Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 5 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 5
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 5

(1909)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Beweging. Jaargang 4


auteur: [tijdschrift] Beweging, De


bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2011 dbnl


DBNL vignet

[p. 190]

Twee gedichten
door
Albert Verwey.

Friedrich Nietzsche
 
Gij waart het lijden dat den levenshonger
 
Toch nooit verleert: ge zocht vriend, vrouw en jonger,
 
Opdat één u erkende als zulk een held -
 
Gij vondt er geen: geen heeft uw komst gemeld.
 
 
 
Totdat ge er waart: Gekruist maar Vreugden-rijke
 
- o Anti-krist - bereid dat steeds 't gelijke
 
Leedvolle leven weerkeer' - Blijde Maar
 
Die Zarathoestra brengt aan de aardsche schaar.
 
 
 
Toen vond u elk. Toen kleedden u de dwergen
 
Als priester in een wit gewaad: naar bergen
 
Zaagt ge over, zittende in uw waanzin-dal,
 
En antwoord kwam en klonk van overal: -
 
 
 
‘o Dionusos, die het donkre broeden
 
Ontsteegt en bleeft in zomerhelle gloeden
 
Uzelf gelijk, Heerscher ondanks Apol, -
 
Maak van uw bloed ons, van uw wonden vol.
[p. 191]
 
Wil die zich Macht won, daar hij niemand anders
 
Was dan zichzelf: wij beuren in uw standers
 
D'Adelaar, Koning van wat vliegend leeft,
 
De Slang, de Alwijze van wat kruipend streeft.
 
 
 
Hater van meelij, Man en Zweep van vrouwen,
 
Meesteraar van uzelf, op Wien te bouwen
 
Een hoogre wereld, als een fondament,
 
Gij hebt geroepen elk die u erkent,
 
 
 
Zijnde, die weer zult zijn, Danser met de Aarde,
 
Wij zullen met u zijn, eeuwig gepaarde,
 
Wij zullen de uwe zijn, diep van uw gloeden vol,
 
Wij zullen zijn als gij, ondanks Apol.’
 
 
 
De zang klonk uit. Toen traden door uw duister
 
Die twee gedaanten, in hun eigen luister:
 
De Lichtgod die den drieklank heerlijk hief,
 
De Christus rood van speer- en spijker-grief.
 
 
 
En de eerste zei: verschijning van 't gelijke,
 
Dat is mijn Droom, dien ik, genadenrijke,
 
Altijd in de eindlooze ongelijkheid stort,
 
Die door dien droom alleen gezaligd wordt.
 
 
 
En de andre sprak: liefhebben ondanks wonden
 
Zichzelf niet, maar elkeen, heb ik bevonden
 
Zoo groote almenschelijke zaligheid,
 
Dat ik ze u wenschte - u die mijn Broeder zijt?
[p. 192]
 
Het duister viel: gij zaat, alleen gelaten.
 
‘Apollo won? De Christus?’ En de maten
 
Van goed en kwaad bewogen angstiglijk
 
In u. Gij stierft zacht en verlangstiglijk.
In de Hooglandsche Kerk te Leiden
geteekend door Floris Verster.
De Kunstenaar Spreekt:
 
De wegen die naar 't gulden venster voeren
 
Zijn weinge en streng bepaald: ik ken hen alle.
 
Of 't licht door naastgelegen ruiten valle,
 
Of drijv' door zuilengangen, of langs vloeren
 
 
 
Van blauwe zerken waaz': ik heb voor elk
 
Bizonder schijnsel eigen weg en kleur,
 
Bedding of mengling: - achter houten deur
 
En groen gordijn stort als in diepen kelk
 
 
 
De schaduw, edelsteen-gelijk: dat blauw
 
Houdt in zijn diepte, van mijn kathedraal
 
Gebouwd uit schijnsels, kleur en zongestraal,
 
't Verankerd tegenwicht. Mijn hart wordt flauw
 
 
 
Als ik vandaaruit zie naar gouden rafel
 
Vóór 't middenvenster, dat de teere tinten
 
Omlijsten die langs even zichtbre plinten
 
Uit andre ramen schijnen op 't getafel
[p. 193]
 
Van boogdoorwerkte wand, en voel de vaart
 
Waarmee kolommenrij verkortend stort
 
Van hier naar daar: - hoe paarlemoerig wordt
 
Elks rijzig lijf en hoofd - hoe roerloos schaart
 
 
 
Zich hier breed-ronde reus, daar 't rank gevolg.
 
Hoe vol die kleine beuk - één zijbeuk slechts
 
Van 't weidsche kerkgevaart dat links en rechts
 
Zich spreidt, onzichtbaar. Maar mijn ruimte zwolg
 
 
 
Zich vol van licht: geen steen, geen plank, geen weefsel,
 
Geen schaduw zelfs is lichtloos, maar haar stoffen,
 
Ont-nuchterd, zijn door andre ziel getroffen,
 
Die tot hen kwam als een veelverwig zeefsel
 
 
 
Van licht, doorzichtge sluier, paarlemoer
 
Dat van den hemel komt, en dat zij zijn.
 
Dit is een drank van licht, een tooverwijn
 
Den steenen ingegoten: ik ontroer
 
 
 
Van 't denken, staren, en ik vraag: had ik
 
Die wegen in mijn geest, en in mijn oog
 
Dat wonder? o doe van dien vensterboog
 
't Gordijn, dat mij dwaasstraalt, één oogenblik.
 
 
 
Wee mij! blikkrende diamant, in stroomen
 
Stort in: wee mij! dáár zijn de duizend paden,
 
De oneindge tinten, de ongeweten zaden -
 
Laat neer 't gordijn. 'k Voel me aan mijzelf ontnomen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken