Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 5 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 5
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 5

(1909)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Beweging. Jaargang 4


auteur: [tijdschrift] Beweging, De


bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2011 dbnl


DBNL vignet

[p. 176]

Verzen
door
Alex. Gutteling.

Een-en-al.
 
Wat vraagt éen ziel van de Aard behalve vrede?
 
En vrede schenkt zij nooit, slechts strijd en streven,
 
En kort geluk, gevolgd door snik en beven, -
 
Zij stoort zich niet aan tranen noch gebeden.
 
 
 
Zij doet haar wil, en strooit haar heerlijkheden,
 
En werpt haar bliksems, door geen drang gedreven
 
Dan Macht en Noodlot. Ach, en alle leven
 
Trekt zij weldra in eeuwgen nacht beneden.
 
 
 
En toch, zichzelf bemint ze, en ons, haar kindren,
 
Kan zij niet haten, - soms verstaan wij, stralen-Omluisterd,
 
eensklaps haar ontzaglijk Wonder.
 
 
 
't Zien van haar tijdloos wezen doet vermindren
 
Voor altijd onze vrees, want wat ook dale,
 
Zij, wij, zijn een-en-al omhoog en onder.
[p. 177]
Herwonnen heil
 
Steenhard bevrozen zinkt het steile zandravijn
 
Waar helle winterzon berijpte hei doet stralen.
 
Wie waagt in snellen ren naar 't diepst van 't dal te dalen,
 
Wie van de stoere knapen ginds zal de eerste zijn?
 
 
 
Wie waagt niet veel, waar 't licht van schoone jonkvrouwoogen
 
Om flinkheid schittert, en om lafheid spottend trilt? -
 
Dreunden de ridders niet eertijds met speer en schild
 
Steigerend op elkaar, wijl om de wijde bogen
 
 
 
Van 't kampperk maagd en vrouwe, in feestelijken dos,
 
Met onafwendbren blik naar 't vreeslijk strijdspel tuurde,
 
Met kreet en zegeroep haar liefsten held aanvuurde,
 
Haar droom van hulde en roem verkond door diepen blos? -
 
 
 
Reeds snelde de eerste neer. Gejubel klonk van boven
 
Uit meisjeskelen, toen zijn slee-gelijke vaart
 
Na steile daling, ronde glooiing, was bedaard.
 
Wie zou zoo'n schoonen loop geen lichte taak gelooven?
 
 
 
Zie, weer een! 't blonde haar - zijn hoed is afgewaaid -
 
Glanst in de zon, - hoe fier zijn slanke leden ijlen!
 
Zoo komt een zwaluw uit het hoogste luchtblauw zeilen -
 
Wee mij! nu wankt zijn voet! hoe hij met de armen zwaait...
 
 
 
Hij struikelt, stort, schuift voort, ligt eindlijk doodstil neder.
 
Schel klonk een gil, omhoog, omlaag. Dan klinkt alleen
 
De verre bijlslag in het woud. Maar een voor een
 
Daalt elk langs veilger weg. Hun vriend vinden zij weder
[p. 178]
 
Door de'ander, die 't noodlottig voorbeeld gaf, gesteund.
 
Hoe schreit die om zijn daad, hij die niet vaak nog schreide!
 
Hij hoort naar adem, voelt naar hartklop, merkt ze beide,
 
Maar ach, hij roert zich niet, die zwijgt en zachtjes kreunt.
 
 
 
O droevig schouwspel! In een kring klagende maagden
 
Lag hij zoo roerloos als weleer de blonde Adoon,
 
Eensklaps verbleekt zijn gloênde, goud-bedonsde koon,
 
Wijl smart raasde in het rond of storm en regen vlaagden.
 
 
 
* * *
 
 
 
Zoek nu uw speeltuig, droeve moeder, doe de noten
 
Als merelsnikken in een zomeravondregen,
 
Of hoog als nachtegale' ooit smeekend stegen,
 
Bidden en klagen, of fontein en bronnen vloten.
 
 
 
Sluit het klavier weer, want uw angst vindt er geen vrede.
 
Ga af en aan, zit stom, tuur uren door de ruiten,
 
In koortsig droomen wat er kome straks daarbuiten:
 
Een stille stoet, en hij...hij...met verstijfde leden - -
 
 
 
Haast u, o vader! in den snellen spoortreinwagen
 
Wenscht gij de vonk te zijn die voortschiet langs de draden,
 
Slaat gij de verre vogels met naijver gade:
 
O wist gij maar wat van hun hooge wacht zij zagen!
 
 
 
Steeds gruwbrer wordt het halfbekende in uw gedachte.
 
Toen gij het voor u zaagt, het raadslig stille en vreemde:
 
Uw kind, toen was 't een oogwenk, of gijzelf bezweemt, de
 
Wereld omduizelde u, gij wankte als een ontkrachte.
[p. 179]
 
Maar hoe het lijf, naar huis gevoerd met zware zorgen,
 
Des andren daags zich zacht, als na een slaap, verroerde, -
 
Hoe zich die strakke trekken langzaamaan ontsnoerden, -
 
Was 't, door zijn staamlen, niet uw beider blijdste morgen?
 
 
 
En hoe zijn glimlach dra, als zonlicht, wederkeerde,
 
Hoe goede pleging alles maakte of niets gebeurd was -
 
Stralender, blijder slechts dan toen nog niet getreurd was,
 
Daar het herwonnen heil uw liefde en dank vermeerde.
 
 
 
O, 't wondre Leven! Steden stoot het zonder schromen
 
In puin en stoort zich niet aan duizend die er klagen, -
 
Soms doet uit ramp en smart het zoetsten daagraad dagen,
 
En doodsschrik deinzen en vergoeden boven droomen.
 
 
 
Zoo dreigt een onweerswolk aan heldre zomerluchten,
 
De bliksemschichten schittren, en de donders raatlen,
 
Tot blij, in zon en wind, verfrischte boomen zwaatlen,
 
Terwijl de wolken naar den verren einder vluchten.
Lente
 
De bruiloftskindren schrijden
 
Lachend langs 't groene graan.
 
Zacht over bruine heiden
 
Vliegt zoele Zuidwind aan.
 
 
 
Die draagt op vochte vlerken
 
Der nachtegalen lied,
 
Rijzend uit bleeke berken,
 
Waar 't grauw tot groen verschiet.
[p. 180]
 
Zij smeeken en zij vleien,
 
Hel-hoog en dartel-wild,
 
Zij klagen en zij vrijen,
 
Hun gorgel stijgt en trilt.
 
 
 
De schemering gaat zinken.
 
Straks valt de nacht...geen ster
 
Zal door de wolken blinken,
 
Toch zingen zij van ver.
 
 
 
Dan staat voor 't open venster
 
Het bruidspaar mond aan mond,
 
En niets, niets anders wenscht er
 
Hun hart dan wat het vond.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken