Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 3 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 3
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.66 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 3

(1892)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mingelmaren

HET Belfort, in zijne uitzende van deze maand, drukt, op bldz. 430, als volgt:

‘Naar aanleiding van een schrijven van den eerw. heer Craeynest, beslist de vergadering (d.i. de Taalvroedschap) dat de lijst der bastaardwoorden van den heer Broeckaert alleen zal uitgegeven worden. Immers meldt de heer Craeynest dat hij wel toelaat zijn eerste handschrift door de Academie te laten drukken, maar geenszins zijne nieuwe bewerking tot hare beschikking wil stellen.’

Zooveel te beter! Want, gelijk het laatstmaal in Biekorf te lezen stond, eerw. heer Craeynest zal zijn hermaakte werk op eigene hand uitgeven.



illustratie

IEDEREEN weet dat er van den jare 1722 tot 1733, te Oostende eene Zeevaardersgilde bestond, met den name van Compagnie d'Ostende, die voor inzicht had de vaderlandsche zeevaart en koophandel, sedert het afsluiten der Schelde in 1648 zoo deerlijk vervallen, her op te beuren. Hetgene misschien min geweten is, 't is dat er, te dien tijde, priesters waren die op de uitgereede schepen van de Gilde dienst deden, even gelijk er nog ten huidigen dage dienstdoende priesters medevaren op het Oostendsche Wachtschip.

Dit blijkt uit oorkonden die bewaard liggen in het Carmelietenklooster van Brugge.

Daar staat er te lezen dat het toegestaan was aan de vermaarde Zeevaardersgilde van Oostende, priesters in haren dienst te heb-

[pagina 175]
[p. 175]

ben die de bedieninge van caplaan zouden uitoefenen op hare schepen die naar Oost-Indiën vaarden. Ten einde te beletten dat die toelatinge zonder uitwerksel bleef, wierd er stellig verbod gedaan aan de kloosterlingen van de Vlaamsch-Belgische gouwe der Carmelieten, zoowel aan onderdanen als aan oversten, van door hen zelven of door anderen, de priesters hunner gemeenzaamheid te beletten of af te keeren van op de voorzeide schepen den dienst van caplaan te aanveerden.

De namen van twee dier zeepriesters staan gekend: 't waren ongeschoeide Carmelieten, beiden geboortig van Gent: de eene Joannes-Baptista van Durm, geboren in 1685, wierd in 't klooster Pater Servatius van de H. Joanna genaamd. Zijn gezel hiet Pater Arnoldus a Cruce, in de wereld AEgidius Luck, en wierd geboren in 1688.

Deze laatste kwam ongelukkig aan zijne dood. Tijdens eene reize in 1724, waarschijnlijk de eerste die hij naar Indiën deed, verging hij in zee langs de kusten van Bengalen. Zijn reisgenoot Pater Servatius, geeft het omstandig verhaal van die rampe in eenen brief, die gedagteekend is uit ‘Sandernagor in Bengala, den 25 Augusti 1724’ en die bewaard blijft in het klooster der Paters Carmelieten, te Brugge.

Pater Servatius gerocht behouden in Indiën, en hij droeg er zielezorge voor de Belgen die ginder verbleven. Vele zag hij er af van ziekten en van vervolgingen; na drie jaren werken en lijden, was zijne gezondheid te niete gegaan.

Hij was reeds op weg naar zijn vaderland, waar hij verhoopte zijne krachten te komen herstellen; maar de vermoeienissen en ziekten namen toe, en hij stierf veertien dagen na zijn afvaren, langs de kusten van 't verre Indiën.



illustratie

BIJ koninklijk besluit van den 14den in Meimaand laatstleden, wordt de driejaarlijksche vereeringe voor het beste onuitgegeven schouwspel in dietsche tale, toegekend aan den heer Nestor de Tière. Zijn werk bevat drie bedrijven en heet Een Spiegel. Die vereeringe bedraagt 1500 frank.

Het verslag dat heer Alberdingk Thym gemaakt heeft over den wedstrijd voor het dietsche schouwspelwezen, zal gedrukt worden in de verslagen der Vlaamsche Taalvroedschap.



illustratie

EEN oud soldaat vertelde mij dat hij eens in verlof ging, en onderwege op den trein iemand aantrof die zegde veel van soldaten te houden en die hem een zilverstuk gaf; hij beloofde den vriendelijken onbekende een gebed; maar deze wou niet dat

[pagina 176]
[p. 176]

voor hem gebeden wierde; toen de soldaat afstapte, en nog eenige mijlen verre te gaan had, doolde hij eenen ganschen nacht rond, en ik kon hem niet uit het hoofd kloppen dat het zilverstuk daar schuld aan had.

Zoo schrijft A.V.W. uit Antwerpen.

Vergelijkt daarbij 't gene in De Bo staat, onder 't woord doolkruid, en in Loquela, 1891, half zijde 90, onder de woorden elf en doolkruid.



illustratie

OP het euverhout van de huisdeure van Lodewijk Vandromme, landsman te Boeschepe, in Fransch Vlanderen, staat er het volgende:

 
17 - WYE kan de wereld passen
 
als die blom dee wassen - 68

met dat verschil dat de spreuke maar een reke en beslaat en dat het woord kan door eene kanne, het woord wereld door eene bollewereld, het woord passen door eenen passer, het woord blom door eene blomme, het woord dee door eene D vertegenwoordigd is.



illustratie

OP het schutblad van eenen ligger, behoorende de Rederijkers van Eggewaerts-capelle, staat er als volgt:

 
Vinchem, dat oud roovershem,
 
niet verre van 't nieuw Oereseele,
 
en 't zottekot van Wulverghem,
 
zijn drie katten aen een teele.

Die dat gedicht heeft, verstond waarschijnlijk nog den zin van ons oud woord heem, hem; anders wat zin zou roovershem wel hebben?



illustratie

 
ERREWETE boone,
 
strooitje koolke vier,
 
hadde ik nog een oortje,
 
'k dronke een pintje bier,
 
'k wil dat den eerste weerd,
 
die van mijn geld begeert,
 
ware gehangen met een tange,
 
op zijnen heerd?

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken