Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 5 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 5
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

ebook (3.54 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 5

(1894)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mingelmaren

TE Doornijk zeggen ze:

Il pleut à duqie et à daque, dat is: het regent hemelsche geute: dat dijken en deken vol staan.

Il vint de rif et 's in va de raf,: met het fluitje gewonnen en met het trommelken verteerd; slecht gewonnen geld en verrijkt niet. Heeft dat gemeens met ons rijf ke raf ke?

[pagina 127]
[p. 127]

Wanna

 
IN heur kamerke ligt ze nu
 
op het bedde des lijdens,
 
De oude Johanna, de arme
 
gedienstige ziekenbezorgster.
 
Altijd was ze ten dienste van
 
iedreen hier in het ronde;
 
Overal waar er zieken of
 
kranken in huis waren, daar was
 
Wanna, 't arrem vrouwtje met
 
herte en met ziele en het brocht er
 
Hulpe ende troost, bij arme en
 
bij rijke; en het waakte er bij dooden
 
Steeds toegenegen als waren 't
 
zijn eigene kinderen geweest.
 
Maar nu ligt ze daar zelve
 
geveld, bleek, mager en stokoud.
 
Zij houdt zwijgend heur stervende
 
blikken gevestigd naar 't voetend,
 
op de sponde en de prentjes die
 
daar op 't blauwendig muurke
 
Rondom 't kruisbeeld hangen, en
 
't schijnt of wiste zij niet dat
 
nevens heur koets, drij kindtjes op
 
den vloer spelen en taatren,
 
En nu jammeren omdat
 
Wantje nu nooit meer kan meêgaan.
 
Maar zie, Griete daar, speurde een
 
glimlach op de oude Wanna's
 
Lippen, en naderend, legt het zijn
 
handje op 't voetend van 't bedde en;
 
- ‘Wantje, zeg 't; zijt ge nu beter,
 
gaat ge nu mee met ons?’ Maar zij,
 
Zuchtend, - ‘Voorzicht jes, o Grietje, gij
 
legt juist uw handtje op zijn aanzicht.’
 
't Kind trekt zijn hand weg en kijkt daar,
 
wondrend, wijl de andere naadren;
 
- ‘Op zijn aanzicht! vraagt het weêr,
 
op wiens aanzicht dan, Wanna?’
 
- ‘Maar van 't engeltjon daar!’ sprak
 
't vrouwtje, en 't glimlachte weêrom.
 
's Avonds koudigde 't klokske dat
 
Wanna met de engeltes meê was
 
Hemelwaard, om heuren loon daar
 
bij den Heere gevaren.
 
K.V.W.
[pagina 128]
[p. 128]

IN het Bijblad van 't Belfort, Philologische Bijdragen, van April 1894, heeft E.H.J. Claerhout, onder hoofdinge ‘Nederlandsch’, eene bijdrage laten drukken, waarin hij gedeeltelijk verschilt van meeninge met den E.H.J. Craeynest, wegens den name die zou dienen aan onze tale gegeven te worden.

Hij aanveerdt dat zeker de beste name ‘Dietsch’ is, en dat zulks onwederlegbaar bewezen staat. ‘Waar wij echter’, zoo zegt E.H. Claerhout, ‘zijne (van E.H. Craeynest) meening niet kunnen deelen,'t is als hij den naam Nederlandsch verwerpt, als hij zegt dat die naam slecht gekozen is en wij hem niet meer mogen bezigen’.

‘Wij denken dat wij promiscue de twee namen mogen gebruiken en dat de redens door E.H.J. Craeynest bijgebracht niet voldoende zijn om den naam van Nederlandsch te verstooten.’



illustratie

HOORT, wat sommige beggels de Lauwenaars nu en dan eens toesnauwen:

 
Lauwsche teerzen,
 
Luizen lik veerzen,
 
Vlooien met hoopen,

Ge komt ze:

Naar... plaatse verkoopen.

Teerzen en veerzen worden uitgesproken tezen, vezen, met zware e.

***

Als men den aard der Lauwenaars wil kenmerken zegt men:

Twee keeren Lauwe en is nog niet warm.



illustratie

DE spreuke om verbrandheid te genezen luidt tot Pitthem, Eeghem en ommelands aldus:

 
‘Sente Lauwerin,
 
hij machelt en hij vindt,
 
en hij zegent met zijn' hand,
 
dat 't niet innewaards en brandt.’

wat zou machelen hier te zeggen zijn?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken