Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 7 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 7
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

ebook (3.79 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 7

(1896)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Jan van Dadizeele

HET was in de eerste dagen van Lentemaand 1476, toen de gezanten der vlaamsche gemeenten tot Atrecht aankwamen, om aan Lodewijk XI eenen wapenstilstand te vragen. In dit verhoor, overhandigde de listige vorst hun geheime brieven, die hem toegezonden waren door Maria van Burgondiën en haren bijzonderen raad. Hij wilde daarmede twist en verdeeldheid in Vlanderen zaaien, als zoude de hertogin Maria haar eigen volk bedriegen en verraden.

Deze brieven, medegebracht in Vlanderen, wierden openbaar gelezen door Govaerd Hellinck, pensionnaris van Gent, in eene vergadering van de Staten Generaal, gehouden te Gent op het einde van Lentemaand. Men kent er den uitslag van.

Eenige dagen later, beklommen Humbercourt en Hugonet, bijzondere raadsheeren der hertoginne, het schavot, en de weduwe van Karel den Stoute, Margareta van York, de stijfmoeder van Maria van Burgondiën, wierd uit Vlanderen verbannen.

De geschiedenis van Vlanderen die in bloedige bladeren

[pagina 327]
[p. 327]

ontrolt, zal voortaan deze zijn van de wrake eener vrouw, die bedrogen is in hare heerschzucht.

Brugge en Gent zullen er hunne laatste vrijheden bij verliezen; de burgeroorlog zal Vlanderen verarmen en uithongeren, en de 15e eeuw en zal nog niet ten einde loopen, eer Brugge zal ophouden de koningin der zee te zijn.

Laat ons de gebeurtenissen volgen.

Den 16den Oogst 1477 wierd het huwelijk van Maximiliaan van Oostenrijk met de dochter van Karel den Stoute, gesloten in de capelle van het hof ter Walle, tot Brugge: gewichtige gebeurtenissen voor 's lands belangen, waarvan de gevolgen eenen driehonderd jaarschen invloed op de staatkunde van Europa uitgeoefend hebben. De vijandelijkheden tusschen Vlanderen en Vrankrijk zouden naar Duitschland overgaan. Als later Lodewijk XV het graf van Maria van Burgoudiën zal bezoeken, tot Brugge, zal hij mogen uitroepen: ‘Hier ligt de kiem, waaruit al onze ongelukken voortgesproten zijn.’ Maximiliaan wierd met vreugde in Vlanderen ontvangen. Hij bracht aan Vlanderen eenen luisterlijken naam, en den verwachten onderstand van duitsche wapenmacht, om den ouden vijand van de vlaamsche vrijheid te bevechten.

En nochtans, als de dag van 't gevaar zal opstaan, zal het zweerd van eenen Vlaming Vlanderen verlossen; en de vreemde ruiters, of ‘reitersbenden,’ zullen slechts hunne wapens gebruiken om Vlanderen met puin en bloed te overdekken.

Maximiliaan van Oostenrijk was achttien jaar oud, als hij het huwelijk intrad en graaf van Vlanderen wierd. Op twaalfjarigen ouderdom, en wist men nog niet of hij van zijn leven zoude leeren schrijven en lezen. Hij was zwak van wil, mistrouwig en arglistig; wankelend en wisselvallig in zijne besluiten, en gemakkelijk om overhalen naar de meest tegenovergestelde beslissingen. Vol minachting voor de burgerij, was hij zonder woord, 't en zij voor zijns gelijke. Hij zwoer herhaalde malen de vrijheden van zijne steden te behouden; maar een eed en moest hem maar dienen om tot zijne inzichten te

[pagina 328]
[p. 328]

geraken, en hij verbrak hem, van zoohaast de kans hem weer kwam begunstigen. Men kent zijn antwoordaan dezen die hem de dood van Lodewijk XI kwamen aankondigen: Zij klonk, dat hij alle verleende vrijheden aan de vlaamsche gemeenten introk.

Vorst van Vlanderen, zulks en heeft hij nooit geweest. Hij zag in Vlanderen eenen buit voor de Oostenrijkers, en aanzag het als zijne zending de keuren te vernietigen, die het volk van de weeze van Karel den Stoute afgedongen had.

De gebeurtenissen zullen welhaast de werkinge van Margareta van York ophelderen en begunstigen. Maximiliaan en heerschte nog geen vier jaar, of hij had reeds het volksbetrouwen verloren, en eene vrouw zou dit verschil tusschen volk en vorst te bate nemen, en dieper delven, om haren wrok te voldoen.

Laat ons opvolgentlijk de bijzonderste grieven optellen.

Tegenover de aanrandende houding van Lodewijk XI moest Vlanderen eenen bekwamen aanvoerder bezitten. Men gaf in 1478 een leger aan Maximiliaan om een einde te stellen aan de verwoestingen, die niet op en hielden van den kant der Franschen. Tegen alle verwachting stond hij eenen wapenstilstand toe, dien de sluwe koning weldra in den wind sloeg, van zoo 't gevaar voorbij was. Da verontweerdiging was zoo groot, dat verschillige heeren van den kant der Vlamingen in den wapenstilstand niet en wilden begrepen zijn.

Een jaar later, belegerde Maximiliaan Therenburg. Het is bij deze stad, dat den 17 Oogst 1479 de vermaarde slag van Guinegate gewonnen wierd, dank aan de krijgskunst van Jan van Dadizeele. Wat deed Maximiliaan? Het beleg van Therenburg hernemen en voortzetten? ‘Vainqueur malgré lui’, zegt Kervyn de Lettenhove, hij dankte zijn leger af en trok terug, als hadde hij overwonnen geweest in plaats van de Franschen. Het zelfste jaar, in Herfstmaand, kwamen dan de Franschen wederom op, met een nieuw leger, en Vlanderen was voor de tweede maal in gevaar van verloren te gaan, ware Jan van Dadizeele hun niet te gemoet getrokken, aan 't hoofd zijner

[pagina 329]
[p. 329]

voetknechten. De chroniken van den tijd geven hem algemeen den naam van ‘Verlosser van Vlanderen.’

Binnen 't land en was de toestand der geldkas niet min bedreigd. Al de kostelijkheden die den overgelaten schat uitmieken van de hertogen van Burgondiën, waren verkocht of verpand aan 't huis van Medicis en andere: de bibliotheek van Burgondiën, de schoonste der wereld, wierd te gelde gesteld, om de beurze van eenige Duitschers te vollen. Ook moest Maximiliaan harde woorden hooren, tot Gent, als hij nieuwe lasten vroeg. ‘Geeft rekening, zei men hem, ‘van 't gebruik van 's lands inkomen’. - ‘Maar gij wilt dus dat Vlanderen ten onderen ga?...’ - ‘Wij zien ons vaderland te geern’, antwoordden de burgers, ‘om aan anderen de zorg te laten van het te verdedigen.’

Tusschen die tegenovergestelde neigingen stond Jan van Dadizeele als de man van vrede en wijs beleid, en genoot hij 't algemeen betrouwen. Hij was baljuw der stede van Gent, opperbaljuw van Vlanderen en der heerlijkheid van Mechelen, capitein generaal van het voetvolk, afgezant bij 't hof van Engeland, en hofmeester bij Maximiliaan; hij vereenigde de waarborg van binnen- en buitenlandschen vrede. Margareta van York meende de Vlaamsche gemeenten te ontwapenen, met hen te ontrieven van zijn beleid en wijzen raad. In 't jaar 1479 wierden beschuldigingen aangebracht, om hem zijn baljuwschap te ontnemen, maar vergeefs; 't en was door geene rechterlijke gedingen dat men Jan van Dadizeele ten onderen kon brengen; laster en had op hem geene greep. Een ander lot verwachtte hem. Hij wierd het jaar daarna te Antwerpen geroepen, bij brieve van Maximiliaan. Daar wierd hij, den 7 in Zaaimaand 1481, 's avonds, op straat aangerand door vijf moordenaars, die hem voor dood lieten. Eenige dagen daarna gaf hij den geest. Hij was vijftig jaar oud. Zijne moordenaars waren gekend, maar bleven ongestraft. Aan hun hoofd stond de heer de Hornes, noodlottige naam, indien wij hem aansluiten met dezen van den graaf van Nassau en van den hertog Albrecht van Saxen, die weldra den uitroeiingsoorlog tegen de gemeenten zullen aanvoe-

[pagina 330]
[p. 330]

ren. Deze namen herinneren ons dat de Leliaarts van 1300, vervangen zijn door de Oostenrijkers van 1400, en het later zullen zijn door de Geuzen.

De dood van Jan van Dadizeele moest den laatsten hinderpaal wegruimen die den burgeroorlog nog belette; zij moest in gelijkige mate noodlottig zijn voor de mannen die haar bereid hadden, gelijk voor de burgers die hem, gansch Vlanderen door, de laatste eer bewezen op eene wijze die weerdig was van eenen vorst. Zijn lijk wierd stoetsgewijze en omringd van brandende toortsen naar Gent gebracht; de processiën van al de parochiën der stad gingen het te gemoet, tot aan de Sint Janspoorte, om het te geleiden naar de abdij van Sint Pieters; na den dienst leidden de schepens der stad het naar Dadizeele, waar het berust.

Tot Brugge s'aat het standbeeld van Breydel en de Coninck, te midden der groote markt. Gelijk hen bewaarde Jan van Dadizeele den vaderlijken grond, door een schitterenden zegepraal. Te Gent, staat het beeld van Jacob van Artevelde, gelijk hij gevallen is onder een dolk des verraders. Als gij in de onderkerke van Dadizeele daalt, zult gij er een graf vinden van zwart marmer: daar is de gedenkenis van Jan van Dadizeele. Hij ziet er uit, niet al te groot van gestalte, maar schoon en wel gebouwd; twee diepe rimpels die uitgaan van de neuze en zinken tot aan de kin, duiden zijn krachtdadige wil aan, te zamen met de gewoonte van het krijgvoerend gebieden. Nevens hem ligt een vrouwenbeeld, Katheline Breydel, zijne gemalin, het oudste bekend portret van de brugsche familie Breydel. Men zou zeggen, dat de voorspoed en de macht van Brugge met hem moest vergaan en hem niet en mocht overleven. Daar rust hij omgeven door een heerlijk geheugen en als bestraald door den roem der marteldood.

Op het casteel bewaart men zijnen helm, zijne ijzere handschoen, zijne ridderlijke sporen, en zijn zegepralend zweerd.

***

Moet men Maximiliaan, te minste van ver, medeplichtig houden in de moord van Jan van Dadizeele? Ik zal die

[pagina 331]
[p. 331]

vraag beter oplossen als ik haar mag in verhouding brengen met eene tweede: Is het de weldenkende burgerij die om grondige redens, Jacob van Artevelde ter dood heeft gebracht? Ik antwoorde kortaf: neen, om reden: Dat Philips van Artevelde het gezag van zijnen vader heeft afgedeeld. Om gelijkige reden antwoord ik aan de eerste vraag: ja. Daar bestaat een brief van Maximiliaan, van 1480, die aan Jan een ambt van schildknaap belooft voor zijnen zoon, in het huis van Philips, den graat van Charolais. Maar die zoon en heeft nooit die bediening bekomen of en heeft ze niet gewild. Vader en kind hebben den zelfsten vijand. In alle geval, trad Maximiliaan de inzichten en de gezindheid der moordenaars bij.

G.D.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken