Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 5 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 5
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 5

(1909)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Beweging. Jaargang 4


auteur: [tijdschrift] Beweging, De


bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2011 dbnl


DBNL vignet

[p. 265]

De smidse
door
Jan Prins.

 
De blinden waren dicht, maar in de smidse blonk
 
nog licht, en langzaam, van den lagen zolder, zonk
 
het dreunende geluid van de gevallen slagen.
 
De meester smeedde nog. De plotselinge vlagen
 
van hooger helderheid, die sloegen uit den haard,
 
verlichtten zijn gezicht. De meester stond bedaard
 
en krachtig voor het aanbeeld, en de vonken vlogen
 
onder den hamer uit. De meester stond gebogen
 
in aandacht voor zich neer te zien, en aan het touw
 
dat afhing van den balg, een ranke jonge vrouw,
 
bijkans een meisje nog, zijn dochter. Want zijne uren
 
zijn kostbaar, en het kost te veel, een knecht te huren
 
voor overwerk des nachts. En boven is het brood
 
toch altijd noodig, en zeer dikwijls is de nood
 
er nijpend. Dus hij vecht, en vecht, met alle krachten,
 
neerhamerend zijn haat en donkere gedachten.
 
En in de smidse staat zijn dochter.
 
 
 
Zal wel ooit
 
dien gij beminnen zult, mijn kind, zoo lief getooid
 
u in dien eenvoud zien? Hij mag wel zeer bescheiden
 
voor zijn geluk staan, want voor altijd te benijden
[p. 266]
 
is wie die liefde wint. Hoe somber slaat het vuur
 
in de verlatenheid van dit verborgen uur
 
zijn roode golven uit en vlamt op de gezichten.
 
Eens zal een ander licht, den nacht door, u verlichten:
 
de schemerige lamp, die in de kamer brandt
 
van twee geliefden, als het schijnsel van den wand
 
op hun gestalten komt gevallen en het lange
 
verrukte ontwaken uit hun wederzijdsch verlangen.
 
Maar zult gij dan zóó schoon zijn? Zie, hoe gij uw haar
 
nu hebt gewrongen, ongekunsteld, in elkaar,
 
zooals Diana deed. Ik zie de vonken dansen
 
en langs uw slapen het wegvloeien van de glansen
 
en vluchten van het licht. En als Diana jong
 
en krachtig, als zij weer gereed is tot een sprong
 
achter het schielijk wild, zie ik uw slanke leden
 
nu in den opslag van het lage vuur getreden
 
en heel de schoonheid van uw sterk en lenig lijf.
 
 
 
En in de smidse dreunt het aanbeeld.
 
 
 
Het bedrijf
 
eischt al uw krachten, maar hoe moedig en besloten
 
stort ge u den arbeid in: de handen hoog, de ontbloote
 
benedenarmen langs het koord. De roode mond,
 
half open, hijgt den adem in en, zinkend rond
 
het matte vochtige en toch donzige der wangen,
 
zie ik de streeling van twee losse lokken hangen
 
en trillen voor het oor. De vaste boezem gaat
 
onrustig en, den gloed op uw gestalte, staat
 
gij licht en hoog in 't ruime duister. De oogen gloeien
 
in uw verhit gelaat. Eens zal een blos daar bloeien
 
ontroerender wellicht, doch schooner nooit dan nu.
 
De geesten van den nacht zien en begeeren u.
[p. 267]
 
Zij dwalen, stijgen, dalen om uw voet en zoeken
 
hun toevlucht, sluipend, in de schaduwige hoeken
 
der smidse, en naar het vuur opvlamt of doffer gloeit
 
ziet men den valen stoet omlaag, die wijkt of groeit
 
en aanvalt of zich weer terugtrekt, - en daartegen
 
u, rustig van gebaar, witschitterend bewegen.
 
 
 
En in de smidse klinkt het ijzer op het staal.
 
 
 
Zie mij nog eenmaal aan. - Het gloeiende metaal
 
weertintelt in uwe oogen. Hoog over de wangen
 
ligt altijd nog de laaie gloed. Maar een verlangen
 
van rust doortrekt u reeds. - Vaarwel, en goeden nacht.
 
Dat in uwe eenzaamheid de koele stilte zacht
 
om u gelegen zij; dat vriendelijke droomen
 
den klaren hemel uwer sluimering doorstroomen.
 
En zij eenmaal uw droom met een, dien gij bemint,
 
althans een schoone droom. -
 
U zij geluk, mijn kind. -
 
 
 
En in de smidse, diep van schaduwen doorzonken,
 
vallen de slagen neer en vonkelen de vonken. -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken