Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 8 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 8
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.99 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 8

(1897)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende


illustratie

Mingelmaren

DIETSCE RIME, Geestelijke gedichten uit de 13e, 14e en 15e eeuw, naar een handschrift van het einde der 15e eeuw uitgegeven, en van aanteekeningen en woordenlijst voorzien door Dr K. de Gheldere, van de Koninklijke Vlaamsche Academie en van de Maatschappij der Nederl. Letterk. te Leiden. Gedrukt te Brugge in 1896, bij Lodewijk De Plancke, in de Heilige-Clarenstrate, 1.

Dit werk en is niet alleene merkweerdig voor den inhoud van het oude handschrift, maar ook nog buitenmaten door de menigvuldige en allerbelangrijkste aanteekeningen van den geleerden Uitgever. De heidensche gebruiken, de oude geplogentheden, de bijgeloovigheden, de aardige spreuken en kernachtige rijmkens van ons volk en onze voorouders, te zamen met onze diepe godvruchtigheid, met de vereeringe van onze Heiligen, en met ons vaste betrouwen op God worden er als in eenen krans gevlochten tot bekendmakinge van ons eigen volk. Ja, de uitgever heeft de knepe om al de wetensweerdigheden, ja tot deze die bij sommigen gering zouden schijnen, te passe te brengen, en dikwijls met een enkel woord, den oorsprong en de belangrijkheid ervan te doen gevoelen en verstaan.

Van waar komt die Dietsce Rime? en wat is haar bedied?

‘Dietsce Rime’ is de afdruk van een ongetiteld handschrift dat berustende is onder Nr 72/97, in de boekerij van handschriften

[pagina 47]
[p. 47]

en oude stuks, van het bisschoppelijk Seminarie te Brugge, bij de Seminaristen als de Bibliotheek van de Paters bekend. Het grootste gedeelte dezer boekerij is afkomstig van de Duinheeren of Paters van de abdij van den Duine bij Veurne, gesticht in 1107, vernield in 1560, binnen Brugge herbouwd in 1623-28, en sedert 1834 dienende tot groot Seminarie.

Dit handschrift is 13 ½ centim. hoog bij 10 ½ centim. breed, en bevat 92 bladen (184 bladzijden) perkament. De band is van hout met leder overtrokken. Het dagteekent waarschijnlijk van omstreeks het einde der XVe eeuw; eenige stukken erin dragen reeds het kenmerk van den invloed der Rederijkers.

Al mogen de gedichten van onzen Bundel geene aanspraak maken op hooge letterkundige weerde, denken wij nochtans dat in den ontelbaren schat onzer oude, te veel verwaarloosde getijboeken, een berijmd gebedenboek uit de XVe eeuw een zeldzaam verschijnsel genoeg is om, met eenige hoop op een gunstig onthaal, onder de oogen der letterminnaren gebracht te mogen worden. Het is ons ten andere eene groote voldoening, met deze onze nederige pogingen, in mate van ons vermogen, den oproep te kunnen beantwoorden van wijlen den geleerden Jacq. Am. Clignett aan zijne zuidelijke broeders: ‘Dat zij zich herinneren,’ zegde hij, ‘ja, dat zij zich beroemen dat wij de vroegere beschaving van het Nederduitsch aan hunne gewesten te danken hebben, dat bijna al onze eerste Nederduitsche schrijvers van daar herkomstig zijn, en dat het hunne gewesten zijn, welke de oudste gedenkstukken onzer Tale opleveren.’ En hij voegde er den wensch bij ‘om de werken onzer oude schrijvers te doen kennen, opdat onze tijdgenooten zich aan de taal hunner vaderen zouden gewennen, hunne geschriften met verrukking lezen en hen als de vormers onzer Taal eerbiedigen.’

Wie heeft deze Rime gedicht?

Op bladzijde 154, 23e rijmreke, zegt de uitgever, aangaande de vertaling van den Gloria.

‘Deze vertaling van den Gloria trekt wonderwel op deze opgegeven in Oudvlaamsche Liederen en Gedichten, eerste helft, bl. 21, vs 28:

 
Lof, helich Vader, helich Zone,
 
Helich Gheest, een God in III persone,
 
Als een almoghende God te zamen,
 
Even eeuwich ende overal. Amen.

Zouden onze Getijden ook gedicht geweest zijn door Jan van Hulst?...

Volgens het voorbericht (bl. 154), van eene uitgave der Oudvlaamsche Liederen enz. geteekend C(arton) zouden de gedichten in die uitgave voorkomende, het werk zijn van Jonker Jan Van Hulst, een Brugschen Priester van de XIVe eeuwe, die een

[pagina 48]
[p. 48]

vriend was van Jan van Gruuthuse, Heere van Brugge, en ook wel zijnen leermeester zal geweest zijn.’

In de nalezing van zijn werk zegt de uitgever.

‘... de vertaling van den Gloria Patri, die voorkomt in Leven van Sinte Amand, uitgave der Bibliophilen, Dl II, vs 5844, is geheel en gansch dezelfste als in onze Getijden, en wat meer is, in gemeld boekwerk Dl II, vs 5836, is eene vertaling voorhanden van den Lofzang van Symeon, welke, van woord tot woord overeenkomt - daargelaten de gewone schenderijen door de afschrijvers gepleegd - met deze van onze Getijden (blz. 35, vs 768). Nu, Gillis de Wevel, de schrijver van het Leven van Sinte Amand, geeft klaarblijkelijk te kennen (Am. II 5831) dat hij zelf die vertaling gedicht heeft; zoo dat het meer dan vermoedelijk is, dat ook hij de dichter is van de Ghetiden van Onser Vrouwen rouwen. Het is immers niet aannemelijk dat de schrijver dezer Getijden, aan het einde van de taak gekomen die hij zich had opgelegd (vers 768), de geheelheid van zijn werk zoude hebben te kort gedaan, met daarin een twaalftal verzen van een anderen dichter in te smokkelen.

De Getijden van O.V. zijn gedicht geweest na de dood van Paus Jan XXII, die voorviel in 1334 en Gillis de Wevel, die een jonc man was (Am. I, vs 1380) als hij het leven van Sint Amand schreef, heeft dit laatste werk voleindigd in 1366 (Am. II, vs 6420). In de tweede helft der veertiende eeuw werden de Getijden van O.L. Vrouwen rouwen door Paus Jan XXII in 1331 verleend (zie blz. 151, nota 1) in Vlaanderen en wel uit reden van hunne nieuwigheid, waarschijnlijk veel gelezen doch meest in het Latijn. Het is denkelijk dat Gillis de Wevel, die een godvruchtig man was en vijand van ledicheit, na de berijming van zijnen Amand, de vertaling zal aangevat hebben van Horae de doloribus B.M.V., omdat vele menschen deze Getijden lazen zonder ze te verstaan, en dat hij daarin de vertalingen van den Gloria Patri en den Nunc dimittis zal benuttigd hebben, welke reeds in zijnen Amand geschreven stonden.

Wij meenen dus het vaderschap van de Ghetiden van O.V. rouwen, waarin de oudste berijmde vertaling voorkomt van de Psalmen in het Dietsch, aan onzen Brugschen dichter Gillis de Wevel met eenig recht te mogen toekennen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken