Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Biekorf. Jaargang 10 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Biekorf. Jaargang 10
Afbeelding van Biekorf. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Biekorf. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.18 MB)

ebook (4.69 MB)

XML (1.08 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Biekorf. Jaargang 10

(1899)– [tijdschrift] Biekorf–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Mingelmaren

OP het einde van een werk, dat voor opschrift draagt: ‘Leenrechters naer costume ende ordenanche slands van Vlandren ende sonderlinghe van den Casteele te Ghendt,’ volgens Gilliodts-van Severen vóór de jaren 1300 gemaakt, staan de volgende rijmreken te lezen.

Vander seven blomme daer Maria, die moeder godts, bij ghelijken wort.
 
Waerde fonteyne, gloriose
 
Moeder ende maeght ghebenedyt.
 
Maria, scoen bloeyende rose.
 
Boven al ghy vrauwe syt!
 
Ghi droecht den heere, die in 't cryt
 
Voor ons campte ter rechter noene.
 
Dat was ons allen een profyt,
 
Als wy ons wachten van sonden te doene.
 
Conighinne, uwen prijs,
 
Zou die geren dichten int herten mijn.
 
O Maria! scoen bloeyende rys,
 
Ghy en mocht niet volpresen syn.
 
Duer den hemel scynt u anschiin
 
Ende verlicht al aerderycke,
 
Alsic aansie u beilde fyn.


illustratie

Een oud gebedenboek

ONDER de menigvuldige middelnederlandsche handschriften die in 1896 door de HH. De Flou en Gaillard van Brugge, op last van het Belgisch Landsbestuur, in het British Museum van Londen onderzocht en opgeteekend wierden, treffen wij een oud gebedenboek aan van de tweede helft der XVe eeuw.

Daarin staat er o.a. eyn mynlike bedijnge te lezen tot alle den heiligen lede Jesu, geheiten Jhesus croen, waarvan hier een uittreksel volgt.

Fol. 9 ro. Gebenedijt moeten daer om sijn, o alre suetste Jhesus, alle dijn heilige leden, die tot alre tijt soe swaerlic gedruct ende gepijnt waren om mi armen verloren mensche. Want du was inden iersten gepijnt in dijnen voeten, niet alleyn overmits den nagelen aenden cruce, mer oec met voel vermoeitheit vanden wege inden nederloep dijns lijdeliken gecruysten levens met voel arbayts in den gaen: in dynen schenen, indien dat si dat lichaem droegen; in dijnen knyen met neder vallen ende met knyebuyginge; inden beynen metdien dat alle dat lichaem op hem

[pagina 31]
[p. 31]

stoenden. Ende in alle der vergaderinge dijnre leden soe du teder waerstu dicwijl met voel arbeyts vermoyt, soe du teder ende van edelre complexien waers onderworpen alsoe haerden arbeyt als roepen, waken, predickende ende bedende op haerde steden liggende ende dicwijl op die bloete erde vernachtende, ende wesende inder woestijn xl. dage ende xl. nacht, ende dicwijl waerstu met dynen armen ende versmaden discipulen te voel steden onwerdelic ende haerdelic tractiert ende bewilen verworpen ende versmaet.

O, rechter voet der heiliger gangen mijns heren Jhesu Criste, die overmits den ganc der mynnende naercomelinge gelaten hebt die voetstappen alre doechden ende alle die werelt gedragen hebt met uwer cracht ende ten lesten aenden cruce wredelic genagelt worden. Ic aenbede u werdelic ende cusse u ernstelic ende bid dat mi vergeven moet werden soe wat ic staende of gaende gesundicht heb.

O, scoen beyn ende oetmoedige knyen mijns heren Jhesu Criste, die dic inden gebede op die bloete erde gestrecket ende gebuyckt gelegen hebben ende in die uterste passien met swaren prekelingen vermoeit waren. Ic aenbede u oetmoedelic ende cusse u ynnichlic ende bid dat mi genadelic vergeven werde dat ic dicwijl inden godliken dienst traech ende ondevoet geweest heb. Amen.

Andere en dergelijke gebeden volgen elkander op tot: ‘dijn leden die dat leven ende ademtocht geven,’ - ‘die alre heilichste borst,’ - ‘die alre verduldichste rugge,’ - heilige scholderen,’ - ‘suete mont, (die) was seer gepijnt beyde van Judas des verraders stinckende cussen, ende des edics,’ - ‘edel aensicht,’ - ‘salige oren,’ ‘alre claerste ogen,’ die ‘in die perse des doets verdonkert’ wierden, - ‘dat godlike hoeft.’

In een gebed dat de H. Vader Franciscus dagelijks plag te lezen komen de volgende uitdrukkingen: mishoepen (wanhopen); - o godlike schathuys; - roselaer bloet; roeseliken dauw; - waelruykende albaster; - mit roeseliker verwen; - ‘dat, overmits die inwerkinge des Heiligen Geist, in my luchten moet een aenbeeldinghe dijnre afgrondige oetmoedicheyt.

Uit het Rosengertken zijnde eenige overwegingen op het lijden des Heeren, wierden de volgende zeggenissen aangestipt: Levende wtscolpende fonteyn der godliker ontfermherticheit; - het gelieve dy mitter roeden dijns heiligen lijdens soe crachtelic te slaen op die keye mijnre versteynder herten; - als een onnoesel lam voer Judas den verstormden leuwe; - als verveerde kuyckxkens onder der moeder vloegelen; - o, onverscheplike fonteyn der levendiger wateren.

O welk een wasem van godsvrucht stijgt er uit die oude, eenvoudige gebeden op! Voorwaar onze vaderen baden in schoone en verhevene tale. In hun innigste zielsgesprek met den Heer vonden ze woorden, wendingen en uitdrukkingen die de tolk waren

[pagina 32]
[p. 32]

van hun eenvoudig geloove, van hunne allervierigste liefde tot God en nu nog de ziel roeren van alwie ze uit het stof der boekzalen opdelft.

Wie zal er eens heel dit gebedenboek uitschrijven en het in het licht geven ten oorbore van allen die eens zouden willen bidden zooals onze vaderen baden?



illustratie

Biekorf ontving over eenigen tijd, uit Kortrijk, de gemoedelijke verzekens die hier volgen:

 
IS in uwen breeden korf,
 
Is er nog een plaatsken open?
 
'k Kwame er, zoo ik binnenmocht
 
Soms een stondeke ingekropen.
 
'k Ben geen van die noeste bie'n,
 
Die in kanten, die in hoeken
 
Zwerven steeds van blom tot blom
 
Om het zoete er uit te zoeken
 
En met buiken zwaar belaân
 
Weder naar den korf te gaan!
 
 
 
'k Ben maar eene leêge bie!
 
Want, wat gonzen en wat ronken,
 
Somtijds goed en dikwijls slecht,
 
Is al waar ik meê kan pronken.
 
Toch, indien mijn biegegons
 
De andre bie'n soms kon behagen,
 
'k Zou vol vreugde in uwen korf
 
Wel een plaatsken willen vragen:
 
't Zijn niet enkel honingbie'n
 
Die wij in de korven zien.

Fr. H. van 't H.H. Ong. Carm.

 

Gons en ronk maar! De andere bie'n zullen er zooveel te blijmoediger om zijn aan het werk.



illustratie

 
BETER nen brom
 
als een bieze.
 
***
 
Een nagel houdt meer
 
als honderdduist woorden.
 
***
 
Daar de uilen aan de keersen fretten
 
moet de koster op zijn zaken letten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken