Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Belgische Illustratie. Jaargang 16 (1883-1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16
Afbeelding van De Belgische Illustratie. Jaargang 16Toon afbeelding van titelpagina van De Belgische Illustratie. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.86 MB)

Scans (1514.96 MB)

ebook (27.08 MB)

XML (3.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Belgische Illustratie. Jaargang 16

(1883-1884)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 345]
[p. 345]

[Nummer 44]

Onze gravures.

Grootvaders tijd.

Ja de tijden zijn veranderd, en om die verandering op te merken moeten wij niet tot groot-, maar slechts tot vaders tijd terug keeren. Wij zijn niet alleen uitwendig, maar ook inwendig veranderd, en geloof mij, wij zijn er niet beter bij geworden.



illustratie
grootvaders tijd, naar fritz siemering.


Wat is bijv. Antwerpen, ik zal niet zeggen in honderd jaar, neen, in veertig jaar veranderd! Indien de dooden, die wij eenige jaren geleden naar hunne laatste rustplaats droegen, eens voor een oogenblik konden terug keeren, wat zouden ze verwonderde oogen opentrekken.

Waar zijn, zouden zij zeggen, die donkere vestingen gebleven die de stad als in een steenen gordel omsloten? Waar die groene wallen, die breede donkere grachten, die uitgestre' te weilanden met knotwilgen, die velden en hovingen buiten de wallen? Waar die huizen en landelijke herbergen, hier en daar verspreid, waar men Zondags onder den breedgetakten lindeboom kwam uitrusten, kegelen of boogschieten?

Dat alles is verdwenen en in eene Overgroote en prachtige stad veranderd, waar schier geen spoor van landelijkheid meer te vinden is.

Als men in de oude stad komt, kan men gerust zeggen dat deze geheel verbouwd is, en zelfs derwijze verbouwd dat de Vandalen, die sedert eenige jaren meester zijn op het stadhuis, niets hebben recht gelaten dat nog een spoor van oudheid droeg. Geene steden hebben meer van de ‘modernisatie’ geleden dan Antwerpen en Brussel; Gent, Brugge en steden van minderen rang hebben nog een goed deel van hun vroeger karakter mogen behouden: Antwerpen heeft schier alles verloren.

Toen men onlangs de prachtige kollektie van teekeningen, aan het oude Antwerpen ontleend en toehoorende aan dokter Schaeffer, ten toon stelde, stonden de oudste Antwerpenaars verwonderd hoeveel

[pagina 346]
[p. 346]

stadsgezichten hun als totaal vreemd voorkwamen. Onze winkels, die, veertig jaar geleden, nog een eerzaam, een oud-burgerlijk voorkomen hadden, zijn veelal in prach-magazijnen veranderd en vele huizen van notabelen, die vele geslachten hadden zien voorbijgaan, zijn nu door de eigenaars aan groote uitpakkers van modegoederen verhuurd.

Het is zooveel jaren niet geleden dat een winkel met groote vitrien en verguld fransch opschrift à la mode de Paris, te Antwerpen nog met een schuin oog aangezien en zeker niet als zeer solied beschouwd werd. In Conscience's Siska van Roosemael vindt men natuurlijk naast veel conventionneels, eene zeer trouwe afspiegeling van wat de winkels in onzen kindertijd waren. Van Roosemael's oud-burgerlijke winkel, vindt men nu nog slechts hier en daar in eene zijstraat; maar Spinael's schoenmagazijn, blinkend van klatergoud, is de algemeene regel geworden

Is de handel, door al die pracht-ontwikkeling beter en solieder geworden? Wel integendeel. De geprotesteerde wissels, de weigering van geaccepteerd papier, de bankroeten zijn integendeel zoo verbazend in getal aangegroeid dat de cijfers elke maand met schrik in de dagbladen vermeld worden. De pracht is grooter, maar het bedrog is zelfs oneindig geworden.

De bankroetier durfde vijftig jaar geleden zich niet meer op de Beurs vertoonen als werden zij door het ongeluk neergeslagen; vandaag vindt de slechtste betaler er zooveel kollega's dat hij er als het ware van de meerderheid deel maakt Velen geven hem doorgaans de hand even als zij voorheen deden, en dit zeker korten tijd nadat hij zijne betalingen staakte.

En wat al verandering in kleeding in minder dan eene halve eeuw? De naaister is, des Zondags, niet meer van de gravin te onderscheiden, tenzij dat deze zich niet meer endimancheert. De dienstmeid draagt kleedingstukken, die hare meesteres in hare jonge jaren niet zou versmaad hebben. Is dit alles het gevolg van wezenlijken voorspoed en weelde?

Zeker neen; de panden in den Berg van Barmbartigheid, de geprotesteerde wissels zijn daar om het tegendeel te bewijzen.

Wat zouden die oudjes, die op onze gravuur zijn afgebeeld, verwonderd staan, indien zij in onzen tijd van stras en klatergoud moesten leven! Wat in hunnen tijd schande was, is nu vaak niet eens besprekenswaard en wat men toen als eergevoel en eigenwaarde erkende, doet onze tijdgenooten glimlachen.

Ja, wij zijn kinderen van onzen tijd; wij erkennen volgaarne dat die tijd ons veel nuttigs heeft aangebracht; doch dit belet niet dat wij met genoegen aan dien van grootvader terug denken, het moge dan ook, volgens velen, eene ziekte zijn het verledene altijd beter te vinden dan het tegenwoordige.

De spion.

Wij zijn in het spaansche tijdvak, toen ons land overdekt was met spaansche legerbenden, duitsche huurtroepen en Nederlanders, die het wapen opnamen om de vreemde overmacht te bestrijden. Het tafreel dat wij voor ons zien is wel geschikt om geruimen tijd onze aandacht op die gravuur te boeien.

Het leger bezet zeer sterke positiën; het is vol hoop op de goeden uitslag van den krijg en de Spanjaard weet geen ander middel, om de positie te verkennen, dan spie op spie uit te zenden. De Nederlanders zijn echter waakzaam, en is er reeds meer dan een spion aan hun oog ontsnapt, dan toch is men ditmaal gelukkiger geweest; men heeft de hand op een van die stoute verraders gelegd.

Geketend wordt hij voor de oversten gesleept en men dwingt hem op de knieën te zitten en zóó zijne verklaring af te leggen, die zorgvuldig wordt opgeteekend, echter minder ten zijnen voordeele dan ten voordeele van de oversten, die uit elk woord, uit elke beweging nieuwe bekentenissen hopen af te leiden.

Wat zal het lot van den verrader zijn? Dat lot staat ongenadig, onverbiddelijk in het strafwetboek geschreven. De dood volgt op de ondervraging. Geen onbarmhartiger strafrecht dan dat van den militair. Na weinige oogenblikken zal men kort recht met den spion spelen en zijn lijk zal aan den tak van eenen boom bengelen, al heeft hij dan ook kostbare inlichtingen meegedeeld over diegenen, die hem betaalden.

Overigens de strop is verdiend loon; inden oorlog zegt men: on profite de la trahison, on déteste le traître.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken