Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Adriaan de Brouwer en Craesbeeck.

In een vorig nummer zegden wij dat die namen als het ware bij elkander hoorden. Wij hebben de Brouwer's onstuimig en geestverkwistend leven doen kennen: laat ons nu Craesbeeck, den vroolijken en liederlijken bakker binnen leiden.

Het is door de geschiedenis erkend dat de Brouwer op het Kasteel gevangen heeft gezeten; doch de reden van die gevangenzetting kent men niet. Zeer juist merkt onze populair wordende geschiedschrijver Vanden Bran de op, dat die kerkering niet kon hebben plaats gehad voor schuld. In dat geval zou men den vroolijken de Brouwer naar het Steen hebben gebracht.

Op het Kasteel hield men niet anders dan Staats- en ook krijgsgevangenen, en volgens Vanden Brande veronderstelt, zal de Brouwer in den omtrek van het Kasteel hebben rondgesukkeld, en men zal hem voor een hollandsch spion hebben gehouden. De militaire overheid lachte destijds zoo min als nu en als men eens achter de tralies zat, was men nog zoo spoedig niet los.

Hoe het zij, het is tijdens die gevangenschap dat de Brouwer kennis aanknoopte met den bakker van het Kasteel, wanthet Kasteel had voor zijn garnizoen, bakker, herbergier, winkelier, enz. Er was zelfs eene kerk.

Joos van Craesbeek, zoon van een schepene van Neerlinter, geboren omtrent 1606, wasals bakkersgast naar Antwerpen gekomen en werd bediende in de bakkerij van het Kasteel, 't Was toen reeds een zeer losse, en zooals wij reeds zeggen, zelfs liederlijke kwant.

Den 22 januari 1631 trouwde Joos van Craesbeeck en na vele niet zeer stichtelijke gebeurtenissen, in de kerk van het Kasteel met de dochter van zijnen meester, met Joanna Tielens.

Zeven maanden later werd hij poorter van Antwerpen en hem werd toegelaten den bakkersstiel op het Kasteel uit te oefenen. Craesbeeck was een trouw bezoeker van de kantien van het Kasteel, welke door zijne tante werd gehouden, en toen Brouwer, door deze of gene reden, wij weten niet welke, meer

[pagina 252]
[p. 252]

vrijheid genoot en, altijd onder waakzaamheid, de kantien mocht bezoeken, was de vriendschap tusschen de twee drinkebroêrs weldra aangeknoopt.

Er lag echter in van Craesbeeck's geest een vonk te tintelen, die juist door de betrekking met de Brouwer moest aangewakkerd worden en zelfs helder ontgloeien: Craesbeeck schilderde.



illustratie
huiselijk leed, naar o. kirnberg.


Vanden Brande, wiens opzoekingen over onze vlaamsche schilders de volledigste zijn, die wij op dezen oogenblik bezitten, beweert dat de Bie faalt als hij zegt dat Craesbeeck het schietspaan tegen het palet verwisselde. Immers in 1634 werd hij aangenomen in de St Lucasgilde als kunstenaar, maar onder den dubbelen titel van ‘backer en schilder’.

‘Hoe zonderling het thans ook moge schijnen, zegt de verdienstelijke geschiedschrijver, drie volle jaren nadien was Joos van Craesbeeck nog altoos bakker, en van die kwaliteit is er alsdan ook enkel melding gemaakt in zijn testament, dat hij den 18 mei 1637 deed opstellen in zijn nieuw woonhuis en bakkerij, op den zuidhoek der Klooster- en Lepelstraat. De bakker-schilder mag derhalve gehouden worden als een wonder verschijnsel in de kunstwereld. Hij was reeds verre in ouderdom gevorderd, toen hij zich het eerst op de schilderkunst toelegde; en, ondanks dat de nood hem nog dagelijks aan den oven riep, werd hij toch een schilder, die tafereelen vervaardigde, welke door zijne tijdgenooten, en nog meer door de nakomelingschap, werden bewonderd Dat van Craesbeeck zijnen kunstaanleg niet van jongs af en niet regelmatig ontwikkelde, verraadt hij enkel soms in zijne teekening. Maar, evenals zijn meester, had hij de menschen van nabij leeren kennen en weerspiegelde ze recht schilderachtig en onverlegen in hunne volle natuurlijkheid. Daarbij bezat hij de hoofdhoedanigheid des schilders, de gaaf van het koloriet. Hij maalde zoo prachtig en warm van toon en zoo heerlijk van licht als de Brouwer; en, waar hij bonter kleurt, weet hij zijne krachtige tonen in de beste overeenstemming te houden. De bakker-schilder werkte soms zoo getrouw in den trant en den toon zijns meesters, dat

[pagina 253]
[p. 253]

voorname kunstkenners het niet eens zijn, of sommige schilderijen door de Brouwer of wel door van Craesbeeck zijn geleverd. Zoo bezit de Louvre het wat te zwart geworden of te donker gekleurd, maar anders toch prachtig Werkhuis van eenen Schilder, die eenen edelman konterfeit, terwijl vijf dienaars hem omringen, en dit gewrocht wordt sinds jaren beurtelings aan Adriaan de Brouwer of aan Joos van Craesbeeck toegeschreven.’



illustratie
huiselijk geluk, j. scheurenberg.


Behalve deze deelt de geschiedschrijver andere bijzonderheden meê over zijne schilderijen, die door kunstkenners dienen in acht genomen te worden.

De vriendschap tusschen de twee ‘wallebakkers,’ werd allengs al nauwer, toen eindelijk Craesbeeck aan de Brouwer voorsloeg ten zijnent te komen wonen. Dit beviel den laatste des te meer daar hij meer dan eens geen dak zou gevonden hebben.

't Schijnt echter dat dit inwonen aanleiding gaf tot huiselijk ongenoegen. Craesbeeck vermoedde dat de Brouwer niet zeer kiesch was in zijnen omgang met zijne vrouw. Waar of niet, de man wilde op zijne manier de proef nemen of zijne echtgenote hem nog beminde. Dit koddige geval vertelt Vanden Brande in zijne Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool als volgt:

Om te beproeven of zulks waar was, ontknoopte hij zijn wambuis en schilderde zich op de bloote borst eene afgrijselijke wonde. Ook zijn tempermes beschilderde hij met roode verf; dan strekte hij zich plat ten gronde en schreeuwde zoo gruwelijk, of hij den dood op de lippen had. Zijne vrouw kwam daarop naar boven gesneld. Toen hij haar wijsmaakte dat hij bij ongeluk in zijn mes was gevallen, begon ze te jammeren en de wond te kussen. Doch van Craesbeeck snauwde haar toe: ‘Nau ghij sottin, houdt u backhuys; ick en wel dat ghij mij lief hebt; ick en ben noch niet doodt!’

‘Het duurde echter niet lang, of Signor de Brouwer moest elders huisvesting zoeken. Daar hij nog altoos in kwade lakens stak, was het nog al moeielijk zulk eenen gast op te nemen. Den 26. april 1634 kwam hij toch in den

[pagina 254]
[p. 254]

kost bij den beroemden plaatsnijder Pauwel du Pont, die toen met zijne gade, Christina Herselin, in de Everdijstraat woonde, in het huis zijns schoonvaders, dat thans nummer II draagt. In ditzelfde jaar, dat onze Adriaan bij du Pont den kost zocht, trad hij met zijnen gastheer in de Sint Lucasgilde ook op als lid harer Rederijk-Kamer. Alhoewel hij nu 18 gulden betaalde, om aan de gezellige smul- en braspartijen der Violieren te kunnen deelnemen, toch mag men daarom niet meenen, dat zijn genie hem eindelijk de welverdiende schatten had doen vergaren, of dat hij van levenswijze veranderd was. Wel integendeel!

‘Op 12 februari 1635 is zijn nood ten top gestegen. Al zijne vroegere gedane beloften om zijne schuldeischers te voldoen, had hij weer in den wind geslagen. Het gerecht wilde zijnen ganschen boedel in beslag nemen; maar hij was doortrapt genoeg, om, dienzelfden dag, al wat hij bezat over te maken aan zijnen tafelheer Pauwel du Pont, wien hij ook al 225 gulden voor negen maanden mondkosten en 72 gulden van verschoten geld schuldig bleef Den Ien maart 1636 vinden wij Adriaan de Brouwer te Antwerpen in gezelschap van de beroemde Hollandsche schilders Jan Lievens en Jan de Heem.

‘In de rekening der Sint Lucasgilde van 18 september 1636 tot 18 september 1637 staat Adriaan de Brouwer nog aangeteekend als liefhebber van de Rederijk-Kamer de Violier, aan wier jaarlijksch feestmaal hij toen ook nog deel nam. Het was echter voor den laatsten keer. Korts nadien overviel hem de toen heerschende pest, welke hem uit het leven rukte in den jeugdigen ouderdom van slechts twee en dertig jaren. Het lijk van den ongelukkige werd op I februari 1638, in de kerk der Onze Lieve Vrouwenbroeders onder de aarde gedolven, terwijl niet minder dan zeven schuldeischers nog beslag legden op zijne geringe nalatenschap.’

Het ongelukkig einde van zijnen vriend en meester, die een der wonderlijkste figuren is in de rei onzer kunstenaars, bracht Craesbeeck niet tot inkeer. Hij was en bleef een liederlijk mensch, die zijn genie in kroeg en keet verbraste en in zijn huiselijk leven ook meer dan eens storm deed ontstaan.

Vrouw en kind waren dood; gebrek en schuld, waarschijnlijk, deden hem naar Brussel verhuizen, waar hij op 5 maart 1651 lid der St. Lucasgilde was. Korts na 1654 moet hij gestorven zijn Hoe is hij te Brussel overleden? Niemand weet in wat hoek of kant hij den geest gaf; maar belangrijk zou het zeker zijn dit te weten Het leven van de Brouwer en Craesbeeck is meer dan eens het onderwerp geweest van kluchten en blijspelen, doch geen enkel tooneelschrijver heeft er iets van gemaakt dat waardig is om gezien te worden.

Die twee figuren, twee Falstaffs met genie, zouden verdienen met scherper oog door een denkenden schrijver bekeken en voor den geest in het leven geroepen te worden.

De opzoekingen van den heer Vanden Brande zijn schier volledig. Wie weet of deze of gene leemtens niet worden aangevuld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken