Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 5 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 5
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 5

(1909)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Beweging. Jaargang 4


auteur: [tijdschrift] Beweging, De


bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2011 dbnl


DBNL vignet

[p. 123]

Boekbeoordeelingen

Arthur van Schendel, De Schoone Jacht. Amsterdam, bij W. Versluys, 1908.

‘Een die eeuwig een minnaar zou zijn’ - in deze slotwoorden verruischt de grondtoon der vijf verhalen. Zij vormen een schoone jacht naar liefde, zooals die in de eerste geschiedenis, waarnaar het boekje genoemd is, er een naar liefde was. Doch liefde is hier niet alleen in den engeren zin van liefde voor vrouwen bedoeld: in 't bizonder ook voor kindergestalten is hier een groote teederheid. Deze vervult het tweede en het vierde verhaal, terwijl de andere het eerste en het laatste beheerscht en beide samenkomen in het derde. Zoo is de eenvoudige, mooie bouw van dit werkje: binnen een roode cirkel een blanke, rondom het rozige hart.

Doch zooals op het bekoorlijke bandje als tegen een gulden maanschijf, op donker-lijnende bloesemtwijgen, zich het fantoom afteekent van een vreemd beest, een vogel met geheimvollen kop boven de uitgeplooide, sierlijke vlerken, zoo is er temidden van liefelijkheid in deze ziel veel wonderlijks, dat bij lezing dezer verhalen soms doet huiveren. Er is namelijk nog een eigenschap, die zij alle gemeen hebben: het geloof aan bovennatuurlijke wezens, zoo goede als booze. De wonderverschijningen: van een engel, wier kus den waanzinnig-wilden ridder geneest; van den Booze, die als een schaduw over de bergen tijgt tot een voorspelling van zijn duivelschen roof; van den oude die den droom kent - misschien bewerkte - van hem die in het maanlicht toefde met onbedekt hoofd, droom die zijn noodlot zijn zou; van de vreemdelingen, goede geesten die heil brengen waar zij komen; van de schimmen der voorbije liefden eindelijk, verschijnende aan den eenzamen

[p. 124]

minnaar; - het zijn geen symbolen, maar zij komen voort uit een ziel die de waarachtigheid van het bestaan zulker wezens gelooft met dezelfde zekerheid als waarmee zij de altijd voor haar uit vliedende liefde in den hemel te zullen vinden weet.

Zoo is de natuur van dezen droomer, en de wijze, waarop hij zich uit, is door verbeeldingen. Landschappen en gestalten hebben altijd het kenmerk bij hem, dat zij innerlijk, niet uiterlijk aanschouwd zijn. Zijn stijl is alleen in het eerste verhaal soms wat onbeholpen, in de overige is hij de zeer verfijnde, zeer zuivere, dien men uit zijn zwerver-verhalen kent.

Maar een dezer verhalen overtreft alle andere zoozeer, dat het als een wondere maansteen blinkt in een fijnen, grilligen gouden spang. Het is het middelste: ‘Maneschijn’. Hier komt alles samen: liefde voor een vrouw en voor een kind, geheime toovermacht en verrukkelijkste sprookjesnatuur, maar toch moet er nog iets zijn, dat het zoo van woord tot woord de ziel van den lezer gevangen houdt in den zoetsten, weemoedigsten ban. Het is het geheel en al ongemeene, verrassendware dezer verbeelding: een droom die 's droomers leven blijkt te zijn. Zoetst en weemoedigst, want schooner dan ooit werkelijkheid was is deze droom: toen hij ontwaakte, die ingeslapen was turende naar de geliefde vrouwegestalte, was zij zoo schoon niet meer als zijn droom haar had doen schijnen; - en toch - toen hij wist dat zijn zoontje, haar kind en het zijne, niet bestond, schreeuwde hij van ontzetting. En zoo is het immers altijd: wij erkennen dat geen werkelijkheid onzen droom evenaren kan, en toch smachten wij altijd weer naar zijn verwerklijking.

Alex. Gutteling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken