Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Misdaad en vergelding.

II. De aanvang van den strijd.

Ten tijde dat onze geschiedenis een aanvang neemt, was Indië nog niet bij het engelsche rijk ingelijfd. Er bevonden zich daar veeleer slechts enkele en nog recht onbeduidende neerzettingen. Het geheele reusachtige land, voor zoover het niet onder inlandsche gebieders stond, behoorde

[pagina 286]
[p. 286]

veeleer aan de engelsch-oostindische handelmaatschappij. Deze oefende het eigenlijke oppergezag uit, en het engelsche rijk als zoodanig had rechtstreeks weinig met Indië te maken, al had het ook ontwijfelbaar het grootste belang bij de instandhouding der handelscompagnie; op het bezit van Indië toch berustte juist zijn voorspoed, zijn wereldhandel en derhalve ook zijne plaats in de rij der mogendheden.

De engelsch-oostindische compagnie nu hield gelijk een souverein een aanzienlijk leger onder de wapens, om haar bezit te verdedigen. Dit leger bestond voor ongeveer drievierden uit geboren Indiërs, die in eigene regimenten verdeeld maar van majoor af door europeesche officieren gecommandeerd werden. De mindere officieren waren Indiërs, doch stonden dezen altijd bij de Europeërs achter, al bekleedden zij een hoogeren rang: een indische overste salueerde een engelschen vaandrig. Ongeveer een vierde der troepen bestond geheel uit Europeërs en ook deze waren weer in eigene afdeelingen verdeeld.

Toen de groote opstand der Sipoys uitbrak, werkte deze onoordeelkundige afscheiding der rassen het oproer sterk in de hand, terwijl van den anderen kant de indische compagnie volledige troepencorpssen behield, waarop zij zich verlaten kon; maar deze vormden een zeer geringe minderheid.

Zulk een vertrouwbaar korps was de geheel uit Europeërs bestaande bezetting van Allahabad. Natuurlijk mocht deze niet meer verzwaktv orden, dan de verdediging der plaats veroorloofde en zoo bleven er slechts dertienhonderd man ter beschikking overig, waarmee een aanslag op Cawnpore zou uitgevoerd worden. Eene andere kleine colonne van omstreeks vierhonderd man onder majoor Renaud rukte eveneens daarheen op en zou op een vooraf bepaald punt zich bij generaal Havelock aansluiten. Bij de schaar van majoor Renaud voegde zich nog een compagnie koninklijke artillerie met zes kanonnen. Even zoo sloten zich de weerbare engelschen, die men onderweg rondzwervende vond, bij den troep aan. Deze werden bereden gemaakt en ingedeeld bij eene kleine afdeeling indische ruiterij, die geweigerd had met de opstandelingen gemeene zaak te maken. Men versterkte daardoor deze laatste schaar en maakte haar door de indeeling van engelsche strijdkrachten nog vertrouwbaarder.

De moeielijkheden van een tocht in Indiën zijn reeds door de natuurlijke toestanden van het land met de onze in het geheel niet te vergelijken. De tocht van zulke geringe legerafdeelingen stuit bij ons op hoegenaamd geen moeielijkheden, voor zulk een klein getal vindt men overal kwartier en proviand. Zelfs vervoermiddelen kan men eischen. In Indiën daarentegen moet men alles meenemen wat men noodig heeft en de trein van eene kleine legerafdeeling was dus ongemeen groot. De veedrijvers, voerlieden en allerlei slag van bedienden telden in den regel meer personen dan de geheele strijdmacht.

Zoo trok dan ook te Allahabad van elf uur af een onafgebroken karavaan van bepakte wagens, olifanten, trekdieren en dergelijken de oostpoort uit, waar den trein door daar geposteerde manschappen de in te nemen plaats aangewezen werd. Van een uur af verzamelden zich in alle stilte de troepen en namen dadelijk het gelid in, dat hun op marsch toekwam.

Tegen twee uur verscheen generaal Havelock met zijn staf, die veel meer officieren telde dan eigenlijk noodig was. Het behoorde dan ook tot de eigenaardigheden van het engelschindische leger, dat het over een groot aantal hoofdofficieren zonder werkelijk kommando beschikte en dit aantal werd thans nog vergroot door de officieren der oproerige sipoys-regimenten, die, voor zoover zij er het leven hadden kunnen afbrengen, in de naast bijgelegen neerzettingen de wijk genomen hadden.

De generaal beantwoordde stom de stomme groeten, hoorde de rapporten aan en zond daarop een adjudant naar de voorhoede om het bevel tol opbreken over te brengen. Alle schikkingen waren genomen; er behoefde verder niets naders bepaald te worden. Een opwekkende toespraak was ook niet noodig; deze is buitendien in het engelsche leger niet in voege en ditmaal inzonderheid maakten de gebeurtenissen alle opwekking overbodig Men wist toch, dat het naar Cawnpore ging, naar de residentie van Nena-Sahib, die huichelachtig de rol van bondgenoot der Engelschen gespeeld en daarna met een verwoedheid en bloeddorst zonder weêrga huis gehouden had. Het verdrag, hetwelk den vrijen aftocht der Engelschen verzekerde, had hij schandelijk verbroken en de weerlooze gevangenen, zonder aan zien van ouderdom en geslacht, onder de afgrijselijkste folteringen en ontberingen, gedeeltelijk doen ombrengen en gedeeltelijk naar Cawnpore terugvoeren. Wraakzucht daarover deed het hart van elken Engelschman gloeien; men telde de tegenstanders niet, die met twintig tegen een waren, maar men haakte er slechts naar met hen handgemeen te worden Nooit misschien is een schaar uitgetrokken, van welke ieder man persoonlijk van razender woede kookte, dan de dertienhonderd van Allahabad. En toenmaals had Nena-Sahib zijne laatste schanddaad, die alle vroegere in de schaduw stelde, de slachting der op grond van een plechtig verdrag teruggekeerde gevangenen, nog niet eens gepleegd.

Men kon slechts korte marschen maken, en zelfs deze moesten wegens de verschroeiende hitte in de vroegste morgenuren afgelegd worden; het grootste gedeelte van den marschtijd viel in den nacht.

Weldra deed zich ook een andere verhindering in het voortmarcheeren op. De voorhoede stootte op stroopende rebellen-cavalerie; er werden schoten gewisseld. Den 12 juni zag men sterke scharen rebellen in het front, terwijl de cavalerie den kleinen troep op de zijden verontrustte. Wel is waar maakten de dichte djungels (bosschen) aan beide zijden een rechtstreekschen aanval der ruiterij onmogelijk, doch waar een open plek was, zag men hunne posten, die verdwenen zoodra infanterie tegen hen oprukte. Het gevoel, geheel omsingeld te zijn, had wellicht een anderen troep neerslachtig gemaakt; de manschappen van Allahabad echter verdroot niets dan dat de vijand geen stand hield als zij naderden.

Zoo ging het eenigen tijd langzaam voort. De ruiterij, welke aan het hoofd der voorhoede reed, was reeds lang door scherpschutters vervangen, die zich beter konden dekken en in het boschachtige terrein meer konden uitrichten dan de ruiters De vijandelijke zwermen werden aanhoudend dichter en weken steeds langzamer terug. De scherpschutters compagnie had zich reeds meermaals genoodzaakt gezien hare reserve in de vuurlinie te doen voortrukken en het doordringende hoorngeschal, waarmede dat voortrukken gepaard ging, had steeds in de kleine colonne een groot gejuich verwekt; maar op deze vreugde volgde even geregeld teleurstelling, wanneer de krijgshaftige tonen verstomden, en meerdere elkander snel opvolgende salvo's verkondigden, dat de vijand den tegenweer had opgegeven en terugtrok.

Langzamerhand werd het open veld ruimer; het dal, waarin men tot dusverre voorttrok, verbreedde zich en daarmee week ook het bosch iets meer terug. De toestand, waarin men verkeerde, werd daardoor wel uiet veel beter, maar men kon nu ten minste het terrein iets verder overzien, hoewel de heuvelachtige bodem en zijne veelvuldige laagten overvloedige gelegenheid tot dekking aanboden. De linie der rebellen werd nu ook breeder en zij konden beter van hun grooter aantal partij trekken. Daarbij kwam nog, dat de bodem en met dezen de weg langzaam steeg, zoodat men gelijktijdig met het voortrukken ook bergop klimmen moest, een gesteldheid van den grond, die een ruiterijaanval bijzonder gunstig was.

Het duurde dan ook niet lang of men hoorde in de verte het schetteren der trompetten, en de signalen der scherpschuttershorens kondigden aan, dat men een treffen verwachtte. Een zwarte linie donkere paarden verscheen eensklaps in het strijdperk van achter een voor uitspringenden dichten boomgroep; zij zwenkte met de juistheid van een goed geoefenden ruitertroep en rende op de ver verstrooide tirailleurs toe. De horens riepen in 't carré en weldra verkondigde onafgebroken rollend geweervuur dat de vijandelijke troepen elkander reeds dicht genaderd moesten zijn.

Generaal Havelock hield zijn paard in en wierp een blik achter zich op het omgevende gevolg.

‘Overste Morton,’ bevool hij dan met ijskoude kalmte, ‘neem ons escadron en ga de scherpschutters te hulp.’

De aangesprokene sloeg snel groetende de hand aan den helm, raakte zijn paard even met de karwats aan en rende vooruit naar het bedoelde escadron dat stappend voortreed. Doch dadelijk werd dit anders. Men hoorde dreunende hoefslagen en daarna trompetsignalen, die den aanval blaasden. Weinige oogenblikken later was het vuur verstomd. De beide ruiterbenden waren met elkander handgemeen, vriend en vijand vermengden zich en het was der infanterie niet meer mogelijk onder deze menigte te schieten.

Weer eenige oogenblikken later zag men in de verte een donkere massa met ongemeene snelheid over een heuvel heen vliegen. In den morgenwind fladderden de witte burnoes der Indiërs, terwijl daarachter de donkere uniformen der Engelschen zichtbaar weiden. Hier en daar fonkelde de morgenzon op een getrokken sabel, zoodat het een felle bliksemstraal uit een donkere wolk geleek.

Havelock schoof den kijker, dien hij voor liet oog gehouden had, ineen en voor de eerste maal sinds het vertrek gleed een glimlach van voldoening over zijn ijskoud gelaat. ‘Majoor O'Neil, neem de derde compagnie en ga in het bosch op den rechterflank! majoor Waterfield met de vijfde compagnie op den linkerflank!

De beweging werd terstond uitgevoerd; van den kleinen hoofdtroep scheidden zich de nog kleiner afdeelingen af en weldra verdwenen deze, tirailleurs vooruitzendende, rechts en links in het bosch.

De maatregel van den generaal bleek voortreffelijk te zijn: weldra begon rechts en links het vuren; beide afdeelingen moesten dus op rebellen-troepen gestooten zijn, die daar in hinderlaag lagen en het gunstige tijdstip afwachtten om te voorschijn te komen.

Op dit oogenblik lieten zich ook enkele schoten in den rug vernemen en een officier kwam op een met schuim bedekt paard aanrennen om te melden, dat de tirailleurs der manschappen, die den trein moesten dekken, in het bosch op vijandelijke patrouilles gestooten hadden.

‘De toestand wordt ernstig,’ fluisterde een jong adjudant een ouder officier in het gevolg van den generaal in het oor.

Deze haalde de schouders op. ‘Het zal hier wel tot een beslissing komen,’ merkte hij koel aan. ‘De honden moeten te weten gekomen zijn, dat majoor Renaud zich bij ons aansluiten zal, en houden het voor verstandig den eenen na den anderen af te maken.’

Tegelijk nam hij een zeslooprevolver uit den zadeltesch en vergewiste zich, dat alle loopen geladen waren.

Een vernieling of wegvoering van den trein had voor de troepen in hun toestand gelijk gestaan met volslagen ondergang. Men was reeds bijkans zeventig mijlen van Allahabad verwijderd en in den omtrek was volstrekt niets te bekomen. Het land was grootendeels met djungles bedekt en waar open plaatsen waren, zou men hoogstens paardenvoeder kunnen vinden. De hier en daar verstrooide hutten waren door de bewoners verlaten en de rebellen hadden ze verbrand en alles vernield, wat niet meegevoerd kon worden. Het was zelfs twijfelachtig of men drinkwater zou vinden.

‘De cavalerie terug!’ riep de generaal een trompetter toe en deze liet terstond zijn signaal hooren, hetwelk na weinige oogenblikken in de verte herhaald werd.

Daarop wendde de generaal zich tot den officier die zooeven het rapport overgebracht had: ‘De treincolonne zal tot hier voortrukken en zich op den weg aaneensluiten! Mijne heeren,’ wendde hij zich vervolgens tot de nog om hem staande officieren, ‘ons hoofddoel moet

[pagina 287]
[p. 287]

thans zijn den trein te beveiligen, eer wij er weer aan denken kunnen om voort te trekken. Ik laat derhalve den trein in het midden nemen en naar rechts en links een zwenking uitvoeren, die onze vijanden voor het front drijven moet. Eerst moet echter een verkenning rugwaarts plaats hebben om ons te verzekeren, dat wij in den rug vrij zijn. Deze taak rust op de cavalerie, zoodra zij terugkeert. Geeft intusschen de noodige bevelen. Drie compagnieën rechts, drie compagnieën links in het bosch langs beide zijden over de hoogte heen! Blijft zorgvuldig met elkander in verbinding! Als wij voortrukken vormt de voorhoede het centrum en de beide zwenking-colonnes de vleugels. De beide compagnieën Hooglanders blijven hier ter beschikking.’

De officieren hadden de beweging, die de generaal commandeerde, goed begrepen, en het grootste gedeelte van den staf jaagde naar de betreffende afdeelingen, om ze te doen uit voeren. Reeds zag men van de eene zijde in de verte de ruiters in gestrekten draf terugkeeren en in den rug hoorde men het doffe rollen van de aankomende wagens.

Onder deze wagens bevond zich ook de lichtgebouwde jachtwagen des oversten Waterfield, op welke zijn lijfsbenoodigdheden gepakt waren. Op den bok zat de ons bekende maleische jongen, die de teugels vasthield en naast hem Ricardo, die den overste opal zijne tochten placht te vergezellen. Een rijknecht te paard, die nog een tweede rijpaard aan den teugel voerde, draafde naast den wagen

Onwillekeurig zagen zoowel Ricardo als Jim naar den overste, dien zij echter in de nabijheid des generaals niet ontdekken konden. Toch viel het Ricardo licht te vernemen, dat en waar de overste zich in het gevecht tegen de opstandelingen bevond.

Toen Ricardo zulks vernam, werd hij somberder dan hij den ganschen tijd sedert het vertrek geweest was Peinzend zat hij voor zich te staren, lette noch op de rondom rollende salvo's tusschen welke zich van tijd tot tijd het tromgeroffel van storm loopende colonnes liet vernemen, noch op de fluisterende bemerkingen van Jim omtrent de gevaren, waarin dë overste kon verkeeren. Zoo zat hij eene wijl met bevende lippen; daarop werd zijn aschgrauw gelaat vuurrood, hij greep naar de buks, die achter hem in den wagen stond, voelde aan den borstzak van zijn rok, blijkbaar om zich te verzekeren, dat hij ook van munitie voorzien was, verliet met een sprong den wagen en ijlde weg in de richting, waar men den overste vermoedde.

Voor Jim was enkel dit opwekkende voorbeeld noodig om Ricardo te volgen. De scherpe kris, het lievelingswapen van zijn volk, hing in een leeren schede om zijn hals. Daarmee wilde de knaap zijn meester, aan wien hij hartstochtelijk verkleefd was, te hulp komen. Tot dusverre had hem de strenge krijgstucht, die den voerliê verbood, hunne wagens te verlaten, teruggehouden; toen hij echter Ricardo zag wegijlen, was alles vergeten. Hij wist dat hij zich aan een wellicht strenge straf blootstelde, maar hij hoopte in de algemeene verwarring onbemerkt weg te sluipen en even onbemerkt weer zijne plaats te kunnen innemen. Hij wierp de teugels aan den rijknecht toe en eer deze begreep, wat dit te beteekenen had, was de knaap reeds tusschen de wagens verdwenen.

De Italiaan had intusschen een niet onbe duidenden voorsprong gewonnen. Jim zag nog wel welke richting hij insloeg; maar weldra nam het bosch hem op en onttrok hem aan Jim's oogen. Wel hadden het kraken der takken en het ritselen der bladeren den knaap tot richtsnoer kunnen strekken: maar daartoe ware noodig geweest, dat rondom hem stilte en rust geheerscht hadden, doch in het algemeene gedruis verloren zich natuurlijk de bijzondere geluiden. Zoo bleef er dus voor Jim geen ander middel overig om den weg te vinden dan dat hetwelk ook Ricardo moest aanwenden hij volgde het knetteren der geweren.

Weldra vond hij intusschen in het bosch ook andere sporen; waar eene schaar van twintig tot dertig mannen door het dichte kreupelhout gedrongen was, waren gras en kleine struiken platgetreden, takken afgerukt en hier en daar ook een lap van een uniform blijven hangen. Voor het instinkt van een natuurvolk zijn zulke kleine teekenen duidelijke wegwijzers. Met verwonderlijke vlugheid en behendigheid drong de knaap vooruit en al nader en nader klonk het kraken der schoten. Naar zijne berekening moest hij Ricardo reeds ingehaald hebben; want het was toch niet goed aan te nemen, dat deze zich een eigen weg door den djungle banen zou, terwijl er reeds, een gemaakt was, die hem daarbij regelrecht naar de engelsche troepen voeren moest. Maar reeds zag Jim de roodrokken door de boomen schemeren en van den Italiaan ontdekte hij nog geen spoor.

Hij kwam nader. Het was een deel der compagnie, welke de overste in het bosch gevoerd had. De soldaten stonden met het geweer bij den voet op een kleine open plek in het bosch en vormden de reserve voor de verder uitgezonden tirailleurs. Nochtans moest de keten zich in de nabijheid bevinden, want de lucht was reeds met poeierlucht bezwangerd. De overste was niet daar ter plaatse; de hoofdman der compagnie voerde het commando over de reserve, terwijl gene zich in de vuurlinie bevond.

De bij de officieren goed bekende maleische knaap ontmoette niet de geringste moeielijkheid om zich bij zijn heer te mogen vervoegen. De geheele linie trok langzaam vooruit. De door generaal Havelock bevolen beweging begon zich reeds kenbaar te maken; want ter rechter- en ter linkerzijde hoorde men een aanhoudend knetteren der geweren.

Toen de knaap den overste in het oog kreeg, stond deze juist zoo hoog op een heuvel, dat hij over den top kon heenzien. Zoo scheen hij de bewegingen van den vijand waar te nemen, terwijl de tirailleurlinie voor hem reeds de helling afklom die hij zelf nog bereiken moest Dicht bij hem stond de trompetter, die den toom van het rijpaard des oversten aan zijn arm had hangen

Plotseling zag Jim den overste beide armen in de lucht uitslaan en zich met razende snelheid meermalen omdraaien, zoodat de aan diens pols hangende sabel suisend in een kring door de lucht vloog. Dan deed de overste een sprong en stortte neer. De trompetter sprong toe om den overste in zijne armen op te vangen.

Met een kreet van ontzetting snelde de knaap toe en wierp zich op den overste, die met uitgebreide armen en verglaasde oogen op den rug lag Deze hevige uitbersting van droefheid duurde slechts een oogenblik. Jim richtte zich op de knieën op, schudde wild met het hoofd en monsterde zorgvuldig den achter hem liggende omtrek.

Hij scheen met zijn onderzoek ontevreden. Hij mompelde eenige onverstaanbare woorden, liet den overste liggen gelijk hij gevallen was en stormde met groote sprongen naar den zoom van het verder achterwaarts staande dichte kreupelhout. Daar begon hij zorgvuldig struik voor struik te doorsnuffelen, bezag nauwkeurig den bodem en de lage planten, die hem dekten, maar ook de uitkomst van dit onderzoek scheen hem uiet te bevredigen.

De handelwijze van den knaap was in het oogvallend genoeg; evenwel gaf er niemand acht op, alle opmerkzaamheid was veeleer op het gevecht gericht. Er was dan ook eigenlijk niets ongewoons gebeurd Wanneer twee troepenafdeeltngen tegenover elkander in het vuur staan, vallen er dooden en gekwetsten, van alle kanten knallen schoten: een kogel had zijn doel bereikt!

Midden in zijn onderzoek hoorde Jim de takken kraken, alsof iemand zich met moeite een weg door het onderhout baande. Ricardo verscheen aan den zoom van het bosch en snelde, toen hij den overste op den grond uitgestrekt zag liggen, op dezen toe. Op het oogenblik dat Ricardo zich buiten het bosch vertoonde, begonnen Jim's oogen van een onheilspellend vuur te flikkeren. Hij hield zich achter een boomstam schuil en bespiedde in stilte alles wat de Italiaan deed.

De omgeving was in dat korfe tijdsverloop geheel veranderd De linie was voortgerukt, de oudste officier had bij de tirailleurs het commando op zich genomen en de trompetter, die nog steeds het paard van den overste aan den toom voerde, had zich te zijner beschikking gesteld. De open plek was door allen verlaten, alleen de doode overste lag tegen de helling uitgestrekt. Ricardo knielde naast hem, en achter den boomstam stond de Maleier, die op al zijne bewegingen nauwkeurig acht gaf.

De Italiaan onderzocht het lichaam met de grootste zorgvuldigheid. Hij voelde diens pols, rukte de uniform open en legde het oor op diens borst om te hooren of het hart nog klopte; daarop keerde hij het lichaam om, zoodat het op de borst kwam te liggen en nu eerst ontwaarde het scherpe oog van den knaap dat het bloed zeer langzaam uit een wonde in den rug zijpelde. De Italiaan onderzocht de plek, waar de wonde was, betastte het lichaam er om heen en nadat hij blijkbaar tot gerustheid gekomen was, sprong hij op en greep naar zijne buks. Met een trap bracht hij het lijk weer in den vorigen toestand en verliet daarna met een lach op de lippen, met fier en opgeheven hoofd het tooneel van den strijd.

Reeds was hij dicht bij den zoom van het bosch genaderd, als zijn gedraging plotseling veranderde. Zijn gelaat nam eene uitdrukking van diepe droefheid aan, hij leunde met het hoofd tegen een alleenstaanden boom en hield den neusdoek voor de oogen. Zoo stond hij eenige minuten als in felle smart verzonken, doch sprong eensklaps terug als had hem iets doen schrikken. Tegelijk brak een kleine afdeeling roodrokken door het kreupelhout te voorschijn, en Jim hoorde nu hoe Ricardo met al de gebaren en uitdrukkingen van de hevigste smart den officier den dood des oversten meedeelde

De dokter der compagnie, die zich bij de afdeeling bevond, spoedde zich dadelijk naar het lijk, maar hij behoefde er slechts een blik op te werpen, om overtuigd te zijn, dat menschelijke hulp hier niets meer kon baten. De hooge rang echter, dien de gevallene bekleed had noopte hem de wonde naauwkeuriger te onderzoeken; hij stond evenwel spoedig op met de woorden: ‘De kogel heeft den ruggegraat verbrijzeld; de dood moet oogenblikkelijk geweest zijn.’

De afdeeling had eenige minuten gewacht en marcheerde daarop verder. De officier zond Ricardo naar den staf van den bevelvoerenden generaal, om te melden, dat de overste Waterfield gevallen was.

Na verloop van omstreeks een uur keerde Ricardo met eenige manschappen van den trein terug, om een graf voor den overste te graven. Dezen liefdedienst meende men hem te moeten bewijzen. Meevoeren kon men het lijk niet, en als men het wilde begraven moest het spoedig geschieden; anders werd het een prooi der roofdieren.

Toen Ricardo ter plaatse kwam, trad hij onthutst terug: het lijk was niet meer in den toestand, waarin de dokter het verlaten had. Deze had, om de wonde te kunnen onderzoeken, de uniform op den rug opengesneden; nu was de snede veel vergroot en daarbij waren er meerdere diepe sneden in de wonde zelve zichtbaar. Het was, alsof iemand in de wonde gewoeld had. Wat hier gebeurd was, bleef voor den Italiaan een raadsel, dit echter stond bij hem buiten twijfel, dat hier iets gebeurd was.

De manschappen van den trein gaven geen acht op deze bijzonderheden. Zij maakten een kuil en legden er den overste in. Het knetteren der geweren, waaronder zich plotseling snel opeenvolgende donderslagen van zwaar geschut mengden, was het eeresalvo op het eenzame graf des krijgsmans Een der mannen bond twee dunne takken in den vorm van een kruis aaneen en stak dit aan het hoofdeinde van het graf in de versch omgewoelde aarde; daarop verlieten allen de plek om zich weer bij de colonne aan te sluiten.

(Wordt vervolgt.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken