Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Misdaad en vergelding.

II.
De waterfields.

Weinige minuten na de zoo even geschilderde voorvallen meldde Harry den markies Ricardo di Lughini aan, die dan ook zonder een uitnoodiging om binnen te treden af te wachten, den bediende op den voet volgde.

De markies was niemand anders dan onze oude bekende Ricardo Pocca, dien wij aan de boorden van den Ganges gezien hebben en die zich onder den hoogklinkenden naam en titel van een markies di Lughini aan sir Archibald voorgesteld had.

Deze voorstelling kostte hem niet veel moeite. Uit de menigvuldige hem ten dienste staande papieren van de hand des gevallen oversten viel het hem gemakkelijk een aanbevelingsbrief aan sir Archibald op te stellen, die het algemeen karakter van het handschrift des oversten droeg. Een deskundige zou wellicht het bedrog ontdekt hebben; maar hoe zou men hier op de gedachte hebben kunnen komen? De vreemdeling zocht niets anders dan een uitgangspunt. Hij had een aristocratisch voorkomen en fijne manieren en verklaarde zijn aanwezigheid op de eenvoudigste manier van de wereld: hij was naar Engeland gekomen gelijk hij naar Indiën gegaan was: het was de zucht om vreemde landen en vreemde zeden te zien. In Indiën had hij met den overste Waterfield kennis gemaakt en als deze hoorde, dat hij overzee naar Engeland wilde terugkeeren, gaf hij hem het schrijven aan sir Archibald mee, met het verzoek, dezen zijne groete over te brengen. De zeeweg voerde toch over Engeland en de markies was voornemens daar eenige weken te vertoeven, waarna hij den Rijn en Zwitserland bezoeken en dan naar huis terugkeeren wilde.

Dat alles liet zich goed hooren en de gastvrijheid van een engelschen landedelman, zelfs al verkeerde deze in bekrompen geldelijke omstandigheden, liet niet toe, dat men den van zoo nabij aanbevolen man de deur wees. Op den aanbevelingsbrief moest veeleer de uitnoodiging volgen, zich voor den duur van zijn verblijf in Engeland als de gast van sir Archibald te beschouwen.

Ricardo nam dit voorstel na eenig tegenstreven aan en reeds de naaste dag bood hem overvloedige gelegenheid, de laatste bedenkingen van zijn gastheer, zoo ze soms bestaan mochten, geheel te verdrijven. Het gesprek moest natuurlijk op Indiën en den overste komen. De indische toestanden waren destijds het onderwerp van alle gesprekken. Het oproer had zijn toppunt bereikt: de oproerlingen hadden in Delhi het oude rijks des Mogols uitgeroepen; de gruweldaden van Nena Sahib en de bloedige wraak, welke de Engelschen op de werktuigen daarvan genomen hadden, waren reeds door de telegraaf bekend geworden. In geheel Engeland heerschte een koortsachtige opgewondenheid. Overal klonk [d]e trom der wervers, troepenafdeelingen op troepenafdeelingen volgden elkander in de inschepingsplaatsen van het zuiden op; in de tuighuizen werd dag en nacht gewerkt om de schepen voor het transport uit te rusten en engelsche ingenieurs waren reeds naar Egypte vertrokken om een spoorweg over de landengte van Suez te leggen. Er bood zich derhalve aan Ricardo een zeer gewenschte gelegenheid aan om zonder dat het in oog vallend kon gevonden worden, zijne bekendheid met de toestanden aldaar en vooral met den persoon des oversten in het helderste daglicht te stellen. Zijne bekendheid met den staat van zaken reikte echter, helaas! niet verder dan de eerste verschijnselen, daar hij reeds voor eenige maanden het land verlaten had, en te dier tijde, beweerde hij, had niemand ook in de verste verte kunnen vermoeden, welke Vreeselijke uitgebreidheid dit oproer hebben zou.

Onze lezers weten, dat het laatste bepaald gelogen was. Ricardo bevond zich nog in Indiën toen de opstand reeds in vollen gang was, maar niettegenstaande stemde de tijdsopgaven in zijn verhaal nauwkeurig overeen. Dat kwam eenvoudig daaruit voort, dat Ricardo niet den weg over zee genomen had, maar over Alexandrië gekomen was, van daar naar Triëst gevaren en dan van den spoorweg gebruik gemaakt had. Deze leugenachtige opgaven deed hij enkel daarom, opdat hij van den dood des oversten niets behoefde te weten.

Wat was nu echter eigenlijk zijn doel? Gelijk wij weten, had Ricardo op een veel hooger bedrag in het testament van den overste gerekend, dan wezenlijk het geval bleek te zijn, hoewel de som, die hij bekwam, een middelmatig vermogen vertegenwoordigde en de diensten, welke hij den overste bewezen had, met vorstelijke mildheid betaald waren, zelfs al waren zij zoo onbaatzuchtig geweest als omgekeerd het geval was. De Italiaan had zich nu echter eenmaal na de mededeeling des oversten, dat deze hem in zijn testament bedacht had, vast en sterk in het hoofd gezet dat hij bezitter van diens geheele vermogen zou worden.

Aan slimheid ontbrak het hem niet; daarentegen bezat hij geen schijn van geweten, dat hem in de keuze zijner middelen had kunnen belemmeren. Van zijn vroegeren meester, die overigens niet geheimhoudend van aard was, had hij verscheidene gezegden opgevangen, die hem een tamelijk helder inzicht in de zaken der Waterfields veroorloofden. Hij wist, dat zij in verband met den rang, dien zij in de maatschappij innamen, eerder in bekrompen dan in rijke omstandigheden leefden. De oudste broeder Archibald bezat het voorvaderlijk slot met de aanhoorige gronden, die bij een ordelijke bestiering en nederige aanspraken hem een toereikend inkomen verzekerden: de jongere broeder Hamilton was in dienst der indische compagnie getreden om zich een eigen vermogen te verwerven. Het laatste was hem inderdaad gelukt. Natuurlijk had hij dit niet van zijne soldij bespaard, maar hij had daarbij ook nog andere zaken gedreven en hoofdzakelijk gelukkige aankoopen van land gedaan. Het was dan ook een daadzaak, dat de overste als een zelfs naar engelsche begrippen zeer welgesteld man gevallen was. Van de familie-aangelegenheden der Waterfields wist Ricardo verder, dat sir Archibald gehuwd geweest was, doch voor eenige jaren zijne vrouw door den dood verloren had; dat uit dezen echt slechts ééne dochter stamde en deze naar den natuurlijken loop der dingen eenmaal in het bezit van het gezamenlijk vermogen moest komen.

Dit wist Ricardo; doch sir Archibald wist nog niets van de aanzienlijke fortuin, welke hem intusschen ten deel gevallen was en het was ook hoogst waarschijnlijk, dat er nog geruime tijd over verloopen zou eer hij het vernam: want de indische toestanden geraakten met den dag meer en meer in de war en de gang van het engelsche rechtswezen is in zulke zaken buitendien toch zeer langzaam. Daarbij was de gewone weg der korrespondentie met Engeland langs de Kaap. Wanneer Ricardo nu den overlandweg volgde, dan had hij minstens drie maanden tijd om in de nabijheid van sir Archibald de eenige weter van dit geheim te blijven. Hij bezat door het testament van den overste toereikende middelen om gedurende dezen tijd een rijkdom ten toon te spreiden, dien hij eigenlijk niet bezat. Gelukte hij er in gedurende deze drie maanden de hand der verarmde dame te verwerven, dan was hij voor altijd geborgen.

Deze onderneming was zeer verlokkend en hij zag er ook niet het minste gevaar voor zich in. De vereischte papieren kon hij even goed vervalschen als hij den aanbevelingsbrief verdicht had en het was ook niet aan te nemen dat men ze aan een zorgvuldig onderzoek naar hunne echtheid zou onderwerpen; want welk belang kon hij er bij hebben een arm meisje te trouwen? Dat zijne keuze op een rijke erfdochter gevallen was, wist toch niemand dan hij zelf.

Wel was Ricardo reeds getrouwd; maar wat bekommerde hij zich daarom? Zijne vrouw bevond zich in Indiën en vond daar, daar zij volstrekt van alle middelen van bestaan ontbloot was, waarschijnlijk spoedig den dood; dat zijn op den overste vol voerde misdaad aan het licht zou komen, vreesde hij nog veel minder: de overste was in den slag gevallen en begraven. Ricardo was vast overtuigd, dat niemand zelfs het geringste vermoeden kon koesteren dat een andere kogel dan een vijandelijke hem getroffen had. De omstandigheid, dat de overste in een andere houding lag dan waarin hij hem verlaten had, had hem wel is waar een oogenblik verontrust; doch daar er verder niets op gevolgd was, had hij daaraan geen gewicht gehecht. Wat den maleischen jongen aangaat, deze boezemde hem niet de minste ongerustheid in. Toen hij Indiën verliet had hij dan ook wegens deze misdaad volstrekt geen voorzichtigheidsmaatregelen getroffen; hij was alleen daarom eensklaps naar Calcutta vertrokken, om aan zijne vrouw en hare harpijachtige bewaakster te ontkomen. Eerst gedurende de vaart naar Calcutta was het plan in hem gerijpt zijn legaat in de speculatie om de hand van miss Waterfield te wagen. Het kon zijn dat hij verloor; Toch dan was hij er niet slechter aan toe dan te voren; hij had dan eenige maanden als een groot heer geleefd en dat kwam volkomen met zijne neigingen overeen. Hij zou het ook wel gedaan hebben al had hij daarbij niet zulk een winstbelovende nevenbedoeling op het oog gehad.

Dien overeenkomstig richtte hij zijne reis in. Van Calcutta ging hij met het eerstvertrekkende stoomschip naar Suez en van daar over Alexandrië naar Engeland. De lezer kent het verdere.

Om met grooteren luister op te treden had hij den naam en den titel van markies di Lughini aangenomen, en zoo, gesteund door den verdichten aanbevelingsbrief van Mr. Hamilton Waterfield en zijne innemende, beschaafde manieren zich bij sir Archibald ingedrongen.

De dochter van sir Archibald was in haar twintigste jaar. Zonder juist eene schoonheid van den eersten rang te kunnen heeten, was haar uiterlijk toch aantrekkelijk genoeg om haar ook in dit opzicht aan Ricardo als een begeerlijke partij te doen voorkomen. Carola prijkte in de volheid der jeugd en dit vergoedde wat haar aan wezenlijke bekoorlijkheid ontbrak. Zij had rijk, rossig blond, glanzend haar, lichtblauwe oogen en volle rooskleurige wangen. In hare manieren openbaarde zich een zekere waardigheid, die inzonderheid dan des te scherper pleegt uit te komen, als de uiterlijke levensomstandigheden niet in volkomen overeenstemming zijn met de genoten opvoeding.

Carola had niets van de genoegens der groote wereld kunnen genieten en toen de dood harer moeder plaats greep, werd zij dadelijk van de kostschool genomen en, bijna nog een kind, aan het hoofd der vaderlijke huishouding gesteld. Gelukkig was dit slechts klein; want de geheele familie bestond uit haren vader en haar zelve: het dienstpersoneel uit twee knechts, wier getal ten tijde van den oogst door eenige daglooners, versterkt werd, eene oude keukenmeid, die sinds dertig jaren in het huis diende, en een werkmeisje dat voor alle mogelijken arbeid gebruikt werd. Daar de vader de werkzaamheden der knechts bestuurde en de keukenmeid de zorg voor de tafel op zich

[pagina 328]
[p. 328]

nam, bleef Carola eigenlijk slechts het opzicht over de huishouding over en deze taak vervulde zij aanvankelijk met vreesachtigheid; weldra echter gewende zij zich aan hare stelling en verkreege daardoor een zelfstandigheid in denken en handelen, welke boven hare jaren was.

Carolo's leven was overigens zeer eentonig, doch de zomer bood haar al de bekoorlijkheid van een romantisch verblijf op het land aan; want romantisch was het plekje gronds, op hetwelk het kasteel harer voorzaten stond, in de hoogste mate. Wij kiezen de uitdrukking ‘Kasteel harer voorzaten’ met opzet; want hare woning was een soort van burcht, waarvan de grondvesten misschien ten tijde van Richard Leeuwenhart gelegd waren. Het stond op een hoewel lagen toch zeer steil oploopende heuvel, waarvan aan de rivierzijde zelfs de naakte rots te voorschijn kwam; het water had daar, wanneer het in den tijd van het smelten der sneeuw of de regenmaanden jaarlijks buiten zijne oevers trad, de aarde beneden weggespoeld en slechts dun grijs mos tot bedekking gelaten.



illustratie
electrisghe stroom als wekker.


Het gebouw zelf had uitwendig meer het voorkomen van een kleine vesting dan van een geriefelijk woonhuis, en sir Archibald kon ook omgekeerd op zijne woning toepassen, wat voor de woning van een Engelschman spreekwoordelijk geldt: wanneer de Engelschman zegt, dat zijn huis zijne burcht is, kon hij nog verder gaan en zeggen, dat zijn burcht zijn huis was. Gekanteelde muren met thans dichtgemetselde schietgaten, met vooruitspringende bastions en hoektorentjes omsloten het hoofdgebouw, waartoe een o verwelfde poort den toegang verleende. Men zag er nog de sporen van een vroegere gracht, die nu half gedempt en in een groenten- en fruithof veranderd was. Van onder de aarde kwam nog een gedeelte van den steenen dam te voorschijn waarop eertijds de ophaalbrug neerviel en in den poortgang zelven was in het verwelfsel nog de opening zichtbaar, door welke het valhek opgetrokken en neergelaten werd. Ook het eigenlijke woonhuis, dat zich te midden der door de muren ingesloten ruimte verhief, droeg het karakter van een gothischen burcht. Een hooge ranke toren met kleine spitsboogvensters, met boven een uitkijk, vormde in zekeren zin het hoofdgebouw waaraan het huis met hoogen gevel zich aansloot. Evenwel had het afschaffen van het leenheerlijke stelsel velerlei veranderingen in den bouw teweeggebracht: de ringmuren dienden niet meer tot verdediging, maar tot achterwand aan een rei stallen, schuren en andere gebouwen die voor het landbouwbedrijf noodig zijn. In het huis waren de voor een verdediging gunstigen smalle vensters door breedere vervangen, welker helder licht aan het ouderwetsche gebouw een gezellige tint gaf.

Over het algemeen had alles wel het voorkomen van hoogen ouderdom, doch niet van onooglijk verval. Al het metselwerk was goed onderhouden en menigvuldige heldere plaatsen duidden aan, dat de tegenwoordige bezitter een waakzaam oog op de noodige herstellingen hield. Zoo zag dan ook het geheel er eigenlijk niet armelijk uit: het was alles netjes, het voorplein goed onderhouden; de door zware notenboomen overschaduwde bron bood zelfs een zeer uitlokkend rustplaatsje aan, en de bezitter had door het plaatsen van eenige ijzeren tuinmeubelen gezorgd, dat men aan deze uitnoodiging gevolg kon geven. Men dacht zich over het algemeen op een goedgeordende en welgestelde hoeve verplaatst, wiens bezitter den zonderlingen inval gehad had een ouderwetschen burcht tot een modern woonhuis in te richten. Wanneer men echter bedacht, dat sir Archibald de vertegenwoordiger van een oud-engelsch adellijk geslacht was, dan was dit uiterlijk meer dan bescheiden, ja zelfs armoedig te noemen.

Wij keeren na deze uitweiding, welke tot goed begrip van den verderen loop van ons verhaal voor onze lezers noodig was, tot het punt terug, waar wij het afgebroken hebben.

Ricardo was onmiddellijk achter den jager in de kamer getreden, waarin zich de baronet Maclean en diens zoon bevonden. Hij legde bij dit onstuimige binnentreden een zekere gemoedsbewegidg aan den dag. ‘Ik zou een edelman wel om opheldering willen verzoeken,’ begon hij, zonder den baronet den tijd te laten een woord te spreken, ‘hoe het komt, dat zijne liê mij als roovers overvallen, mijn vaartuig enteren en mij als een gevangene herwaarts sleepen.’

Nadat de baronet zijne rechten volledig had doen gelden, was hij veel kalmer geworden en bepaalde hij er zich toe, zich in het bezit daarvan te handhaven. ‘Zou ik u mogen verzoeken,’ vraagde hij koel, ‘mij eerst een en ander mee te deelen omtrent uwen persoon, opdat ik wete wie in mijn eigen huis deze ophelderingen van mij verlangt. Ik ben sir Francis Maclean. En gij?’

Ricardo haalde eene kleine brieventesch uit den zak, nam er een naamkaartje uit en gaf het den bediende, die hem hierheen gebracht en weer bij de deur post gevat had, met de woorden: ‘Breng dit kaartje aan uw heer!’

De bediende nam een zilveren blad van een buffet, legde er het kaartje op en bood het in dezen vorm den baronet aan.

Deze las het met dezelfde opmerkzaamheid, als had hij er geen woord van gehoord, dat de markies Lughini sinds eenige dagen bij zijn vijandelijken nabuur op bezoek was. ‘Ik betreur het uitermate, mijnheer de markies,’ sprak hij daarop koel, ‘dat gij het slachtoffer der onbekendheid met onze instellingen geworden zijt. Het is hier te lande bij de wet verboden in eens anders water te visschen en de eigenaar heeft het recht, wanneer hij den strooper betrapt, de gereedschappen van de strooperij voorloopig in beslag te nemen. Dat heb ik gedaan en dit was mijn recht.’

‘Het moge uw recht geweest zijn,’ antwoordde Ricardo nog steeds opgewonden. ‘Maar ik heb mij niet tot den rechter, maar tot den edelman gewend. Uit mijn geheele handelwijze kondet gij opmaken dat ik niet wist, mij aan eenige overtreding schuldig te maken. Ik ben hier vreemd en was alleen in de boot; ik had niemand bij mij, die mij kon waarschuwen; het is klaarlichte dag en ik heb onder de vensters van uw slot gevischt. Handelt zoo iemand, die weet, dat hij niet in zijn recht is?’

‘Wanneer sir Archibald u niet omtrent de grenzen ingelicht heeft, moet gij uwe bezwaren daarover bij hem inbrengen. Ik heb het feit slechts te -nemen, gelijk het zich voordoet: gij hebt in mijne wateren gevischt, en ik heb uw boot en uwe snoeren verbeurd verklaard. Wanneer ik het hierbij laat, dan doe ik het uit aanmerking van uwe onwetendheid. Acht gij u in uwe rechten verkort, dan heeft dit land rechters, die daarover beslissen zullen.’

‘Ik vind het, nadat ik u de toedracht der zaak meegedeeld heb, zeer vreemd, dat gij er op blijft staan, niet alleen de visschen, welke ik gevangen heb, maar ook de boot en het vischtuig te behouden. Gij begrijpt toch, hoe hoogst onaangenaam het voor mij moet zijn met zulk een boodschap naar mijn gastheer terug te keeren. In mijn vaderland zou een edelman de zaak door mijne opheldering als afgedaan beschouwen.’

‘Ik vooronderstel, dat ook zulks bij ons het geval is,’ mengde Mr. Ralph zich in het gesprek. ‘Het komt ons niet in de gedachte op zulk een manier een boot te bekomen.’

Sir Francis wierp zijn zoon een afkeurenden blik toe. ‘Het geldt hier niet de toeëigening eener boot, dat bij u bijna de hoofdzaak schijnt te zijn.’ Met deze woorden wendde hij zich tot Ricardo, terwijl het eerste meer zijn zoon scheen te gelden. ‘Het betreft alleen voor mij de vraag of mijn eigendom publiek goed is; of mijn buurman gerechtigd is het als zijn domein te beschouwen, dat hij aan zijne vrienden ter beschikking stelt. Boot en vischtuig kan hij terugbekomen, wanneer hij er toe kan besluiten, mij zijne verontschuldiging te doen aanbieden. Tot daartoe valt er in deze aangelegenheid verder niets te doen. Harry! ik stel u ter beschikking van mijnheer den markies, als hij naar de overzijde verlangt overgezet te worden.’

Met deze woorden verliet sir Francis, na voor den markies een hoofsche buiging gemaakt te hebben, de kamer.

‘Harry, maak de boot gereed!’ bevool Mr. Ralph.

De bediende verliet hierop het vertrek. Ralph en Ricardo waren alleen.

‘Het doet mij leed, mijnheer de markies,’ zegde Ralph openhartig, ‘dat deze onbeduidende zaak zulk een leelijke wending genomen heeft. Mijn vader is intusschen volkomen in zijn recht en houdt er streng aan vast. Ik verzoek u sir Archibald te verzekeren, dat ik in deze aangelegenheid niet zoo gehandeld hebben zou gelijk mijn vader er toe gerechtigd was. Mij zou uwe verklaring voldoende geweest zijn. Veroorloof mij nu dat ik u in plaats van Harry overzette!’

‘Geef u geene moeite!’ betuigde Ricardo, het hoofd trotsch in den hals werpend. ‘In een huis waar het hoofd zulk een rechtsmacht heeft, komt het mij gepaster voor, dat de bedienden hunnen arm tot de uitvoering leenen.’

Daarmede verliet ook Ricardo met een trotschen hoofdknik het vertrek, en weinige oogenblikken daarna zag Ralph hem in de boot stappen, welke aan den stoep van het huis vastgemeerd lag. Harry maakte de keten los en eenige krachtige riemslagen brachten den zoogenaamden markies aan de overzijde.

Bij het uitstappen haalde Ricardo zijne portemonnaie uit en wierp een goudstuk in het vaartuigje, dat juist omkeerde. ‘Hier, mijn vriend,’ riep hij, ‘den dank voor uwe moeite!’ Op den bodem der boot glinsterde goud; het was een guinje, die Ricardo er in geworpen had.

Ralph stond nog boven voor het venster. Hij kon duidelijk alle bewegingen zien en derzelver doel raden. Een donkere gloed overtoog zijn gelaat; de betaling van den bediende onder zulke omstandigheden kon niet anders opgevat worden dan als eene beschimping van zijn huis.

Was Ralph door het geheele voorval pijnlijk geschokt, zulks was niet het geval met Ricardo, want deze zette een hoogst vergenoegd gezicht toen hij aan de overzijde van het water den weg naar den ouden burcht insloeg, en hij vleide zich, dat hij nooit beter van pas een guinje had uitgegeven dan die waarmede hij de weinige riemslagen beloond had, die de jager toch zonder belooning had moeten doen.

 

(Wordt vervolgd.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken