Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 7 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 7
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 7

(1896)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 177]
[p. 177]

[Nummer 12]

Van den eeuwigen Jager

't WAS ne keer ne koning en hij en hadde maar eenen zone, en 't was 'n druistige wilde knape, met wien dat er niemand geen weg en wiste. Loopen en springen, rollen en bollen, slaan en vechten, dat was zijn wikkel. 't Was al dat hij wilde stille blijven aan tafel...., doch schaars g'eten, liep hij den huize uit en ne was noch ter roe noch ter hand meer bestierlijk.

‘'t Zal beteren met de jaren,’ dacht de koning, en hij en liet hem maar gedoen. Ja maar, met oud te worden en beterde 't niet: loopen en ketsen, rijden en rotsen, 't was al dat er in zat.

‘'k Zal hem leeren jagen,’ zei de koning, ‘zoo zal hij misschien mensch worden.’

Hij mocht dan mee gaan ter jacht, toch 't en leed niet lange of onze jonge knape was de behendigste en de stoutste jager van geheel de streke.

[pagina 178]
[p. 178]

Van toen af en droomde hij van niet anders meer als van jagen, zoo dat 't alle menschen te verre ging. Wekedag, zondag, hoogdag, leegdag, en deed hij niet anders als jagen, jagen, jagen. Naar de messe gaan, dat en kende hij niet meer, en, ten langen laatsten, ging het zoo verre, dat hij niet meer thuiswaarts en kwam.

‘Zijn wij daar?’ zei de koning, ‘Wat nu gedaan?’

Toch 't verergerde nog. Alle dagen, even goed, kwamen de landslieden, uit alle streken en gewesten, met klachten naar den koning. Hunne landen waren beschadigd, hun oogst aan stukken gereden, hun vee, hunne schapen gekwetst of gedood..., 't was zonder ende of grond!

Op nen zekeren keer, dat ze met nieuwe klachten kwamen, wierd de koning zoo kwaad, zoo kwaad, dat hij uitriep: ‘'k Wensche dat hij mochte jagen tot het einde der wereld!’

Sedert dien doorloopt de eeuwige jager alle landen en streken met zijne wilde jachthonden, en bij wind en stormachtig weder hoort men dikwijls zijnen jachtroep over de bosschen weêrklinken: tjagouw! tjagouw!

Liefst jaagt hij in de boschstreken; in 't Wijnendaalsche en hoort men hem niet zelden met zijn hondengespan door struik en heester draven.

Toch wee den reiziger die hem s'avonds gemoet en hem durft aanspreken! Wee den kinderen, die hem zouden naroepen; zij en zouden geen been van de eerde meer kunnen verheffen.

In 't Vrijbusch, zoo vertellen aldaar de boschkanters, komt de eeuwige jager ook nestelen, doch 't is onder de gedaante van eenen grooten grooten nachtuil, die met een scherp geschreeuw door de bosschen henenvliegt en nu en dan zijnen tjagouw, tjagouw door het hout last lunderen.

Sommige lieden vertellen zelfs, dat een stoute pensejager dien reusachtigen uil heeft doodgeschoten en opgevuld, en diensvolgens dat het einde der wereld rabij is. Andere beweren dat deze uil de eeuwige jager

[pagina 179]
[p. 179]

niet en is, maar zijn knecht, die voorenloopt om het wild op te speuren.

Wat er ook van zij, 't is genoeg en zoovele, dat de landlieden, 's winters bijzonderlijk, nog altijd den eeuwigen jager hooren, en dat hij voort zal jagen tot den laatsten dag des oordeels, gelijk de dichter zingt:

 
En in den laatsten nacht
 
toen alles gaat verzinken
 
dan zal 't benauwd tjagouw!
 
de laatste maal weêrklinken.

De vertelling van den Eeuwigen Jager vindt men in alle landen. In Duitschland vooral, vertelt men vele van hem: hij wordt verwenscht van eenen kluizenaar wiens ruste hij komt stooren; oftewel hij verwenscht zijn zelven; vóór hem vliegt er eene rave of een uil, die hem de jacht aanwijst. Vele andere geschiedenissen, die met hem voorengevallen zijn, en die eenigszins op onzen volkszeg gelijken, worden van hem verhaald.

 

J.V.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken