Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Beweging. Jaargang 5 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Beweging. Jaargang 5
Afbeelding van De Beweging. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van De Beweging. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.62 MB)

PDF van tekst (6.52 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Beweging. Jaargang 5

(1909)– [tijdschrift] Beweging, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De Beweging. Jaargang 4


auteur: [tijdschrift] Beweging, De


bron: De Beweging. Jaargang 5. W. Versluys, Amsterdam 1909


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2011 dbnl


DBNL vignet

[p. 284]

Liederen
door
Jacob Israël de Haan.

Terugkeer
 
Weet Gij nog, moeder, hoe ik jong
 
Schatten-verlangend u verliet?
 
Wereld en weelde lokten, mij bedwong
 
Uw smeeken niet.
 
 
 
Ik ging en wierf mij menig schat
 
Van goed metaal en gaven steen,
 
Rijker dan ik in wereldstad
 
Was er niet een.
 
 
 
Maar schat verwervende verloor
 
Ik morgenvrede en avondrust
 
En wist dat niet. Leefde fel door
 
Op schat belust.
 
 
 
Zóó leed ik pijn, doofde pijn fel
 
Met wijn en wierook. Nimmer vond
 
Ik van het leed de gulle wel:
 
Mijn hartewond.
[p. 285]
 
Dan: eenen avond, dat de lucht
 
Zoetmild was met een matte schijn
 
En mist van maan, de stad ontvlucht
 
Zag ik mijn pijn.
 
 
 
Het was mijn hart open, het bloedde,
 
Want niemand heeft mijn hart getroost
 
Toen voelde ik rijke, schattenmoede,
 
Leed eindeloost.
 
 
 
Lang bleef ik stil...die milde lucht
 
Verfijnd van geur...het maanlicht diep,
 
Hoorde ik een stem en zachte zucht?
 
Uw stem, die riep?
 
 
 
En ik bezon mij, moeder, en ik liet
 
Mijn schatten liggen, voor wie weelde wil.
 
Wereld en weelde wil ik niet
 
Maar vrede stil.
 
 
 
Die schatten zocht en schatten vond
 
In 't rustloos werven buiten huis,
 
Keert bedel-arm en hartgewond
 
Moeder, weer thuis.
 
 
 
En vraagt, dat in het oud gezin,
 
Hem weder worde een plaats bereid.
 
Ik wil uw vrede en stille min
 
Nu en altijd.
[p. 286]
Zomer en dageraad
 
En nacht en hemel en oneindge zee
 
En sterren rijk rondom de klare maan:
 
Wat zijt Gij schoon en laat mijn ziel verstaan
 
Stem uwer stilte en uwen zaalgen vree.
 
 
 
Ik wacht het waken van den Dageraad,
 
Vóór dag ontwaakt uit eenen kalmen nacht
 
Van droomen schoon en van verlangen zacht
 
En zie hoe nanacht-schemering vergaat.
 
 
 
Hemelen breed en zeeën diep daaronder
 
Eindeloos schoon in raggen schemernacht,
 
En eindloos schoon in matten morgenpracht.
 
 
 
Maar mijne ziel is een nog schooner wonder,
 
Omdat zij hemel, nacht en zee besluit,
 
Zich zelve kent en zingt haar schoonheid uit.
De zomermorgen
 
Zomernachthemel wijd en onbewogen,
 
Ik leef verwonderd en ik juich, ik tril,
 
Wat zijn uw hoogten diep, uw sterren stil
 
In 't zilverzachte manelicht ontloken.
 
 
 
En ver, en verder, eindeloos de zee
 
Dalend en deinend tot de kalme kim
 
De lucht ontroert in 't Oosten en een glim
 
Van vaag licht vaart over de grijze ree.
[p. 287]
 
Het water beeft diep. 't Wonder is gebeurd.
 
De schoone schemer wijkt en hemelwijd
 
Verheldert morgen wat nachtduister was.
 
 
 
En waar de zon het havenwater kleurt
 
Zeilt wijde zeilen op den wind gespreid
 
Een schip land uit en wint de ruimte ras.
De jonge vogel
 
Ik sliep niet meer: een jonge vogel floot,
 
Mijn hart doordringend, en ontwakend zag
 
Ik 't kalme kleuren van den klaren dag
 
En vagen van het verre morgenrood.
 
 
 
Wijl sterren bleekten zilverzacht en bleeker,
 
Blies warme wind de morgennevels over,
 
Luid juichend zong en hoog en klaar en zeker
 
De jonge vogel in het wiegend loover.
 
 
 
Die floot en zweeg en floot dan weder blij
 
Uit hart en keel. Toen antwoordde verheugd
 
Mijn ziel met zang en zachte mijmerij.
 
 
 
Ik dacht aan u. Ik denk aan u altijd.
 
Daar ik u liefheb, doet mij 't leven vreugd
 
En aan u heb ik zang en ziel gewijd.
Het kleine dorp
 
Laat ik u schrijven vriend, hoe zalig stil
 
Het dorpjen is waar ik nu woon, gevlucht
[p. 288]
 
Voor schrille stad en havenend gerucht,
 
Heelend mijn ziel en mijn verwoeste wil.
 
 
 
't Heeft weinig huizen rond een ouden toren
 
Om ieder huis een mildbloeiende heg
 
Geen luide straat, maar smallen zachten weg
 
Van zand waarin geen stappen zijn te hooren.
 
 
 
De school is kleiner dan ons steedsche huis,
 
Van alle kindren ken ik stem en oogen,
 
In alle woningen voel ik mij thuis.
 
 
 
En van het duin gezien, het zonnig-hooge
 
Ligt het klein dorp zoo zonnekleurig dat
 
Ik met één blik van liefde het omvat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken