Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Biekorf. Jaargang 2
Toon afbeeldingen van Biekorf. Jaargang 2zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,06 MB)

ebook (3,79 MB)

XML (0,89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 2

(1891)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Uit Fransch-Vlanderen

DE eerste Bellebrand was gedaan ten jare 900, door de Noormannen, die uit Noorwegen, Zweden en Denemark bij groote menigte jaarlijks gedreven wierden om roof te gaan zoeken. Zij vielen in het beste deel van Vrankrijk alsook in Vlanderen; zij verbrandden, zij verwoesteden en plunderden, overal waar zij invielen, zoowel kloosters, kerken, abdijen, als casteelen, steden, dorpen en alle huizen.

Maar Boudewijn de ijzerene, alsdan forestier of houtwaarder van Vlanderen, met geheel zijne macht den koning ter hulpe komende, heeft de Noormannen verslagen, waarover hij Grave van Vlanderen gemaakt wierd.

Maar de Noormannen en wierden door dat verlies nog niet teenemaal uit Vlanderen en Vrankrijk gedreven, want zij hebben nog wel 40 jaren lang alles geplunderd en verwoest al waar zij toekwamen.

De tweede brand was ten jare 1436, toen de Engelschen in Vlanderen vielen; Belle geheel geplunderd hebbende, staken zij de stad in brande, nadat zij menige duizenden ellen laken en vele andere goederen geplunderd hadden en naar Engelland vervoerd.

Hierna scheen het oorlogsvier uitgebluscht te zijn; Nederland was voor eenigen tijd in ruste, en men schiep

[pagina 348]
[p. 348]

wederom eenen nieuwen moed tot Belle. Men bouwde vele huizen, de lakenweverije en de neringe herbloeide.

De derde brand wierd gesteken door de fransche troepen, die, onder Louis XI, naar Vlanderen kwamen en Belle brandden; zij leidden 500 burgers gevangen met hen naar Vrankrijk.

De vierde brand is ten jare 1502 geschied, bij ongelukke, alswanneer dat er 500 huizen door de vlammen in asschen geleid wierden. Maar korts daarna wierden de huizen herbouwd en de lakenweverije en de neringe bloeiden wederom.

De vijfde brand wierd veroorzaakt door 't volk van den marquis Roubays, ten tijde der nederlandsche beroerten in 1582, wanneer ook de proostdije van Sint Antheunis afgebrand en geplunderd wierd, en de moniken op de vlucht gedreven.

Belle was schier geheel afgebrand, en door de moedwilligheid der soldaten moesten de boeren ook vluchten en alles verlaten; de akkers bleven onbezaaid, waardoor dat er een zeer diere tijd gekomen is.

Alsdan wierd Alexander Florachius van den koning van Spanjen gezonden om de moedwilligheid der ketters in Vlanderen te stutten.

Ten jare 1584 wierd de terwe verkocht 104 ponden parisis de rasiere, dat is 65 fransche livres. Daar stierven er velen van honger, en velen vertrokken van Belle naar Engelland, om den hongersnood te vluchten, en z'hebben aldaar de lakenweverije ingevoerd. Het lakenweven ging te niete tot Belle, daarom hebben de Bellenaars de garentwijnderije opgerecht, waardoor zij als een nieuw leven schepten, want in dien tijd begon de neringe wel te gaan.

Maar daar kwam tot Belle eene groote sterfte, zoo door de peste als door den rooden loop; want, bij gebrek van goed brood, moesten de menschen brood eten van boonen en erreweten, alsook van revelare, die van over zee kwam en die niet alleenlijk en rook, maar zelfs half rot was. De arme menschen moesten wel drie jaar lang van dien stinkenden revelare eten, zoodat er tot Belle en onder 't ambacht van Belle gestorven zijn, van de peste en den rooden loop,

[pagina 349]
[p. 349]

(van 't begin van junij 1646 tot het begin van 1648) 3600 menschen.

Ten lesten eindigde de peste en ook de diere tijd, maar de oorlog ging altijd voort tusschen Spanjen en Vrankrijk.

De zesde brand is veroorzaakt als volgt: den oorlog altijd voortgaande, verboden de Spaanschen aan die van Vlanderen op 't leven, dat zij geen lasten en mochten betalen aan de Franschen; en de Franschen dreigden hen, zoo zij weigerden te betalen, dat zij al de steden en dorpen zouden afbranden en plunderen.

De Franschen kwamen met geweld over de Leye, 't welk de Spaanschen niet en konden beletten; daar kwamen 2000 soldaten naar Belle, en vele burgers namen de vlucht; de soldaten begaven hen tot het plunderen, 't Hoogweerdig wierd gevlucht uit de prochiekerke en gedragen tot de Capucinen; zij namen 't garen half gebleekt uit de bleekerijen; nadien kwam een deel ruiters met eenen bondel strooi op hun peerd en zij staken ten allen kanten 't vier in Belle. En als de vlammen geheel Belle door verspreid waren, zoo bedreven zij groote genuchte en zij vertrokken; bij hun vertrek staken zij nog eenen windmeulen en drie oliekoten met twee reken huizen in brande, alsook vier koorenschuren, daar zij voorbij trokken; 't garen en de andere goederen wierden door de soldaten wel drie uren verre langs den weg gestrooid.

Op dezen tijd zijn te Belle gebrand 470 huizen, het zwarte-nonnenklooster en 70 twijnmeulens.

Dit geschiedde ten jare 1653.

De zevenste brand is bij ongelukke gekomen, uit de brouwerije van de zwarte zusters, op den 8sten Mei 1681.

Ten drie uren namiddag was 't vier gegrepen in gemelde brouwerije; de dikke rook met de vlammen vloog op tot in de wolken; daar klommen op uit den rook vele half gebrande papieren, die door de lucht vlogen gelijk zwarte kraaien; ook bondels strooi die opvlogen al branden en al blaken, waardoor vele huizen in brande gerochten. De vlammen vlogen, gelijk den bliksem, van 't eene naar 't ander geweste der stad. Men gebruikte

[pagina 350]
[p. 350]

alle middels om 't vier te blusschen, maar 't was al vruchteloos; want de gonne die kwamen van de ander zijde der stad om te helpen blusschen, ziende de vlammen met zulke snelligheid en kracht vliegen, moesten met haaste wederkeeren naar hunne huizen, om hunne beste goederen uit te dragen; maar eilaas al eer zij daar kwamen, was 't al van de vlammen omringd. Al hunne pogingen en konden niet baten. De oostersche wind begon zoo schrikkelijk te blazen en de vlammen voort te jagen, met zoo een vreeslijk getier en gehuil, dat vele menschen zeiden dat de helsche geesten zulk getier en gehuil maakten in de vlammen, zoodanig klom het getier tot in de lucht. 't Was afgrijzelijk om hooren en om zien, 't gonne aldaar geschiedde. De mart, de waterplasch en de steenputten waren geheel vervuld met goederen, maar 't en konde al niet baten, want deze wierden met al de huizen der geheele mart in korten tijd al door de vlammen verslonden. De Weststrate wierd geheel afgebrand, en al de huizen die stonden op den teerling genaamd Bellequin en in de Sint-Jacobsstrate, en bleef maer een enkel huis staan, dat ook niet en wierd gehinderd als de soldaten het vier in Belle staken. De Nieuwstrate wierd van twee zijden afgebrand, tot de arme schole; in de Kerkstrate en in de Patersstrate en is er niet een huis gebleven. De Vulderijestrate was ook geheel afgebrand, behalvens een huis in de proostdije. De strate van den Heiligen Geest wierd ook al afgebrand, alsook de Koolstrate een weinig. De Vijverstrate en al de huizen die stonden zoo men gaat van de mart naar de Capucinen, wierden ook al afgebrand, alsook al de huizen in de Ooststrate, van 't klooster der zwarte nonnen tot de mart, maar geene over 't klooster aan de oostzijde. De kerkegracht was opgevuld met alle slag van goederen om ze te bevrijden voor den brand, alsook vele andere putten, maar 't en hielp al niet, want ze brandden in 't water, immers die maar half in 't water en waren, waardoor 't water heet wierd.

Alsdan zijn gebrand 488 huizen, 14 brouwerijen, 80 twijnmeulens, 't klooster en de kerke der Jesuiten,

[pagina 351]
[p. 351]

't grauwe-nonnenklooster en de prochiekerke, uitgenomen de beelden van Onze Vrouwe, van Sint-Vedast en van Sint-Leonardus, die boven de kerkdeure stonden.

Namen van 23 menschen die in hunne huizen gebrand zijn: Jan Hardeman; Christiaen Berteloot; Jan Ysebrand; Petronelle Flaheel; We Pr Petilion; Johanne du Chateau; Mr Jacques van Amandel; Tanneken Poortier; We Marius du Plovy; Tone le petit; Chatharine de Wulf; Jacquemijntje Faes; Joufwe Mary Vremout; We meester Louis de Gelke, hare zoon en vier dochters; hare maarte Josine de Conink; Mary Olivier; Pieternelle Laporte; Pr Questroy en Treze Roelens.

Op eenige woorden en de spellinge na, uit den handboek van Gratiaen-Anthone Vervot, ‘steenvoorschen ijveraer der chyferkonste’ geboren te Steenvoorde den 4den Julij 1736 en aldaar overleden den 7den October 1808.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken