Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene werkstaking.
Een bijdrage tot de geschiedenis van den dag.
(Vervolg en slot.)

IV.

De kogels der soldaten hadden maar al te goed getroffen: ‘vijftien dooden en dertig zwaar gekwetsten,’ luidde dienzelfden avond het policiebericht. Onder de laatsten bevond zich ook Hartman, die aan het hoofd der bende voor het huis van Engel reeds bij de eerste losbranding in de borst getroffen neergezonken was. Twee zijner kameraden hadden hem, om hem niet in handen der policie te laten vallen, ijlings opgenomen en naar huis gedragen.

Daar lag hij bleek en kermend op den armoedigen strooizak; de kinderen weenden zonder de geheele uitgestrektheid van het ongeluk te kunnen bevatten, terwijl de vrouw handenwringend naast den man stond. Tranen had zij niet, want al te groote droefheid kan zich niet in tranen lucht geven en slechts eenmaal klaagde zij: ‘Hendrik, wat hebt gij gedaan?’

De haren hingen den man sluik en nat over het bleeke voorhoofd, de oogen waren half gesloten en de handen woelden krampachtig in de oude deken.

‘Waar zijt gij getroffen?’ vraagde de vrouw, die te vergeefs beproefd had zijne kleeren uit te doen om zijne wonde te ontdekken. De tong van den gekwetste lalde zwaar en onverstaanbaar, maar de vingers der arme vrouw, die de borst betast hadden, waren met bloed geverfd.

Eindelijk verscheen de dokter, dien de kameraden van Hartman gezonden hadden. Met vereende pogingen mocht het gelukken den man in een zittende houding te plaatsen en zijn bruine kiel uit te trekken. De geheele borst was met bloed overstroomd. Na een vluchtig onderzoek verklaarde de dokter, dat de kogel in de borst zat, maar niet diep ingedrongen was en ofschoon de wond zeer ernstig was, kon hij haar niet volstrekt doodelijk verklaren; de kogel moest door eenig hard voorwerp zijne kracht verloren hebben. Bij bezichtiging der kiel van Hartman bleek, dat het schot deze en het in den zijzak stekende oude kerkboek doorboord had, waarmede de man ‘zijne pijp wilde aansteken.’

‘En zal mijn man er niet aan sterven?’ vraagde de vrouw ademloos.

‘Ik hoop hem te kunnen redden; dit boek hier was zijn beschermgeest.’

‘Groote God! ik dank U!’ riep de vrouw op de knieën vallende, uit, en sidderend nam zij het gebedenboek in de handen en drukte een vurigen kus op den doorschoten band.

[pagina 283]
[p. 283]

Alleen kon zij zich niet verklaren hoe het boek in den zak haars mans gekomen was.

De dokter verwijderde den kogel zonder veel moeite, verbond de wonde en bevool den zieke, die van lieverlede tot bewustzijn gekomen was, rust en kalmte aan.

De trouwe echtgenoote week geen oogenblik van het bed haars mans: zij verkoelde het koortsige voorhoofd en droogde de heete slapen; des nachts deed zij geen oog dicht en toen de zieke tegen den morgen in een lichte sluimering viel, richtte zij de vurigste dankzeggingen ten hemel voor den armen verdoolden en zoo wonderbaar bewaarden echtgenoot.

Ten gevolge van dit treurige voorval was de nood van Hartman's gezin ten top gestegen. Geen geld of geen geldwaardig voorwerp was meer voorhanden; de vader zwaar verwond en hulpeloos; de kinderen hongerig en koud en de moeder, wie al deze ellende op de zwakke schouders geladen was, leed voor zich zelve en in dubbele wijze ook voor de haren.

‘Ik heb zoo'n honger!’ klaagden de kinderen weer, ‘zoo'n grooten honger, moeder!’

‘Ik heb niets, kinderen,’ antwoordde de vrouw, nauw hoorbaar, terwijl een onbeschrijfelijk wee haar hart verscheurde; ‘gaat en vraagt om een stuk brood.’

De zieke wendde zich kreunende op zijn leger; eerst thans, nu de brandewijnroes van de laatste dagen voorbij was, trad het volle besef van zijn verschrikkelijken toestand hem voor den geest. De hongerige kinderen, de uitgeteerde vrouw met den verwijtenden blik, zijn aanmatigende taal tegenover den heer Engel, die altijd goed voor hem geweest was, de werkstaking en het woeste kroegleven, eindelijk de wanordelijkheden en de aanval op de fabriek, zijne verwonding en het te verwachten gerechtelijk onderzoek, dat alles was de uitkomst van de laatste veertien dagen en grootendeels zijn eigene schuld. Hij kwam tot erkenning van zich zelven en hiermede verdwenen ook de nijd en de afgunst, die hij tegen de werkgevers gekoesterd had en door de opruiende taal van den oproerkraaier Peters hoe langer hoe meer aangevuurd waren.

Hij kon het gezicht van zijne vrouw en kinderen niet verdragen, want het verweet hem bitterder dan woorden zijn onwaardige handelwijze: hij wendde het hoofd af en een dikke traan gleed langs zijne bleeke wangen.

Een kwartieruurs mocht hij zoo met zich zelven in het gericht gegaan hebben, toen hij zijne vrouw tot zich riep.

‘Anna,’ zegde hij met matte stem en een poging doende om haar de hand te reiken, ‘ben ik zwaar gekwetst, zal ik moeten sterven?’

‘Neen, Hendrik, stel u gerust, gij zult leven en genezen. De wonde is wel zwaar doch niet gevaarlijk!’

‘God zij gedankt!... En gij, Anna, vergeef mij het ongeluk en het leed, dat ik over u gebracht heb.’

Deze verandering in de gemoedsstemming haars mans maakte de vrouw overgelukkig.

‘Alles is u vergeven, beste Hendrik; het smart mij echter dat gij eerst door zulke harde beproevingen tot betere inzichten moest komen. Dank God, die u zoo wonderbaarlijk gered heeft, want zonder Zijne zichtbare bescherming leefdet gij niet meer.’

Hartman zag haar vragend aan; blijkbaar begreep hij den zin harer woorden niet.

‘Weet gij, Hendrik, waaraan gij uw leven te danken hebt?.... Aan het gebedenboek uwer moeder, dat door den kogel doorboord werd en zoo diens kracht brak.’

‘Anna, is het mogelijk! het gebedenboek mijner moeder? O, geef het mij, laat mij het dankbaar aan mijne lippen drukken!’

De vrouw reikte hem het boek toe. Terwijl Hartman het oude met bloed bemorste aandenken zijner afgestorven moeder sprakeloos en nadenkend in zijne bevende handen hield, stroomden overvloedige tranen van aandoening en dankbaarheid jegens de wakende Voorzienigheid uit zijne oogen.

‘Het boek heeft u voor den lichamelijken dood bewaard, Hendrik, moge het ook de veel verhevener kracht bezitten, u tot het geestelijk leven, het leven in het geloof en de godsvrucht terug te voeren.’

In plaats van alle antwoord drukte Hartman de hand zijner vrouw ten teeken van instemming.

Daar werd de deur geopend en de fabrikant Engel kwam binnen. Hartman was niet weinig verbaasd en verrast zijn voormaligen patroon voor zich te zien, en zijne vouw beschouwde hem met angstige en wantiouwende blikken.

‘Ik heb van uw ongeluk gehoord. Hartman,’ dus nam Engel vriendelijk het woord op; ‘hoe gaat het met u?’

De vrouw herhaalde de woorden van den dokter en deelde de toedracht van het gebeurde mede.

‘Dat is een hoogst merkwaardige redding,’ zegde de heer Engel; ‘dank God, die u zoo wonderdadig in het leven behouden heeft, Hartman; en gelijk de stof van het boek uw lichaam gered heeft, hoop ik, dat diens geest en inhoud uwe ziel redden mogen; dan is het gebedenboek uwer overledene moeder een dubbele bescherm-engel voor u’

‘Schenk mij vergiffenis, mijnheer Engel, schenk mij vergiffenis!’ smeekte Hartman diep geschokt.

De eens zoo herculische man weende als een kind.

‘Ik weet dat gij van nature goed zijt, Hartman. Gij waart steeds een door mij gewaardeerd vlijtig en knap werkman; alleen de gistende ontevredenheid en de ophitsingen van den gewetenloozen oproerkraaier Peters hebben uwe zinnen beneveld. Keer op den vroegeren weg van vlijtigen arbeid terug en het verleden zal vergeten zijn.’

‘Dank, duizendmaal dank!’

‘Ik weet het, bij den gestegen prijs der levensmiddelen is het lot der arbeiders, en dit niet alleen tegenwoordig, alles behalve benijdanswaardig; maar met geweld, met steenen, moker en petrool wordt dit kwaad niet verholpen. De sociaal-democraten zetten de werklieden slechts tegen de bezitters op tot zoolang hunne communistische denkbeelden tot uitkomsten voeren gelijk wij gisteren, helaas! beleefd hebben. Mogen deze treurige vruchten duizenden de oogen openen. Als gij hersteld zijt, Hartman, staat, naar ik vertrouw, een dubbel genezen man van het ziekbed op.’

Hij reikte den gekwetste de hand en ging heen na hem een spoedige genezing toegewenscht te hebben. Heimelijk had Engel een som gelds op de tafel gelegd en zich snel verwijderd om den dank der vrouw niet te moeten hooren.

‘Dat is zijne wraak,’ zegde deze tot haren man, hem het geld toonende; ‘nu kan ik u naar den eisch verplegen en kunnen de kinderen eten.’

 

Weinige weken waren verstreken. Op een wel kouden, doch helderen herfstmorgen verliet Hartman op den arm zijner vrouw leunende zijne woning om zijne eerste schreden naar de naburige kerk te richten. In zijne hand droeg hij het gebedenboek zijner moeder. Het oude doorschoten boek was zijn dierbaarste schat en hij had zich vast voorgenomen, alle dagen tot aan het einde zijns levens dit boek niet alleen in hooge eere te houden, maar zijne ziel er in op te frisschen, zijn geschokt geloof er in te herstellen en er den troost in te zoeken, die alle zwoegen en werken in de wereld niet schenken kan.

‘Ik heb gezondigd tegen God, de Kerk en het geloot mijner godvruchtige moeder,’ zegde hij onderweg tot zijne vrouw: ‘moge de Hemel het mij vergeven, voortaan zal het anders worden!’

In de kerk viel hij op de knieën en lang en vurig gelijk hij het sinds jaren niet gedaan had, bad hij dezelfde gebeden, die zijne moeder in tegenspoed en kommer gesterkt hadden en waarmee zij gelukkig en tevreden gestorven was...

En het werd anders met Hartman. Hij verzoende zich met zijn lot, dat hij door vlijt en spaarzaamheid veraangenaamde, hij vermeed de herberg, de dubbelzinnige kameraden en bovenal de sociaal-democratische woelgeesten en leefde enkel voor het welzijn van zijn gezin.

De machinenfabriek had de werkstaking en den storm gelukkig, zij het dan ook met offers en zware verliezen overleefd en de wielen snorden weer. Wanneer echter iemand Hartman, die hem vroeger gekend had, naar de oorzaak der verandering van zijn denk- en levenswijze vraagde, dan toonde hij trotsch en gelukkig het gebedenboek zijner moeder.

Een nuttige wenk voor gebruikers van petroollampen.

Wil het geval soms, geachte lezer, dat ge u bedient van een petroollamp, dan hebt ge zeker ook te klagen over het aanslaan van de buitenwand des oliehouders, of erger, zoo het een hanglamp is, over de druppels, die nu en dan op tafel vallen. Vanwaar de petrool op die niet gewenschte plaats? Voor zoover mij bekend is, is tot dusver nog geene goede oplossing van die vraag gegeven.

Er worden vele menschen gevonden, die meenen dat petrool overal doorheen dringt, door glas, door porcelein, door metaal enz. Zij dwalen. Petrool dringt wel in hout, niet in vaste stoffen.

Anderen nemen aan, dat het vochtig worden ontstaat door het afkoelen en neerslaan van den damp. Ook zij vergissen zich.

Wederom anderen schrijven het druipen der lampen, systeem Quentin, toe aan de capillariteit, waardoor de olie tusschen de beide buizen zoo hoog zou opstijgen dat zij door de binnenste buis kan afvloeien. De laatste bewering heb ik zelfs hooren staande houden door liê, die uitmuntend op de hoogte waren van de natuurkundige wetenschappen, en lastig werden, toen ik hun gevoelen niet deelde. Ook de laatsten dwalen.

Maar vanwaar dan die vochtigheid?

Lezer, ik heb langen tijd de werking van de petrool nagegaan en meen u de volgende oplossing, als de ware te kunnen meededen. Doch hebt ge ooit een zout (keukenzout, groenenvitriool, salpeter enz) tot verzadigens toe in water opgelost en dan het water laten verdampen? Beproef het eens, met salpeter gelukt de proef uitmuntend. Dan zult ge zien dat de salpeter tegen den wand van het glas opkruipt, over den rand naar beneden gaat en is er genoegzame voorraad in 't glas, zelfs nog over de tafel kruipt. Altijd zullen de wegkruipende deeltjes met elkander in verband blijven. Hoe die werking uit te leggen? Ik weet het niet. Men zou haast zeggen, dat de eene molecuul zich over de andere heen beweegt, om op de uiterste grens post te vatten.

Doch genoeg. Gij hebt het aangehaalde begrepen, of kunt het beproeven Het voorbeeld dient slechts om u aanschouwelijk voor te stellen welke de werking van de petrool is. Na een langdurige, aandachtige beschouwing meende ik ze daartoe te moeten terugbrengen. De deeltjes zijn onderling altijd min of meer in beweging. Het eene plant zich voort langs het andere of duwt het vooruit, en zoo klimmen zij opwaarts naar den bovenrand des oliehouders. Daar aangekomen, dringen zij door het gips, waarmee het onderste gedeelte des branders op den bol vastgemaakt is (gips is immers poreus) en zetten vervolgens hun uitbreidingsreisje op den buitenrand voort. Bij een hanglamp vereenigen zij zich aan de onderste punt en vallen als druppel neer. Eenmaal dat die waarneming was gemaakt, juister gesproken, eenmaal dat zij om gegronde reden was verondersteld, want juiste waarneming is moeilijk mogelijk, kwam de vraag: hoe die werking tegen te houden? Verschillende stoffen werden als barrikade aangewend, maar de petrool

[pagina 284]
[p. 284]

stoorde er zich niet aan. Eindelijk gelukte het iets te vinden, waardoor zij in haar loop werd gestuit. Het vet bezat dat vermogen. Maar niet alle vetten evenzeer. Bougie weinig of niet, varkensvet iets, rundervet beter, was redelijk goed. Ge kunt het zelf beproeven. Als uw oliehouder vochtig wordt, neem een koordje, dompel het in gesmolten was, en als het goed doortrokken is, bind het dan om het koperen stuk, d.i. aan het onderste gedeelte van den brander, wat aan den oliehouder is vastgemaakt, maar druk het zoo naar beneden dat het was overal den oliehouder van boven raakt. Ge zult zien dat uw lamp eenigen tijd droog blijft, dagen, of weken, of maanden, naar mate de hoeveelheid was in het koordje aanwezig.



illustratie
de horenfaizant, naar g. mützel


Hoe onwaarschijnlijk het ook is, uw lamp zal droog blijven, zoodat ge het stof er zelfs kunt af blazen. Misschien wordt het ‘uitbreidingsvermogen’ (op den naam valt, veel af te dingen, doch om 't even, als 't kind maar een naam heeft en gij hem verstaat) omgezet in oplossingsarbeid.

Met toepassing van bovenstaanden raad zult ge nog een vreemd verschijnsel zien. De petrool, een weinig boos in haar loop te zijn ge-

[pagina 285]
[p. 285]

stuit, geeft den moed niet op. Met hardnekkigheid stijgt zij opwaarts, en meer dan anders zal zij het pinneke en knopke bevochtigen, waarmee men de pit opdraait, zoodat van tijd tot tijd daaraan een druppel komt te hangen. Het spreekt vanzelf dat, heeft men het systeem Quentin, ook de binnenste buis boven van was moet worden voorzien, anders gaat de olie daarlangs naar beneden.



illustratie
het feest van den japanschen oorlogsgod te simoda, naar w. heine.


Draagt deze wenk uw goedkeuring weg, dan hoop ik over eenigen tijd iets mee te deelen over het bewaren van eieren en versche groenten. De proefnemingen zijn begonnen, 't Is slechts de kunst om de manier van bewaren zoo in te richten, dat zij in ieders bereik valt en er geen andere handen dan die der huismoeder daarvoor noodig zijn.

A.v.M.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken