vermoeienis. Wat hem verwonderde was, dat van het half dozijn buffels, waarop hij zijn geweer had afgevuurd, geen enkel zoo beleefd was geweest te wachten tot dat men hem de huid had afgestroopt.



illustratie
voor den schilderezel, naar ringel.


Wij trokken over den zuidtak van de Red-rivier. De rivier was niet breed, snel en het water van eene donker bruine, roestachtige kleur. Deed men de oogen toe, dan smaakte het heel goed, De weg liep nu noordwestelijk over eene prairie, die deels verschroeid en deels met knotachtige boomen bezet was. In de verte zagen wij groepen dieren, die jonge herten geleken te zijn; zij vlogen als het ware, met eene wonderbare snelheid onder de boomgroepen door. Hicks zegde dat het antilopen waren; doch zij schenen zeer wild te zijn. Wij kampeerden bij eene kleine poel met vuil water.

19 januari. De prairie is vandaag meer vrij en open. Vóór dat wij de boomgroepen verlaten hadden, stieten wij op eene kudde van ruim vijfhonderd mustangs, of wilde paarden, die op eene vlakte, met jong gras bedekt, graasden. De boomen stonden zeer dicht en wij waren ze op een paar honderd stappen genaderd, toen een oude hengst door een gehinnik het teeken van waarschuwing gaf. Allen stonden dicht bijeen en met den kop omlaag; doch zoodra het teeken klonk, scheen het alsof er een zee van koppen en manen uit den grond opkwam. Een oogenblik bleven zij staan, wierpen eenen oogslag op ons en renden toen snuivend en tegen elkander botsend, voort. In minder tijd dan ik dit schrijf, waren zij onder de boomen verdwenen. 't Was of het schoon vegen der weide door eenen toovenaar gebeurde, zóó snel had dit plaats.

Ik zag dat zij, niettegenstaande hunnen schrik, van de boschjes verwijderd blijven. Zij schoten langs alle kanten door de openingen tusschen de boomgroepen, naar de vlakte. De mustang heeft een sterken afkeer van de bosschen. De boventoon onder hen was de witte kleur; verder zag men op dien witten grond plekken en teekenen.

De docter had nog een bijzonderen strijd met den ouden hengst, die het alarm gegeven had. Die sultans der kudde zijn vooral niet bang; zij blijven, terwijl hun verschrikt serail de vlucht neemt, tusschen dit en de vervolgers. Het is reeds meer dan eens gebeurd dat lasso-jagers in hunne aanvallen verhinderd werden, door dat die hengsten dwars over den weg liepen, naar de paarden sloegen en zelfs de jagers wilden bijten.

De docter zag den schoonen ouden hengst langzaam naar de bosschen draven, alsof hij half en half genegen was te gaan of liever in 't geheel niet; de docter liet zijnen mustang tot het wilde paard galoppeeren.

De mustang was nogtans sluwer en voorzichtiger dan de docter; hij vermeed de slaande achterpooten dan den ouden despoot, met eene zoo snelle beweging dat de docter het evenwicht verloor en uit het zadel tuimelde en zijn dierbare windbuks vallen liet. Had hij niet armen en beenen om den nek van zijnen mustang geslingerd, en dit met de kracht der vertwijfeling, hij ware op den grond gevallen. Deze, verschrikt, sloeg met vooren achterpooten en rende op ons aan, hopende daar bescherming te vinden tegen den hengst, die gedurig, met achteruit gestreken ooren, achter hem liep en hem bij iederen sprong in het achterlijf beet.

Alzoo bestormde hij het reisgezelschap; doch Gallagher vuurde zijne pistool op den hengst af en verdreef hem alzoo, terwijl de mustang met een onverwachten sprong, den docter over zijnen kop en te midden van onze paarden wierp. De schok bracht den mustang tot staan en de docter ging op zoek naar zijn geweer.

Wij bereikten eene uitgestrekte prairie, waar buffels in groot getal waren; ook antilopen, doch dezen waren zeer schuw. Eer zou ik echter een komeet binnen schot hebben gekregen dan dergelijk dier. De schuwheid der dieren, zegde Hicks, was hieraan toe te schrijven dat men in deze streek en in de laatste dagen, moest gejaagd hebben.

Aan genen kant der vlakte bereikten wij, vóór het vallen des avonds, eenlange rei boomen en hielden aan een klein, helder meir stil. Eiken, die eeuwen oud en altijd groen zijn, lieten hunne witte baarden van mos als eenen troonhemel over ons dalen. Wij sliepen in.

20 januari. Het wild was hier blijkbaar in groote hoeveelheid voorhanden, en wij besloten een nieuwen voorraad van gedroogd vleesch op te doen. Hicks, vier jagers, de docter en ik maakten ons bij het kricken van den dag gereed om de buftel- en antilopenjacht aan te vangen. De anderen van 't gezelschap bleven in het kampement om voor het vuur te zorgen, waarop het vleesch zou geboekaneerd worden.

[pagina 29]
[p. 29]

Weldra zagen wij drie buffels; de oude Hicks bracht ons onder hunnen wind, zoodat wij reeds dichtbij waren eer zij ons gewaar werden. Dan vingen wij eene wilde jacht over de vlakte aan. - Men staat verwonderd over de vlugheid van die dikkoppige beesten, 't Was of zij op ieder oogenblik op hunnen neus zouden stronkelen, want zij liepen met den kop diep naar den grond gebogen en met den staart rechtop; hunne pooten zijn lomp, stijf en hun loop waggelend; maar in eene minuut leggen zij eene onbegrijpelijke ruimte af.



illustratie
het koninklijk kasteel van cintra. (portugal.)


On hem in te halen, moet men een goed paard berijden, en als men geen goed ruiter is, wordt het moeilijk in 't zadel te blijven door de kronkelende bewegingen die zij maken. Jagen, zwenken, 't paard richten, het geweer afschieten, dit aan den eenen kant leggen, de pistolen ophalen, ze afschieten, een hoornstoot vermijden, achteruitgaan, laden, weer nevens het dier jagen, zoo dichtbij komen dat men den breeden, behairden rug met den tromp kan aanraken, nogmaals schieten, alweer wegrijden, nogmaals er op los gaan, opletten dat men de horens ontwijkt - bij dit alles mag men gelukkig zijn als het paard niet valt, als men niet over zijnen kop wegvliegt, als het brullende wangedrocht u het leêren vest niet openscheurt, u over zijn kop wegslingert, u kneuzingen en wonden achterlaat en gij met een dom oog uw paard ziet wegloopen.

En dit alles gaat met de snelheid van één mijl, in drie minuten afgelegd; men vliegt over

[pagina 30]
[p. 30]

kloof, berg op en af, en zoo drie of vier mijlen ver. Ook is de buffeljacht een afmattend werk. Wij velden een schoonen jongen stier. De stukken vleesch, het beste geschikt om te droogen, werden in de afgestroopte huid gewikkeld, aan het zadel gehangen en door een man naar het kampement gebracht.

Wij maakten ons ontbijt gereed, lieten onze paarden rusten, eer wij de antilopen zouden jagen. De docter was kloek geweest op de buffeljacht, met uitzondering dat hij beproefde om het dier zijnen mantel op de horens te werpen, om het aldus blind te maken evenals de stierenvechter in Spanje doen zou, en hij bij die kenmerkende gebeurtenis, schier door eenen stoot der horens van den buffel, zijn rijdier verloor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken