Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De stiefdochter.
(Vervolg.)

Het voorjaar kwam met zijn teeder groen, zijn vogelenzang, zijn zonneschijn, zijn geheele betooverende pracht. Het ruischte in de wateren van den gezwollen stroom, bezielde de doodsche heivlakte met een geheimzinnig, verborgen leven en tooide haar met nederige bloempjes en kruiden. Op de hoogste tinne van het slot stond Natalie en staarde verlangend de lichte wolken na, die door den dartelen wind gedreven, langs den diepblauwen hemel voorttrokken..... waarheen?.... ach, waarheen?....

Diep beneden haar klonk wagengedommel, paardengetrappel - een zeldzaam geluid hier! Daartusschen stemmen, eene vreemde mannenstem - een blijde uitroep - het was Elma!

Met een angstig voorgevoel boog de eenzame zich over de borstwering en zag naar beneden. Op het plein stond een sierlijke reiswagen stil, vreemde bedienden waren met de paarden bezig, een ranke, lange man stond daarnaast en hield Elma in de armen, die weenend en juichend tegelijk aan zijn hals hing. Juist verscheen de gravin op het voorplein; met een vreugdekreet, met uitgebreide armen snelde zij op den groep toe.

Natalie ging bleek en bevende van de borstwering terug. Hij was dus gekomen de lang verwachte, de gevreesde, de gebieder.

Zacht, op de teenen, als kon elk geluid, dat hare tegenwoordigheid verraadde, het onheil verhaasten, sloop zij den trap af naar hare kamer en sloot zich op alsof de voorgeschoven grendel haar bescherming en zekerheid kon verschaffen. Wat zou het naaste uur, wat de naaste dag haar brengen?!

Zij bleef uiet lang ongestoord. Juffrouw Haller verscheen om haar te verzoeken bij de gravin te komen.

‘Maar wat ziet ge er uit, kind?’ sprak de goede vrouw medelijdend, toen Natalie op haar kloppen de deur ontsloot, ‘het is alsof ge reeds drie dagen in het graf gelegen hadt. Zijt gij ziek?’

‘Neen, maar....’

‘Maar wat deert u dan? Het geheele huis is vol blijdschap, de jonge graaf is aangekomen.’

‘Ik weet het, juffrouw Haller! Het is juist...’

‘Zijt gij bevreesd voor den graaf; is het dat?’

Natalie knikte.

‘Gij hebt er geen reden toe, kind, waarlijk niet,’ troostte de vriendelijke matrone en streek haar liefdevol over de donkere lokken. ‘Onze jonge graaf is de goedheid zelve, eneen jonge dame - lieve hemel, men behoeft slechts jong en aardig te zijn om met de mannen aan te vangen wat men wil!’

Met deze welgemeende troostrede vatte zij het aarzelende meisje bij de hand en voerde haar den wenteltrap af. ‘Komaan! moed gevat!’ fluisterde zij haar toe, terwijl zij de deur van het salon opende en het jonge meisje haastig binnen schoof.

Erwin Detburg had een sterk vooroordeel tegen de onbekende gast van zijn huis meegebracht; hij kwam met het voornemen een scherp opmerker en in geval hij zijne ongunstige meening bevestigd vond, een streng rechter te zijn. Hij verwachtte half en half eene dier hedendaagsche emancipatie-zuchtige dames te vinden, die den eerbiedwaardigen teugel van vrouwelijke zedigheid en schaamte van zich werpend, op eigen hand beproefd had zich den weg door het leven te banen, en nu, wellicht na het mislukken van stouter plannen, het voorloopig geraden vond op den Detburg een toevlucht te zoeken. Hoe groot ook zijne achting voor het verstand en de menschenkennis zijner moeder was, had deze echter sinds vele jaren in volledige afzondering, van het gewoel der wereld verwijderd, geleefd, en hij meende, dat het een geslepen en slimme geluk- zoekster gemakkelijk gelukken moest, de goedhartige vrouw te misleiden. Daarom zag hij, als Natalie geroepen werd, met een zekere vijandelijke nieuwsgierigheid haar binnentreden te gemoet.

Toen zij echter voor hem stond in hare jeugdige schoonheid, schuchter en deemoedig aan de deur blijvende staan, de lange wimpers diep over de donkere oogappels geslagen - voelde hij bij dien aanblik als door een teoverslag, de wantrouwige koelheid uit zijn hart verdwijnen en eensklaps ontwaakte in hem de overtuiging, dat het den zoon zijner voorouders niet passen zou het gebogen riet geheel te breken, de hulpbehoevende uit den vrede zijns huizes te verdrijven.

Elma huppelde de vriendin juichend te gemoet. ‘Ziet gij,’ riep zij, in de handen klappende, ‘dat is nu Erwin! En, Erwin.... hier is mijne Anna!’ Zij vatte de weerstrevende bij de hand en wilde haar naar den broeder toetrekken.

Daar ging de graaf snel op haar toe. ‘Mejuffrouw,’ zegde hij, beleefd bwgende ‘gij zijt geen vreemde voor mij. De brieven mijner moeder, mijner zuster. van uwen lof overvloeiende maakten mij reeds met uwe aanwezigheid hier bekend. Ik bid u den broeder uwer vriendin eveneens niet als een vreemde te beschouwen.’

Ten hoogste verbaasd, nauwelijks hare ooren vertrouwende, hief Natalie de oogen naar het door de zon gebruinde gelaat van den jonkman op Met een bedeesde neiging, hevig blozende, geen woorden machtig, legde zij hare kleine bevende hand in zijn vriendelijk aangeboden rechterhand.

‘Zoo is het goed,’ juichte Elma, en viel haren broeder met stormachtige teederheid om den hals, ‘zoo wilde ik het hebben! Thans is de vrede gesloten en op den Detburg zal het een leven geven, zoo als men het niet heerlijker op aarde wenschen kan!’

En een zeer. genoeglijk leven ontwikkelde zich wezenlijk op den ouden, eerwaardigen burcht door den terugkeer van den jongen gebieder. Zijne levendige schilderingen der landen, die hij doorreisd, der groote steden, waarin hij vertoefd had, zijn goed gevulde schetsboeken boden de rijkste en aantrekkelijkste stof tot gezellig gepraat. Zonder er zichzelven rekenschap van te geven richtte de jonge reiziger in den regel het woord meer tot Natalie dan tot zijne moeder en zuster. Zijne beste bladen legde hij haar het eerst voor, vraagde bij alles het eerst haar oordeel en het kwam, ofschoon zij het slechts bang en schoorvoetend uitbracht, bijna altijd met de richting van zijn eigen smaak overeen.

En zoo was het ook, wanneer hij, hetgeen menigvuldig gebeurde, aan de studiën der beide jonge meisjes deelnam, meestentijds Natalie, met wie hij speelde en zong, las en teekende, terwijl hij zijne zuster, bijna al te veel voor haren leeftijd, als kind behandelde

Van haren kant voelde Natalie, hoewel zij de voorkomendheid van den jongen slotheer jegens haar voor niets meer dan als een vriendelijke en prijzenswaardige toegevendheid jegens de zijnen beschouwde, zich nochtans tot den innigsten dank voor dit opgeven van zijn vroeger vooroordeel verplicht. Daardoor ontstond echter een eigenaardige verhouding tusschen de beide jongelieden. Terwijl zij in bedeesde deemoedigheid tot hem, als tot haren beschermer, bijna haar gebieder, opzag, voelde hij zich met den dag meer geboeid door de echte vrouwelijkheid harer manieren en de betoovering harer schoonheid. Zij was hem een raadsel - hij kon de ongekunsteldheid, de eenvoudigheid harer verschijning, de meisjesachtige terughoudendheid harer manieren niet overeen brengen met de ondoordringbare geheimzinnigheid, waarin zij gehuld was. Maar eene stem in zijn binnenste zegde hem, dat er achter deze geheimzinnigheid niets kon schuilen, wat haar de liefde van een edel, rechtgeplaatst mannenhart onwaardig maakte.

Erwin Detburg had nog niet bemind. De verleidelijke schoonheden, die hij in de wereld ontmoet had, hadden hem koud gelaten. Hij droeg in het diepste zijns harten een ideaal van vrouwelijke zedigheid, schoonheid en beminnelijkheid met zich om, dat geen harer nabij kwam, en hij thans voor het eerst in de vreemde Zonder Naam verwezenlijkt geloofde. Hij gaf zich niet blindelings aan de ontkiemende genegenheid over, hij gaf daaraan geen voedsel in droomerige gepeinzen. Van jongsaf gewoon zich van al zijne indrukken getrouw rekenschap te geven, was hij zich ook thans van zijn gevoel volkomen bewust en overwoog hij met zeldzame helderheid des geestes de hindernissen, welke zijne geboorte en maatschappelijke rang - bovenal het ontzag, dat hij aan zijne moeder verschuldigd was - aan deze liefde in den weg stelden.

Zijne moeder had bij al hare groote en edele eigenschappen een gebrek, dat door opvoeding en omstandigheden zoo diep in haar vastgeworteld was, dat zelfs hare innige godsvrucht niet bij machte geweest was haar geheel daarvan te bevrijden, al had zij het ook gematigd - zij deelde de vooroordeelen van haren stand: zij bezat een hooge mate wan adeltrots Op den voorvaderlijken burcht van haar eigen oud geslacht geboren, had zij dien

[pagina 255]
[p. 255]

alleen verlaten om op het stamslot van haren gemaal over te gaan. Hier had zij hare jonge jaren gesleten hare kinderen opgevoed, haren echtgenoot begraven - haar geheele leven had zij in het oude slot doorgebracht, elke steen hier was een gedenkteeken der vroegere heerlijkheid van het ridderlijk geslacht, hetwelk voor nagenoeg duizend jaren deze muren opgetrokken had Zij blikte met trots op de lange rij der voorvaderen; zij verwachtte van den eenigen zoon, dat hij in den zin en den geest zijner voorzaten voor het voortbestaan van het huis zorgen zou Zij dacht niet aan de mogelijkheid, dat Erwin Detburg eene andere dan eene bruid van gelijken rang en stand zou kunnen kiezen Toen zij de hulpbehoevende vreemde in den kring van haar gezin opnam, kwam het in de verste verte niet bij haar op, dat deze in dit opzicht ooit een voorwerp van bezorgdheid voor haar worden kon.

Erwin echter kende zijne moeder. Hij kende ook haren vurigen wensch hem gehuwd te zien, en toen nu in de eerste dagen van mei een vloed van bezoekers het stille huis overstroomde, wist hij, dat zij dezen hierheen geleid had om hem gelegenheid te geven onder de dochters van den vaderlandschen adel met des te grooter gemakkelijkheid zijne keuze te kunnen doen Hij besloot dit plan geen hinderpalen in den weg te stellen en zich te gedragen naar de omstandigheden het zouden meebrengen. Hij hield op alles een nauwlettend oog gevestigd, hoofdzakelijk op Natalie.

De aankomst van talrijke vreemde gasten vervulde het jonge meisje met vrees, ja zelfs met schrik. Hoe licht kon niet door een ongelukkig toeval een ontdekking van haar waren naam plaats hebben. Zij hield zich zorgvuldig op een afstand, kleedde zich in de minst kostbare, eenvoudigste stoffen Onder het voorwendsel juffrouw Haller in de zorgen voor de verpleging der gasten behulpzaam te zijn, vermeed zij het den eersten dag zooveel het slechts mogelijk was, de gezelschapskamer te betreden Er kwam een eigenaardig bitter gevoel in haar op, terwijl zij den arbeid van eenen huurling verrichtte Zij was, toch door geboorte en stand gelijk aan al deze jonge dames, die in de aangename zorgeloosheid van het voorname leven geen ernstiger en zwaarder taak schenen te kennen dan die van hare aangeboren beminnelijkheid, hare oppervlakkige kundigheden, hare gezellige talenten in het Voordeeligste licht te doen uitkomen.

Des avonds droeg de gravin aan Natalie op de honneurs van de theetafel op te houden. Met angstig kloppend hart betrad het meisje de zaal waar de jongelieden bijeen zaten, terwijl voor de meer bejaarde heeren en dames in de aangrenzende vertrekken de speeltafeltjes gereed stonden. De eerste vluchtige blik, dien zij op den jeugdigen kring wierp, toonde haar Erwin als het middelpunt daarvan, als het voorwerp der algemeene opmerkzaamheid. Hij lachte en schertste en hield zich druk met de dames bezig. Natalie zag hem zoo voor de eerste maal. Hij was haar in den huiseken omgang veel ernstiger verschenen; hij had zich de rol van beschermer tegenover haar zoo bedaard laten welgevallen; zij voelde thans met plotselinge, stekende smart het onderscheid in zijn gedraging tegenover haar en die jonge dames, die in naïeverige, gehuichelde beminnelijkheid, onder scherts en gelach, zijne hulde als eene verschuldigde schatting aannamen!...

Zoodra het theedrinken afgeloopen was, trok zij zich stil, en naar zij meende onbemerkt, terug en ging naar hare kamer. Zij was op zich zelve boos over hare dwaze, ongerechtvaardigde misnoegdheid. Was er dan iets in hare positie veranderd? Was de gravin minder vriendelijk tegen haar? Was Elma niet als te voren hare zusterlijke vriendin? En Erwin zelf, was hij niet in wezenlijkheid onveranderd? Hoe vriendelijk was zijn lach geweest, als zij hem eene tas aanbood! hoe hoffelijk zijn toon als hij haar dankte! - Welke reden had zij zich zoo ongelukkig te voelen? Was het 't heimwee, dat haar zoo plotseling had aangegrepen? Maar tehuis was... Kozenski; at kon het niet zijn En zelfs, als zij den gehaatte wegdacht; met wezenlijke schaamte, met de oogen vol tranen perste zij zich zelve de bekentenis af, dat de scheiding van Erwin hare bitterste smart zou zijn. ‘Liever zijne dienstmeid,’ fluisterde zij, haar gelaat in het kussen der sofa verbergende, ‘dan meesteres te zijn waar hij niet is!’

Daar kwam Elma binnenstormen. ‘Waar blijft gij toch?’ riep zij. ‘Wat ik u bidden mag, kom spoedig beneden! Er zal muziek gemaakt worden en Erwin heeft verklaard slechts te willen zingen als gij hem begeleidt!’

Natalie sprong, bloedrood wordende, op. Hij wilde slechts zingen als zij hem begeleidde! - Zij wist, dat hij zich zeer goed zelf begeleiden kon; zij kon in zijn verlangen slechts het streven zien om haar in het gezelschap dezelfde plaats te doen innemen, die hij haar in den familiekring ingeruimd had. Hij bleef zijne rol als beschermer getrouw: hij dacht aan haar in den kring der aanzienlijken en blijmoedigen, hij wilde haar in dezen kring niet missen! - Deze streelende overtuiging gaf haar een soort van zekerheid. Zij volgde Elma zonder tegenspraak.

Aan de deur van het salon kwam de graaf haar te gemoet ‘Gij moogt hier niet ontbreken, mejuffrouw!’ zegde hij luid, terwijl hij haar de hand bood om haar naar de groep te voeren, die om den vleugel stond. ‘Mejuffrouw Anna Rode,’ ging hij, haar voorstellende, voort, ‘eene vriendin onzer familie, die sinds eenigen tijd de goedheid had mijne moeder gezelschap te houden...’

De jonge dames wedieverden met elkander om het blozende meisje op het voorkomendste te ontvangen; de heeren lieten zich door den graaf een voor een voorstellen - De stelling was veroverd.

‘Zij is, op mijn woord schooner dan al de overige dames,’ zegde een jong grondeigenaar uit de nabuurschap tot zijn vriend, een schilder uit Dusseldorp.

‘Schooner en toch geheel anders schoon,’ was het antwoord van den kunstenaar.

‘Zij ziet er joodsch uit,’ mengde een jonge zeer blonde gravin zich in het gesprek.

‘Wel mogelijk! genadige gravin!’ merkte de kunstenaar droog aan.

‘Genadige gravin,’ sprak Erwin, nader tredende, tot het blonde meisje, ‘mag ik u verzoeken? Mejuffrouw Rode is gereed.’

Natalie zat aan den vleugel. Erwin had de piano-compositie der ‘Hugenoten’ op den lezenaar gelegd en het groote duo in het voorlaatste bedrijf opgeslagen. De blonde gravin had een lieve sopraanstem, die wel voor kleine liederen maar volstrekt niet voor groote operamuziek geschikt was. Evenwel was deze haar stokpaardje en zij had er op aangedrongen het betreffende duo met den graaf te zingen. De muziek was voor haar te zwaar; zij raakte herhaaldelijk van den toon. Erwin zong zijne partij onberispelijk, terwijl hij zijne omvangrijke tenorstem met het oog op het zwakke orgaan zijner medepartij zooveel mogelijk matigde. Met geheime vreugde bemerkte hij hoe Natalie het gezang der blonde gravin door haar spel te hulp kwam en op de moeielijkste plaatsen de zangstem geheel begeleidde, zoodat het eigenlijk aan haar te danken was, dat het duo zonder stoornis gezongen werd.

‘Ik dank u,’ sprak hij zacht tot haar, terwijl hij het muziekboek van den lezenaar nam; ‘ik kende uw talent, thans ken ik ook uwe goedhartigheid. Nu echter wenschte ik tot vergoeding ook uwe stem te hooren,’ voegde hij er bij en legde de liederen van Mendelssohn gereed.

‘Om 's Hemels wil niet!’ sprak zij verschrikt. Elma echter had het verzoek haars broeders gehoord. ‘O! ik bid u, lieve Anna l'vleide zij; ‘doe het ter liefde van mij!’

‘En ter liefde van fluisterde Erwin, zoo zacht dat alleen Natalie's fijn gehoor de woorden vernam.

Na een kort preludium ving zij aan en nooit was hare stem schooner en krachtiger geweest dan in dezen stond, dat zij, alles om zich heen vergetende, ter liefde van hem, hare ziel in die woordenvolle klanken uitstortte.

De toehoorders luisterden stom, in menig schoon oog glinsterde een traan. De graa was naast de zangeres blijven staan. Toen zij geëindigd had, nam hij hare hand, zij voelde een oogenblik zijne lippen daarop.

Ontsteld en verward zag zij naar hem op; - zijn mannelijk oog rustte op haar met de volle uitdrukking der liefde. ‘Anna!’ fluisterde hij.

De valsche naam, van zijne lippen, riep haar met plotselinge, vlijmende smart haar geheelen toestand in het geheugen terug, dien zij in het bedwelmende gevoel van dit oogenblik bijkans hadde vergeten. Verbleekend trok zij hare hand uit de zijne terug en voegde zich bij het gezelschap, dat haar den uitbundigsten lof toezwaaide over haar talent.

Van dezen dag af was Natalie door het gezelschap als gelijke erkend. Doch hare positie was daardoor geenszins van de aangenaamste geworden. Van den eenen kant wedieverden de heeren met elkander om hare schoonheid, haar begaafdheden de schatting hunner ridderlijke hulde te bieden, van den anderen kant echter werd juist daardoor de ieverzucht der dames tegen haar opgewekt. Vooral kon de blonde gravin aan de vreemde de onvrijwillige zege niet vergeven, welke de liederen van Mendelssohn op hare operamuziek behaald had, zoo min als de opmerkzaamheid, die de jonge burchtheer aan de ‘gezelschapsjuffrouw’ zijner moeder betoonde.

Deze opmerkzaamheid had niets gemeen met de hoofsche galanterie, welke bij aan de overige dames bewees. Zoo doende verloor hij meer en meer het beschermende voorkomen, dat hij aanvankelijk in het verkeer met Natalie aangenomen had. Hoe meer de jonge graaf met zich zelven in het reine kwam omtrent de gevoelens, die zijn hart vervulden, hoe duidelijker hem het doel voor de oogen trad, waartoe deze gevoelens hem voeren moesten, des te waardiger en achtingsvoller werden zijne manieren tegenover het meisje, dat daarvan het voorwerp was. Hij luisterde naar elk harer woorden, voorkwam hare geringste wenschen en waakte er met de grootste zorgvuldigheid voor, dat haar elke verlegenheid, elke herinnering aan de afhankelijkheid harer positie bespaard bleef.

Voor niemand bleef dat onopgemerkt, en de blonde gravin, die met het bepaalde inzicht en de zekere hoop gekomen was om de hand van den schoonen, beminnelijken en rijken Erwin Detburg te veroveren, zag het eveneens - echter niet met de diepe smart, welke slechts een wezenlijk beminnend hart doorvlijmen kan - maar toch met ieverzuchtigen wrok. Te weinig begaafd echter om met de zoo onverwachts opgedoken mededingster den wedstrijd aan te gaan, nam zij een middel te baat, dat in dergelijke gevallen reeds dikwijls met twijfelachtig gevolg beproefd werd: zij sloot zich met schijnbare hartelijkheid aan Natalie, overlaadde haar inzonderheid in het bijzijn van den graaf met de teederste vriendschapsbetuigingen en week met beminnenswaardige indringenheid dikwijls dagen lang niet van hare zijde. Daardoor won zij, al ware het anders niets, toch zoo veel dat de graaf nooit gelegenheid vond een onbeluisterd woord met de gezelschapsjuffer te spreken.

Ook de gravin bespeurde met schrik en kommer de richting welke de gevoelens haars zoons genomen hadden. Maar zij was er verre van af de kracht dezer gevoelens, het besluit te vermoeden, dat meer en meer in het hart van den jonkman wortel schietend, deze heiligde. Het bedroefde veelmeer de godsdienstige en streng zedelijke vrouw diep, dat Erwin, haar Erwin, in staat was, voor hare oogen en voor die der jonge dame, in wie zij in het geheim reeds hare toekomstige dochter zag, een naar zij meende, lichtvaardige minnarij aan te knoopen met een jong meisje dat haar dierbaar was en onder hare bescherming stond.

De terugwerking, welke hare waarnemingen en de daardoor opgewekte ontevredenheid op haar gedraging tegenover Natalie hebben moest, vertoonde zich spoedig. Zij werd koeler, afgemetener jegens haar; haar toon nam soms een scherpte aan, die geheel ongewoon en verrassend was in den mond van de goedhartige, zachtzinnige vrouw; zij gelastte het

[pagina 256]
[p. 256]

meisje nu en dan iets te doen, wat anders door de dienstboden verricht werd.

Zoo kwam zij op zekeren dag in dekamer, waar het jongere gedeelte der gasten juist bezig was met het doorbladeren van Erwins schetsboeken De blonde gravin stond met de overigen aan een tafel, op welke verscheidene teekeningen uitgespreid lagen; toch wijdde de arme gravin daaraan slechts zeer weinig opmerkzaamheid. Hare lichtblauwe oogen vlogen veeleer met een uitdrukking, welke weinig met de zachte kleur overeenstemde, over de bladen heen naar Erwin, die met Natalie eenigzins ter zijde stond, druk bezig haar een der romeinsche gezichten uit te leggen, waarvan hij een zorgvuldig uitgekozen rijke verzameling bezat. Hij sprak met vuur, en zijne stem had dien morgen een bewogen klank, welken zij in het spreken met het beminde meisje dikwijls aannam, zijn oog was in plaats van op de schets met onuitsprekelijke teederheid op haar gelaat gevestigd. Het meisje mag dien blik gevoeld hebben; het bloed sleeg langzaam in hare wangen op, terwijl haar oog op het blad gericht bleef. Daar klonk plotseling de stem der gravin luid en gebiedend:

‘Anna,’ zegde zij, ‘ga in de groote zaal en sluit de zonneblinden. Naar het schijnt onderhoudt gij u zoo uitmuntend, dat gij al het andere er om vergeet!’

Het openzetten en sluiten der luiken en vensters was tot dusver altijd het werk der bedienden en der meiden geweest; het bevel was even nieuw als het verwijt onverdiend voor Natalie. Zij liet oogenblikkelijk het blad in Erwin's handen en ging stil naar de deur. Doch de graaf trad haar in den weg

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken